Kweekverslag Trichopodus leerii (Diamant Goerami)
Het kweken van aquariumvissen is al jarenlang mijn grootste passie. Vooral de soorten waarbij je echt moeite moet doen, trekken mij het meest aan. Ik zoek de uitdaging in het kweken van vissen die niet vanzelfsprekend of eenvoudig zijn, omdat juist het doorzetten en volhouden mij de meeste voldoening geeft. In de loop der jaren heb ik meer dan vijftig verschillende soorten gekweekt, van talloze tetra’s uit de Hyphessobrycon-familie tot diverse regenboogvissen, Pseudomugil-soorten en zelfs lastiger soorten zoals Dwergkogelvissen.
Het kweken van de Trichopodus leeri, beter bekend als de Parelgoerami of Diamantgoerami, was voor mij zo’n uitdaging. Hoewel de soort vaak wordt omschreven als relatief eenvoudig te kweken, verliepen mijn eerste pogingen niet zonder problemen. Toch gaf dat juist extra motivatie om door te zetten. Uiteindelijk leverde dit project een prachtig resultaat op met honderden jongen, maar belangrijker nog: waardevolle ervaring die ik graag deel met andere aquariumliefhebbers.
In dit verslag neem ik je stap voor stap mee in mijn aanpak: van de voorbereiding en conditionering van de ouderdieren, tot de inrichting van de kweekbak, het kweekproces zelf en de opfok van de jongen. Ook deel ik mijn persoonlijke ervaringen, wat er goed ging, en welke keuzes ik de volgende keer misschien anders zou maken.
Voorbereiding van de kweek
Een succesvolle kweek van Trichopodus leeri begint bij een zorgvuldige voorbereiding. Voor mij is dit misschien wel het belangrijkste deel van het hele proces. Het zijn juist de weken of zelfs maanden vóór de daadwerkelijke kweek waarin de basis wordt gelegd voor succes. Gezonde, volwassen ouderdieren die goed gevoed en geconditioneerd zijn, maken het verschil tussen mislukken en slagen.
Aanschaf van het koppel
Mijn koppel Parelgoerami’s kocht ik min of meer spontaan. Het was een impulsieve aankoop met de gedachte: “die wil ik ook nog eens proberen.” Het ging om halfvolwassen tot volwassen dieren die er bij aankoop al mooi uitzagen, maar die door goed voeren thuis nog duidelijk voller en sterker werden. Vooral het vrouwtje ontwikkelde zich zichtbaar: ze kreeg een ronde buik vol met eitjes. Omdat ik slechts één koppel had, viel er niets te selecteren uit een groep, maar dat bleek uiteindelijk geen probleem te zijn.
Conditionering van de ouderdieren
Na aanschaf kregen de vissen eerst de tijd om te wennen aan mijn leidingwater en aan mijn dagelijkse routine. Dat geduldige proces is een vast onderdeel van mijn manier van werken: ik zet nieuwe vissen niet direct in voor de kweek, maar geef ze maandenlang rust en overvloedig voer in een ruim gezelschapsaquarium.
Het dieet bestond vooral uit levend voer zoals tubifex, artemia, rode muggenlarven en watervlooien. Daarnaast gaf ik verschillende soorten droogvoer, zodat ze ook daaraan gewend bleven. Deze combinatie zorgde niet alleen voor een uitstekende conditie, maar ook voor intensere kleuren en een duidelijke toename van de vitaliteit.
Scheiding van man en vrouw
Enkele maanden voor de kweek scheidde ik het koppel. Zowel de man als de vrouw kregen een eigen aquarium, samen met andere vissen die ik later nog wilde kweken. Dit had twee belangrijke voordelen: de vrouw kreeg rust en de kans om zich zonder druk van een mannetje verder te ontwikkelen, terwijl beide vissen afzonderlijk rijkelijk gevoerd konden worden.
Na twee tot drie maanden was het resultaat duidelijk zichtbaar. Het vrouwtje zat vol met eitjes en het mannetje was intens op kleur en in topconditie. Dat was voor mij het teken dat ze klaar waren voor de overstap naar de kweekbak.
Waterwaarden tijdens de voorbereiding
In tegenstelling tot veel andere soorten die aangezuurd osmosewater nodig hebben, zoals de meeste tetra’s, zijn Diamant Goerami’s opvallend weinig kritisch. Ik hield mijn ouderdieren gewoon in leidingwater met een pH van ongeveer 8, een TDS rond de 200 en een temperatuur van 24 graden Celsius. Het feit dat ze zich hier goed in ontwikkelden, maakt deze soort toegankelijk voor een brede groep aquariumliefhebbers.
Het kweekaquarium
Voor het kweken van de Trichopodus leerii (Parelgoerami) heb ik een speciaal kweekaquarium ingericht. Dit aquarium had een inhoud van ongeveer 30 liter (40 x 30 x 25 centimeter) en bood daarmee voldoende ruimte voor een koppel om hun baltsgedrag en de bouw van een schuimnest goed uit te voeren. Ik koos bewust voor een apart aquarium, zodat de vissen in alle rust konden kweken en er geen verstoring zou zijn van andere aquariumbewoners.
Inrichting en indeling
De inrichting hield ik vrij eenvoudig, omdat dat voor het kweken van goerami’s beter werkt. Ik plaatste een potje met Javavaren zodat de vrouw zich wat kan vertoppen. In de hoek van het aquarium plaatste ik een stukje piepschuim van 15 x 15 centimeter. Dit zorgt voor een gedempte lichtinval, wat de vissen een veilig gevoel geeft en stress voorkomt. Het piepschuim wordt door de man gebruikt om zijn schuimnest onder te bouwen. Het piepschuim geeft het schuimnest wat ondersteuning.
Waterwaarden en stroming
Voor de waterwaarden zijn Diamant Goerami’s niet erg kritisch De temperatuur lag rond de 24 graden Celsius. Voor de pH hield ik gewoon het kraanwater aan met een pH van 8.0 en een TDS van 200.
Een belangrijk aspect was de stroming. Goerami’s zijn labyrintvissen die in de natuur in rustig stromend of stilstaand water leven. Het schuimnest zou snel beschadigd raken bij een te sterke waterstroom. Het aquarium is voorzien van een sponsfilter maar om het schuimnest niet te verstoren heb ik het filter uitgezet.
Het kweekproces
Voor deze geslaagde kweek ben ik niet in één keer succesvol geweest. Ik had vooraf al drie mislukte pogingen achter de rug. Telkens liep het spaak doordat het mannetje in zijn broeddrift zo agressief werd dat hij het vrouwtje direct wegjoeg. Het leek er steeds op dat de omstandigheden goed waren, maar dat het vrouwtje simpelweg nog niet klaar was voor de kweek.
Een andere aanpak
Na deze ervaringen besloot ik het anders aan te pakken. Ik gaf het koppel eerst een paar weken rust en plaatste vervolgens alleen het vrouwtje in de kweekbak. Zij kreeg daar twee dagen de tijd om te wennen aan de omgeving en tot rust te komen. Pas daarna zette ik het mannetje erbij. Zoals verwacht begon hij vrijwel meteen met de bouw van zijn schuimnest en joeg hij het vrouwtje weg, maar dit keer gebeurde dat veel minder agressief. Ik besloot niet in te grijpen en liet ze met rust. Al snel werd duidelijk dat het vrouwtje dit keer meer belangstelling toonde: ze bleef regelmatig terugkeren naar het nest van het mannetje. Achteraf denk ik dat ze bij de eerdere pogingen simpelweg nog niet rijp genoeg was om af te zetten.
De paring
Toen ik een paar uur later weer bij de bak keek, was het zover: het koppel was duidelijk aan het paren. Het hele proces verliep opvallend vlot. Ik heb slechts één omstrengeling gezien, en binnen een kwartier was de afzet al voorbij. Kort daarna werd het vrouwtje door het mannetje weggejaagd en nam hij de zorg voor het nest volledig op zich. Met een zaklamp zag ik dat er eitjes in het schuimnest aanwezig waren. Op dat moment heb ik het vrouwtje verwijderd om verdere agressie te voorkomen.
Het schuimnest en de eieren
Het schuimnest zelf was ongeveer even groot als het stuk piepschuim dat in de bak lag: zo’n 15 bij 15 centimeter. Het mannetje gebruikte uitsluitend schuim voor de bouw, zonder toevoeging van plantenmateriaal. In totaal schat ik dat er tussen de 500 en 600 eitjes zijn afgezet. Opvallend genoeg waren ze allemaal bevrucht: ik heb geen enkel wit of beschimmeld eitje kunnen ontdekken.
Uitkomen en grootbrengen van de jongen
De eitjes kwamen al vrij snel uit: binnen anderhalve dag na de afzet verschenen de eerste stipjes aan de oppervlakte van het water. De larven bleven de eerste dagen roerloos hangen, vlak onder het schuimnest. Pas na drie tot vier dagen begonnen ze voorzichtig vrij te zwemmen.
Omdat ik dacht dat het mannetje af en toe jongen opat, heb ik hem, misschien wat onterecht, toch verwijderd. Normaal gesproken laat ik het mannetje tot dat moment bij het nest, maar dit keer wilde ik geen enkel risico nemen. Vanaf dat moment lag de volledige zorg voor de jongen bij mij.
Eerste voeding
Zodra de jongen vrij begonnen te zwemmen, ben ik direct gestart met voeren. Ik houd altijd een cultuur van paramecium (infusoria) paraat voor dit soort momenten. Vanaf de eerste dag gaf ik twee keer per dag een flinke hoeveelheid. Het mooie van paramecium is dat je er eigenlijk niet te veel van kunt geven: de jongen eten voortdurend kleine beetjes, waardoor overvoeren geen probleem vormt.
Naast het voeren zette ik ook zachtjes de sponsfilter weer aan. Hierdoor ontstond er een lichte watercirculatie, zonder dat de jongen in gevaar kwamen. Dit hielp om het water helder en gezond te houden.
Overstap naar ander voer
De jongen waren bij het vrijzwemmen nog maar heel klein, ongeveer 2 millimeter. Ze hadden dus echt microscopisch klein voer nodig in de eerste dagen. Na een week begon ik af en toe ook heel fijn poedervoer en kleine beetjes pas uitgekomen artemia te geven. Hoewel het merendeel daar in het begin nog niets mee kon, is er altijd wel een enkel dapper jong dat vroeg overstapt. Na een tot twee weken schakelde de meerderheid van de groep echt over van paramecium naar artemia, wat je ook meteen terugzag in hun groeitempo.
Opfok en verdere verzorging
Zodra de jongen de eerste, kwetsbare fase voorbij waren en goed artemia aannamen, merkte ik dat de kans op problemen eigenlijk minimaal werd. Vanaf dat moment draaide de verzorging vooral om veel en regelmatig voeren en het waarborgen van een stabiele waterkwaliteit.
Waterkwaliteit en verzorging
In mijn aquariumruimte zijn alle bakken aangesloten op een automatisch waterververssysteem. Dit maakt het mogelijk om dagelijks kleine hoeveelheden water te verversen, zonder de jongen te veel te storen. Het frisse water draagt bij aan een constante waterkwaliteit, wat essentieel is voor de snelle groei van jonge Parelgoerami’s.
Voeding en groeifase
Zodra de jongen volledig waren overgestapt op artemia, voerde ik ze minimaal drie keer per dag. Het rijke dieet zorgde ervoor dat ze gestaag groeiden en al na vier tot zes weken een lengte van ongeveer één centimeter bereikten. In deze fase begon ik langzaam ook wat droogvoer te introduceren, zodat ze konden wennen aan andere voersoorten. Het geslachtsonderscheid liet zich echter pas veel later zien, bijna tegen de volwassenheid aan.
Overzetten naar grotere bakken
Naarmate de groep groeide, kregen ze meer ruimte nodig. Ik heb de jongen daarom overgezet naar een groter aquarium van honderd centimeter, waar ze verder konden opgroeien. De hele groep van naar schatting vijfhonderd jongen ontwikkelde zich opvallend gelijkmatig: er waren geen grote verschillen in groei of overleving.
Resultaat en uitzet
Toen de vissen groot genoeg waren, heb ik de volledige groep verkocht. Daarmee sloot ik deze kweek met succes af: ongeveer 500 gezonde jonge Diamant Goerami’s, zonder noemenswaardige verliezen of problemen onderweg. Daarmee was dit project voor mij geslaagd en tijd om de volgende uitdaging te zoeken.
Tips en persoonlijke reflectie
Het succesvol kweken van Trichopodus leerii vraagt volgens mijn ervaring vooral om geduld en voorbereiding. Ik koop mijn vissen meestal als jongvolwassen exemplaren en besteed daarna eerst maanden aan het goed conditioneren. In die periode doe ik eigenlijk niets anders dan ze rijkelijk voeren met levend voer en ze laten wennen aan mijn water en verzorgingsroutine. Pas wanneer de dieren volwassen, gezond en goed doorvoed zijn, begin ik aan de daadwerkelijke kweekpoging.
Belang van voeding en infusoria
Een belangrijke les die ik bij deze kweek opnieuw bevestigd zag, is dat je niet kunt starten zonder een betrouwbare voeding voor de jonge visjes. Infusoria, en in mijn geval vooral paramecium, zijn onmisbaar. Vanaf het moment dat de jongen vrijzwemmen, voerde ik twee keer per dag een flinke dosis paramecium. Dat is veilig, want je kunt eigenlijk niet te veel voeren. Droog poedervoer kan een aanvulling zijn, maar daarbij is de kans op uitval aanzienlijk groter. Na een week of twee schakelen de meeste jongen over naar artemia, wat hun groei aanzienlijk versnelt. Zonder deze twee voeders is het naar mijn ervaring nauwelijks mogelijk om Leerii-jongen groot te brengen.
Geduld en timing
Een andere tip is om man en vrouw een paar weken te scheiden voor je ze samenbrengt. Dit vergroot de kans dat de vrouw goed gevuld met eitjes is en klaar is voor de paring. Zelf heb ik gemerkt dat te vroeg proberen vaak tot mislukte pogingen leidt, waarbij het mannetje agressief kan worden en de vrouw afstoot. Achteraf zou ik zelf nog langer hebben gewacht met de paring tot de buik van de vrouw echt duidelijk vol met eitjes zat.
Mooiste moment en leerpunten
Voor mij persoonlijk was het mooiste moment tijdens deze kweek het zien van de eerste jongen. Omdat dit het eerste nest van dit koppel was, twijfelde ik aanvankelijk of de eieren wel bevrucht zouden zijn. Toen de kleine stipjes aan de oppervlakte verschenen, was dat een bijzonder beloning voor de eerdere pogingen en de tijd die ik erin gestoken had.
Vergelijking met andere soorten
Hoewel ik drie keer moest proberen voordat het lukte, ervaar ik de Parelgoerami uiteindelijk als een redelijk toegankelijke soort om te kweken. In vergelijking met sommige tetra’s of met dwergkogelvissen zijn Leerii duidelijk makkelijker. Het vergt wel doorzettingsvermogen en de juiste voorbereiding, maar de kans op succes is groot als je de basisregels volgt. Ter vergelijking: het kweken van kardinaaltetra’s kostte me meer dan twintig pogingen en anderhalf jaar experimenteren voordat ik een stabiele methode vond. Inmiddels lukt dat heel goed, met steeds meer dan duizend jongen per kweek. De Leerii daarentegen leverde mij bij deze poging direct een groep van zo’n vijfhonderd jongen op.
Copyright foto’s
John de Lange