De Grote Slenkvallei (ook bekend als de Oost-Afrikaanse slenk of de Grote Riftvallei) is een enorm stelsel van slenken. In de geologie wordt een stelsel van slenken een rift genoemd; een gebied waar twee tektonische platen uit elkaar bewegen. Tussen twee breukvlakken die veroorzaakt werden door werking van het magma onder de aardkorst, ontstond een duizenden kilometer lange verzakking. Dezelfde onderaardse tektonische krachten die de breuk veroorzaakten, bewerkstelligen ook het langzaam uiteendrijven van de continenten welke dus een kloof in de aarde heeft veroorzaakt.
Deze kloof begint in Turkije waar deze via de Dode en de Rode Zee naar Ethiopië loopt. Aan het zuidelijke eind van de Rode Zee merkt men een splitsing op. In zuidwestelijke richting gaat de vallei verder onder de naam ‘De Grote Riftvallei’. In oostelijk Afrika scheidt de vallei zich in tweeën; de Westelijke rift en de Oostelijke Rift. De westelijke rift, soms ook de Albertine Rift genoemd van loopt via Uganda naar Tanzania; de oostelijke arm komt via Kenia Tanzania binnen. Nadat de armen Tanzania verlaten komen ze weer samen in Malawi en eindigen voor de kust van Mozambique. Het Tanganyikameer is te vinden in de westelijk arm. De totale lengte van de Great Rift Valley bedraagt meer dan 9700 kilometer.
Ontstaan grote meren
Als gevolg van het ontstaan van de Great Rift valley ontstonden er ook verschillende grote meren in de slenken, waaronder Lake Natron, Lake Manyara en Lake Tanganyika. Dit hele proces is naar schatting zo’n 20 miljoen jaar geleden begonnen. Geologen denken dat het meer tussen de 7 en 10 miljoen jaar oud is waardoor het 1 van de oudste meren ter wereld zou zijn. Op basis van het grote aantal sponzen, slakken en 2-schelpigen is lange tijd aangenomen dat het meer zijn oorsprong vond in de zee. Tegenwoordig wordt echter aangenomen dat het meer langzaam door de Malagarasi en andere rivieren is gevuld met zoet water.
Landschappelijk is de Rift Valley zeker indrukwekkend, het schijnt zelf vanaf de maan met het blote oog te zien zijn. De breedte varieert van 50 tot 300 km. Op sommige plaatsen rijzen de wanden bijna loodrecht omhoog. De diepte loopt uit van honderden tot zelfs duizenden meters. Volgens geologen zou deze slenk de oudste zijn. Naar verwachting scheurt ooit het oostelijk deel van Afrika langs deze breuklijn af en drijft weg.
Ontdekking van het Tanganyikameer
In 1856 werd aan Richard Francis Burton gevraagd om een reis te maken naar Oost Afrika. Het doel was de bron van de Nijl te vinden. Hierbij koos hij ervoor om John Hanning Speke met hem mee te laten gaan. Beide mannen reisden naar het binnenland van Zanzibar. Vanuit hier vertrokken ze in 1857 de Oost-Afrikaanse binnenlanden in. Tijdens deze reis ontdekten ze het Tanganyikameer.
Geologie
Het Tanganyikameer is verdeeld over vier landen, namelijk Burundi in het noorden, de Democratisch Republiek van Congo (voormalig Zaïre) in het westen, Tanzania in het oosten en Zambia in het zuiden. Congo en Tanzania bezitten respectievelijk 45% en 41% van het meer. Het meer is ongeveer 670 kilometer lang en op het breedste punt 50 kilometer breed. Met een oppervlakte van 34.000 vierkante kilometer, en een volume van ruim 18.900 kubieke kilometer behoort het Tanganyikameer tot 1 van de grootste zoetwaterreservoirs ter wereld.
De gemiddelde diepte van het meer is ongeveer 570 meter en met een maximale diepte van 1470 kilometer is het Tanganyikameer het op een na het diepste meer van de wereld. Het wordt slechts overtroffen door het Baikalmeer. Hier bedraagt de maximale diepte namelijk 1742 meter. Ter vergelijking, de oppervlakte van het meer is iets groter dan de totale oppervlakte van het land België. Het volume is vergelijkbaar aan de helft van dat van de Noordzee.
Het Tanganyikameer kan worden onderverdeeld in een noordelijk en een zuidelijk deel. Het noordelijke deel is maximaal zo’n 1300 meter diep en het zuidelijke deel heeft een diepte van zo’n 1470 meter. Het noorden en zuidelijke deel van het Tanganyikameer worden van elkaar gescheiden door middel van een onderwatergebergte van ongeveer 600 meter hoog, welke van het oosten naar het westen loopt. Men vermoed dat in de oudheid het noordelijke en zuidelijke deel van het Tanganyikameer van elkaar gescheiden zijn geweest en dat het meer zich pas later tot de huidige waterstand gevuld heeft. Het is interessant om te weten dat van vele cichliden soorten in het meer een noordelijke en een zuidelijke variant bestaan denk hierbij aan de Cyphotilapia frontosa en gibberosa, de noordelijke en zuidelijke varianten tonen dan ook grote verschillen.
Temperatuur en watersamenstelling
Lake Tanganyika geniet een opmerkelijke stabiliteit met betrekking tot de temperatuur. Er is iets minder dan 3 graden verschil tussen het oppervlak en de bodem. De temperatuur ligt tussen de 23,5 op de bodem tot 26,5 graden aan de oppervlakte. Volgens een aantal onderzoekers zijn vulkanische activiteit aan de onderkant van het meer de reden voor de contante temperatuur.
Door de enorme diepte van het meer en de tropische ligging verhindert het de mening tussen de oppervlaktelaag en de diepere wateren. Er is geen omzetting van de watermassa mogelijk. Hierdoor komt het dat water dieper gelegen dan 125 meter. Anoxisch is, ook wel fossielwater genoemd. In dit dieper gelegen water is de zuurstof dan ook zo goed als verdwenen men zal hier dus ook geen vissen aantreffen aangezien hier geen leven meer mogelijk is. Deze beperken zich tot de bovenste waterlagen in het meer.
Het water van het Tanganyikameer heeft een hoog mineraalgehalte. Het resultaat hiervan is dat de pH waarde in het alkalische gebied komt te liggen. Door de hoge pH-waarde (8,5 tot 9.1) van het Tanganjika water lossen de slakkenhuizen, na het overlijden van de slak, niet langzaam in het water op. In plaats daarvan rollen ze naar verdiepingen in de bodem en daar vormen ze een ideaal onderkomen voor kleine cichliden.
Het Tanganyikameer telt rond de 210 vissensoorten. Van de soorten is 72% endemisch. Dit betekend dat ze enkel en alleen in dit meer voorkomen en 90% behoort tot de familie van de cichliden. Er zijn 170 endemische soorten cichliden Veel soorten zijn wellicht nog niet ontdekt. Er zijn zo ongeveer 75 rotsbewonende (37%) cichlidensoorten in het Tanganjikameer. In het overgangsbiotoop: 35 soorten (17%), zand of modderbodem: 38 soorten (19%), open kustwater: 21 soorten (10%), het diepe water: 19 soorten (9%), de slakkenhuisbewoners: 18 soorten (8%).
Biotopen van het Tanganyikameer
In het Tanganyikameer zijn verschillende soorten leefgebieden te onderscheiden we praten dan over 6 verschillende gebieden die biotopen worden genoemd. Elk biotoop heeft zijn eigen kenmerken en bewoners.
De rotsachtige kust
De rotsachtige kust kan worden onderverdeeld in drie verschillende onderdelen: de ondiepe rotsachtige kust, het rotsachtige sediment vrije biotoop, en het rotsachtige biotopen bedekt met sediment. Dicht bij de oppervlakte, vindt u het ondiepe rots biotoop en haar inwoners. . Als u verder omlaag gaat, zult u in een steile rotsachtige omgeving terecht komen waar geen sediment kan samenkomen – het rotsgebied zonder sedimenten. Onderaan dit biotoop is de derde en laatste rots biotoop, dit rotsachtige gebied is wel met sediment bedekt.
Het ondiepe rotsachtige kust biotoop
De kust- en oeverzone is het rotsgebied dat zich uitstrekt van de kust tot enkele tientallen meters het meer in. Het ondiepe rotsachtige kust gebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van stenen. Deze kunnen variëren in grootte, van kleine kiezels tot grote keien,. De rotsen liggen in groepen of verspreid op de zandige grond.. De ondiepe rotsachtige kust hoeft niet altijd als ondiep worden gezien. De diepte kan namelijk op sommige delen van het Tanganyikameer oplopen tot dieptes van 22 meter. Maar in de meeste gebieden van het meer is het echter veel ondieper.
De ondiepe rotsachtige kust gebieden bieden de cichliden een grote hoeveelheid aan voedsel. Dit heeft geleid tot een felle territorium strijd tussen de soorten om deze grond. Wanneer cichliden in deze ondiepe wateren leven is er niet alleen dreiging van roofdieren onder water maar ook komt de dreiging van bovenaf. Vogels zijn hierbij een constante bedreiging. Dankzij een gecamoufleerd patroon van de cichliden zorgt deze ervoor dat de vis moeilijk te herkennen is voor de boven het water zwevende vogels De vis is amper waar te nemen wanneer deze beweegt in de achtergrond van de glinsterende golven. Men kan hier cichlide soorten aantreffen zoals Tropheus soorten en de Eretmodus, zij leven van de algen die op de stenen groeien. Er komen echter ook holenbroedende soorten zoals Julidochromis, Chalinochromis en (neo)lamprologus voor, net als meervallen en stekelalen.
Rotsgebied zonder sediment
Het rotsachtige gebied zonder sediment heeft niet al te veel keien; men praat hier juist over rotsen van middelgrote tot zeer grote omvang. Rotsformaties van vele meters zijn niet ongewoon in deze omgeving, en zelfs de kleinere rotsen zijn meer dan 1 meter in diameter. Dit sediment vrije gebied verloopt meestal zeer steil en er is geen zand voor de rotsen om op te rusten. Aangezien er geen sediment is, kan het gehele gebied worden bedekt met algen waartussen allerlei kleine dieren wonen, denk hierbij aan micro-organismen en kreeftachtige. Men kan op sommige plaatsen zeer grote groene velden met alg aantreffen. Vanwege deze overvloed aan voedsel is er ook hier een hevige concurrentiestrijd tussen de vissen omtrent het territorium.
Rotsgebied bedekt met sediment
Dit leefgebied ligt verder naar beneden, waar de helling niet zo steil is, meestal op een diepte tussen de 3 en 14 meter. De vele rotsen zijn hier bedekt met het sediment afkomstig van hogere waterlagen en hierdoor is de groei van algen niet zo weelderig als in de twee hierboven omschreven gebieden. . Het zal wel nog voldoende voedsel bevatten voor de vele kleine cichliden soorten welke zich schuil houden tussen de rotsen.
Op de grotere dieptes in de rotsachtige gebieden, vanaf een meter of 15, komen ook rovers als Cyphotilapia frontosa en Lepidiolamprologus Nkambae voor. Aufwuchseters tref je vanaf deze diepte niet meer aan. Door de afnemende kracht van het zonlicht de algen niet voldoende groeien.
De brandingszone
De brandingszone is beperkt tot de bovenste 3 meter van de waterkolom langs de kust. Het water in de brandingszone is zeer zuurstofrijk vanwege de enorme turbulentie wat word veroorzaakt door continue golfslag. Tegelijkertijd is er een grote CO² opname in de atmosfeer. Dit leidt tot een minimale verhoging van de pH in de brandingszone ten opzichte van de andere biotopen. Door de continue menging van de toplaag en de onderliggende laag blijft de temperatuur van het water constant.
In dit biotoop vindt u cichliden die speciale anatomische kenmerken hebben ontwikkeld om de sterke krachten van het continu bewegen van het water te kunnen overleven. Een voorbeeld van een dergelijke cichliden die hier voorkomen zijn de grondelcichliden Denk hierbij aan de Eretmodus cyanostictus. Een van die ontwikkelingen is dat de zwemblaas slecht ontwikkeld is. Dit heeft tot gevolg dat de grondelcichliden niet echt kan ‘zweven’ in het water maar zich meer hupsend voortbeweegt. Ze rusten liever op de bodem of op de rotsen. In het meer leven ze in de allerbovenste laag van het meer. Hier zijn door de grote hoeveelheid licht en zuurstof de rotsen rijkelijk begroeid met algen welke dan ook op hun menu staan.
De zandbodem
De rotsachtige kust loopt geleidelijk over in een zanderige bodem. Vanaf een diepte van 10 tot 20 meter heet deze overgang het sublitorale benthaal. In de ondiepere overgangsgebieden tussen zandbodem en de rotszone komen grote plantrijke gebieden voor. Planten die men hier aan kan treffen zijn kleinere Vallisneria- en Myriophyllumsoorten. Planten worden tot een diepte van zo’n anderhalve meter aangetroffen. In deze plantrijke gebieden komen soorten als Simochromis dardennii en Ctenochromis horeii voor.
Scholen
Het zandbodem biotoop is het resultaat van miljoenen jaren erosie, een proces dat vandaag nog steeds voort duurt. De flora in dit gebied is uiterst zeldzaam. In tegenstelling tot de rotsachtige gebieden, beschikt de zandbodem niet over een groot aantal rotsen en kloven waar de vissen beschutting kunnen zoeken. In minder dan 10 % van deze gebieden zijn rotsen waar te nemen. Cichliden uit het zandige biotoop zijn daarom vaak vissen die in scholen leven. Deze scholen leven in groepen welke kunnen uitlopen tot enkele honderden exemplaren. Leven in scholen vermindert het risico op gevaar. Een bijvoorbeeld van een soort die men kan aantreffen in dit biotoop zijn de Callochromis en Xenotilapia cichliden.
Slakkenhuiscichlide
De vorm het gedrag en de kleuring van zand filterende cichliden zijn meestal gericht op camouflage, want dit is zeer belangrijk in dit biotoop. Deze cichliden hebben ook hun levensstijl en gedrag aangepast om te kunnen overleven, een dergelijke aanpassing is zoals de mogelijkheid om te duiken in het zand als een roofdier te dichtbij komt en weg te vallen in het zand. Sommige soorten hebben zelfs speciale sensorische organen die hen waarschuwen over mogelijke bedreigingen.
Een opvallend kenmerk van het zandige biotoop is de reusachtige overvloed van verlaten slakkenhuizen. In de meeste andere meren, dwz meren waar de pH-waarde neutraal of zuur is, zouden deze slakkenhuizen geleidelijk oplossen. Het harde en alkalisch water van het Tanganyikameer voorkomt dat dit gebeurt en de schelpen zullen dus ophopen en een deel van de bodem zelf worden. Een aantal cichliden in dit gebied hebben zich hieraan aangepast en profiteren van deze situatie. Ze gebruiken de lege slakkenhuizen voor bescherming door erin en rond te verblijven en hun eieren erin af te zetten. Dergelijke cichliden worden vaak aangeduid als ‘slakkenhuiscichlide’.
Als men een betere kijkje neemt op zand bewonende Tanganyika cichliden ziet u dat een groot aantal soorten een gebit met schuine tanden vertoont. Deze stand van de tanden maakt het mogelijk voor de cichliden om efficiënt zand uit de bodem op te scheppen en bijvoorbeeld begraven garnalen uit het zand kan filteren. Het overtollige zand zal via de kieuwen weer naar buiten komen. Een van de soorten slakkenhuiscichliden die hier voorkomt is Lamprologus multifasciatus
De modderige Bodem
De gebieden met de modderige bodems worden meestal gevonden op dieptes tussen de 10 en 60 meter. Het zijn over het algemeen vlakke bodems met soms een kleine afdaling. De modderige bodem bestaat voornamelijk uit modder ingevoerd door toevloeiende rivieren. Deze modder bestaat niet alleen uit fijn zand maar uit organische afval producten (uitwerpselen, dode en vervallende organismen, etc. etc.). De modder bevat tal van bacteriën die dienen als voedsel voor diverse micro-organismen welke weer als voedsel dienen voor insecten, kreeftachtigen, weekdieren en schaaldieren. Deze kleine kreeftachtigen, schaaldieren ed zijn op hun beurt weer een grote bron van voeding voor veel cichliden. Er zijn ook verschillende soorten cichliden die zich voeden met plankton.
De modder vormt een stevig massa welke stabiel genoeg is voor diverse cichliden om holen en tunnels in te kunnen graven. Sommige soorten hebben dan ook een levensstijl ontwikkeld die afgestemd is op deze modderige bodems. Een voorbeeld hiervan is de Neolamprologus kungweensis, een hele kleine cichlide die zich hier ophoud en tunnels bouwt in de modderbodems.
De Pelagische Wateren
De Pelagische wateren is het open watergebied liggend uit de kust tussen het oppervlakte water en de zuurstofarme diepere gelegen waterlagen. Het is natuurlijk niet verwonderlijk dat aangezien het Tanganyikameer een groot en uitgestrekt meer is, dat deze water biotopen ook er erg groot uitvallen. Het sterke zonlicht levert energie voor een bloeiende bevolking van fytoplankton die dient als voedsel voor zoöplankton. Het zoöplankton dient als voedsel voor de grote scholen vrijzwemmende vissen, de meeste van hen zijn niet-cichliden. Een voorbeeld van scholen niet cichliden is de Lamprichthys tanganicanus. Een voorbeeld van een school zwemmende cichlide is Cyprichromis leptosoma. Er zijn een paar cichliden soorten die leven in de open wateren en zich direct voeden met de plankton, denk hierbij aan de Tangachromis en Greenwoodochromis, maar een meerderheid van de cichliden soorten gevonden in deze wateren zijn roofvissen die zich voeden met vissen uit de scholen. Voorbeeld hiervan is de Haplotaxodon microlepis.
De Bentische Wateren
Hierbij praten we over de dieper gelegen gedeeltes van het meer. Omdat hier weinig turbulentie in het water is brengt het weinig zuurstof naar de diepere regio’s. Vis die wil overleven in de benthische wateren moet dus omgaan met een lage zuurstofspiegel. Aangezien de sterke Afrikaanse zon ook deze dieptes niet weet te bereiken hebben vele soorten cichliden zich aangepast om hun weg in het zwakke licht of de volledige duisternis te kunnen vinden. Onder de benthische wateren zal men geen vissen meer aantreffen aangezien deze niet kunnen overleven in verband met het extreme gebrek aan zuurstof. Een bekende bewoner van de diepere wateren is de Benthochromis tricoti .
Dit artikel word aangeboden door: www.mopampa.nl (niet meer beschikbaar)
Beste,
“De gemiddelde diepte van het meer is ongeveer 50 meter en met een maximale diepte van 1470 kilometer” moet zijn :”De gemiddelde diepte van het meer is ongeveer 500 meter en met een maximale diepte van 1470 meter”
Alvast bedankt.
Je hebt helemaal gelijk, ik ga de tekst meteen aanpassen.