Melanotaenia boesemani - Man

Waterchemie bij Regenboogvissen

()

Kennis van de waterchemie kan in het begin nogal indrukwekkend overkomen, maar als men een aantal basisprincipes onthoudt, dan wordt het redelijk eenvoudig. De waarden van belang zijn: opgeloste zuurstof, temperatuur, pH, carbonaathardheid, hardheid en koolstofdioxide. Men moet te allen tijden de optimale waterwaarden nastreven om stress te minimaliseren. Overbezetting, tekort aan opgelost zuurstof, snelle verandering van temperatuut, onjuiste voeding en een verkeerde balans in de osmotische druk zijn welbekende veroorzakers van stress en moeten voorkomen worden. Iets minder optimale watercondities zijn niet onmiddellijk fataal, maar veroorzaken toch stress bij de vissen, wat kan resulteren in uitgestelde sterfgevallen of slechte groei.

Iedereen die zich bezighoudt met het houden van vissen zou moeten investeren in een set om water te testen. Een uitstekend beheersing van de waterkwaliteit geeft minder problemen bij visziekten, betere groei en verminderd gebruik van chemische behandelingen. De kosten van een watertestset betalen zichzelf terug door minder sterfte en meer plezier in de hobby. Voor aquariumgebruik is de uiterst geavanceerde apparatuur om het water te testen niet nodig om op goede informatie gebaseerde beslissingen te nemen.

Overbezetting van vissen in een gesloten watersysteem (zoals een aquarium) vereist regelmatige controles. Als de bezettingsgraad hoog is, dan moeten temperatuur, zuurstof, ammoniak, nitriet en pH regelmatig getest worden. Met een lagere bezettingsgraad kan ook met minder controle volstaan worden. Ongeacht de frequentie moeten de controles wel altijd op hetzelfde moment van de dag plaatsvinden. De tijd van de metingen en observaties moeten genoteerd worden. Het goed bijhouden van alle metingen is essentieel voor het succesvol houden van vissen.

Carbonaathardheid en hardheid kan minder frequent worden gemeten, wellicht eens per week, omdat die waarden niet zo snel veranderen. Koolstofdioxide (CO2) moet wel regelmatig gecontroleerd worden en de middelen om problemen te corrigeren zouden direct beschikbaar moeten zijn.

Het verdient de voorkeur om de opgeloste zuurstof ’s-morgens vroeg te meten, wanneer de condities die stress bij de vissen kunnen veroorzaken het meeste aanwezig zijn. De temperatuur en de pH daarentegen kunnen beter in de late namiddag worden gemeten. Het chloorgehalte in het kraanwater moet ook bepaald worden, zodat er eventuele correcties op plaats kunnen vinden.

Er zijn vele sets om water te testen verkrijgbaar, maar ze variëren nogal in kwaliteit en kosten. Men dient zich terdege te informeren en niet de eerste de beste set van de plank te halen. Oudere testsets zijn de belangrijkste oorzaak van inaccurate metingen, omdat de houdbaarheid van de verschillende reageervloeistoffen over datum is. Er zijn fabrikanten die de houdbaarheidsdatum op de flesjes zetten, maar die zijn helaas in de minderheid. Als men een set heeft waarop geen datum staat vermeld, dan zou men deze set moeten vervangen als men er meer dan 6 maanden mee heeft gemeten. Sets die gebruik maken van droge reageerstoffen zijn gewoonlijk beter dan de sets waarbij reageervloeistof wordt gebruikt. Vloeistoffen zijn over het algemeen goedkoper, maar worden naar verloop van tijd instabiel. Droge stoffen zijn wat dat betreft duidelijk in het voordeel. Droge stoffen kan men het best bewaren in afgesloten plastic zakjes; dit beschermt ze tegen zuurstof, vocht en licht totdat ze weer gebruikt worden.

Waterkwaliteitfactoren, testprocedures en aanbevolen waarden voor het houden van regenboogvissen in gevangenschap. Voor gedetailleerde informatie: zie literatuur.
Waterkwaliteitfactor Testprocedure Aanbevolen waarde
Carbonaathardheid Titatrie 50-200 ppm

calciumcarbonaat

Ammoniak

(geïoniseerd en niet-geïoniseerd)

Colorimetrisch

(Nesslerisatie of Salicylate)

Electrochemisch

niet waarneembaar
Kooldioxide Titratie <10 ppm
Chlorine/Chloramine Colorimetrisch niet waarneembaar
Opgelost zuurstof Colorimetrisch

Electrochemisch

Titratie

>5 ppm
Hardheid Titratie 50-250 ppm calciumcarbonaat
Nitraat Colorimetrisch <20 ppm
Nitriet Colorimetrisch niet waarneembaar
pH Colorimetrisch

Electrochemisch

Titratie

6.5-7.8
Temperatuur Thermometer 20-24°C (28°C bij kweek)

Carbonaathardheid (KH)

Carbonaathardheid is niet hetzelfde als de (totale) hardheid (GH) van water. Calcium en magnesium zijn vooral verantwoordelijk voor de hardheid. In de meeste wateren echter hebben KH en GH overeenkomende waarden, omdat de carbonaten en bicarbonaten die verantwoordelijk zijn voor de totale KH meestal in de vorm calciumcarbonaat of magnesiumcarbonaat voorkomen. Maar wateren met een hoge KH hebben niet altijd ook een hoge GH, omdat carbonaten ook kunnen voorkomen in de vorm van natrium- of kaliumcarbonaat.

De na te streven KH-waarde voor regenboogvissen is hoger dan 3 °DH tot een waarde van 12 °DH. Een nog hogere waarde zal regenboogvissen niet nadelig beïnvloeden, maar het kan wel invloed hebben op bepaalde chemicaliën die gewoonlijk in het aquarium aanwezig zijn. In vijvers blijft de KH redelijk constant (Noot v.d. vertaler: dit geldt misschien voor Australië, maar in Europa moet je de KH van vijvers wel in de gaten houden, onder andere als gevolg van zure regen daalt de KH in onze vijvers mogelijk ook), maar in een gesloten systeem als het aquarium zal het steeds lager worden als er niet iets toegevoegd wordt. (Noot van de vertaler: regelmatige waterverversingen stabiliseren de KH ook, tenzij je dat natuurlijk doet met water dat van zichzelf al een zeer lage KH heeft.) Door middelen toe te voegen die voor buffering zorgen zal de KH weer stijgen en de pH stabiliseren. De pH moet altijd in de gaten worden gehouden als de KH stijgt, omdat een hoge pH invloed heeft op de giftigheid van ammoniak.

De eenheden die worden gebruikt om de KH te meten zullen afhankelijk zijn van de gebruikte testmethode. Sommige gebruiken milli-equivalenten (mEg/l), graden DH, mg/l of parts-per-million (in de vorm van ppm van calciumcarbonaat-equivalenten). mEg/l staat voor milli-equivalenten per liter. (Noot van de vertaler: in Europa is graden DH de standaard maat voor zowel KH als GH. Wel zie je soms andere aanduidingen bij niet-Europese apparatuur en methoden. CaCO3, zoals hieronder gebruikt, is de chemische formule voor calciumcarbonaat)

Voor aquariumdoeleinden kun je de volgende conversiefactoren gebruiken:

• 1 mEq/l = 2.8 °DH = 50,04 mg/l (ppm) CaCO3

• 1 °DH = 17.9 ppm CaCO3

Koolstofdioxide (CO2)

Koolstofdioxide is een bijproduct bij de afbraak van organisch materiaal, vis en aquariumplanten en kan problemen bij veroorzaken bij de meeste regenboogvissen als de waarden hoger zijn dan 20 mg/L. De meeste soorten verdragen concentraties van 10 mg/L als de concentratie van opgeloste zuurstof maar hoog genoeg zijn. Goed onderhouden aquariums hebben over het algemeen een waarde van 5 mg/L aan vrij koolstofdioxide, hoewel de waarden op een dag kunnen variëren van 0 tot 15 mg/L.

Problemen met koolstofdioxide zijn enkel te verwachten in een aquarium waarin de visbezetting te hoog is, of waarin CO2 wordt toegevoegd ter ondersteuning van de plantengroei. Het CO2-gehalte kan behoorlijk hoog worden als er veel vissen worden gehouden en de waterdoorstroming laag is. Voldoende luchtcirculatie of waterbeweging aan het oppervlak en buffering van het water kan dan de CO2-waarde acceptabel houden. Voldoende buffering zal in eerste instantie het vrije CO2 verwijderen en het opslaan als reserve in bicarbonaat en carbonaatbuffers. Kleine waterwisselingen zal ook het CO2-gehalte verminderen.

Opgelost zuurstof

In het algemeen is het raadzaam om de concentratie van opgelost zuurstof dichtbij het punt van verzadiging te houden. Goede waarden in een gezond aquarium zouden 8 mg/L of 85-95 % verzadiging bij een temperatuur van 24 graden. In aquariums met een goede filtratie en beluchting is onvoldoende opgelost zuurstof zelden een probleem. Het is daarom eigenlijk niet nodig om de hoeveelheid zuurstof in het water te meten. Als de waarden echter niet voldoende zijn, moeten er passende maatregelen worden genomen. De enige manier om zeker te weten of lage zuurstofwaarden de oorzaak van vissterfte zijn, is om het gehalte te meten ten tijde van de sterfte.

Er is weinig informatie beschikbaar over hoe regenboogvissen worden beïnvloed door lage zuurstofwaarden. Welke waarden de vissen nog aan kunnen, hangt ook af van de soort vis en de temperatuur. In welk levensstadium de vis leeft (ei, larf, jong of volwassen) kan ook van belang zijn bij de benodigde hoeveelheid zuurstof.

Hardheid van het water

De hardheid van het zoetwater in Australië en in Nieuw-Guinea verschilt enorm. De juiste waterhardheid voor regenboogvissen is dan ook niet eenduidig vast te stellen. Op basis van relatief weinig onderzoek zou men kunnen stellen dat een waarde van calciumcarbonaat van 60-250 mg/L wenselijk zijn voor overleving, groei en voedselopname. Sommige zoutminnende soorten (zoals Pseudomugil cyanodorsalis) die in zoetwater gehouden worden, kunnen een hogere waarde nodig hebben.

pH

In Australië en in Nieuw-Guinea varieert de pH van zoetwater onder invloed van geologie en vegetatie. In het algemeen kan men echter een pH van 6,5 tot 8,0 aantreffen. Natuurlijk zijn er uitzondering op deze algemene regel. Aan de kust kan men stroompjes vinden met tannine gekleurd water met een pH van 3,9. Er zijn echter ook wateren met een pH van 8,8. Water in bosgebieden en kustgebieden met veel regenwater hebben gewoonlijk een lage pH. Een lage pH vindt men ook in gebieden waarin turf in de bodem van natte gronden en waterwegen zit. In gebieden met hoge alkaline waarden in de bodem vindt men een pH van 7,0 tot 8,5.

Er is geen pH-waarde vast te stellen waarin regenboogvissen in gevangenschap gehouden dienen te worden, maar een achteruitgang in de gezondheid van de vissen kan verwacht worden als de pH-waarde te ver verwijderd is van de voorkeurswaarde. Regenboogvissen zullen het goed doen in water met een pH-waarde van 6,0 tot 8,5. Als de waarde buiten dit gebied valt, vermindert de groei, de slijmhuid kan eronder lijden, waardoor de vis gevoeliger voor ziekte is. Bij waarden onder 5,0 of boven 9,0 kan sterfte, verminderde groei en vruchtbaarheid verwacht worden.

Vanuit mijn ervaring kan ik stellen dat regenboogvissen zich niet goed voelen in water met een pH onder 6, zeker niet voor langere tijd. Er kunnen geïsoleerde populaties bestaan die zich hebben aangepast aan extreme situaties zoals een pH van 4,0. Om regenboogvissen in gevangenschap succesvol te houden wordt een pH-waarde van 6,5 tot 7,8 aangeraden.

Temperatuur

Regenboogvissen hebben een hoge tolerantie met betrekking tot de temperatuur. Ze langere tijd gehouden in water met een temperatuur tussen 22-30 °C. Een veelgebruikte temperatuurwaarde voor het houden van regenboogvissen is 24-25 °C. Een hitteschok kan volgen bij temperaturen boven 36 °C. Een algemene temperatuur van 22-24 °C is acceptabel en een stijging van de temperatuur tot 28 °C kan gebruikt worden voor kweekdoeleinden.

In tegenstelling tot zoogdieren zijn regenboogvissen niet in staat hun lichaamstemperatuur te regelen en zijn dus afhankelijk van de temperatuur van hun omgeving. Deze temperatuur reguleert hun metabolisme en hun behoefte om voedsel tot zich te nemen. Daarom is de temperatuur van de omgeving een belangrijke en zelfs een beslissende factor bij de groei, metabolisme en voedingsopname. In feite beïnvloedt de temperatuur alle biologische en chemische processen in het aquarium.

Regenboogvissen vertonen nogal een grote verscheidenheid aan groeisnelheid, die afhankelijk is van voedsel, ruimte, aantal vis, concurrentie en watertemperatuur. In tropische wateren waar de temperatuur meestal hoger is, groeien de vissen sneller, worden ze eerder volwassen en hebben ze een kortere levensverwachting dan regenboogvissen in water met een gematigde temperatuur.

In de natuurlijke leefomgeving worden regenboogvissen blootgesteld aan temperaturen die behoorlijk kunnen variëren. Dit hangt af van de diepte van het water, de stroming van het water, of de zon rechtstreeks op het water schijnt of dat het water door het regenwoud stroomt, het moment van de dag en het seizoen. Water in diepe schaduwen bijvoorbeeld kunnen verrassend koeler zijn dan water in een ondiep beekje dat rechtstreeks door de zon wordt beschenen. Er zijn waarden gemeten van 5 °C tot 38 °C, en zelfs nog hoger in ondiepe, zonnige gedeelten op het het midden van de dag. Regenboogvissen in de natuur dienen deze extreme temperaturen te ondergaan, maar deze waarden dienen niet in een aquarium nagevolgd te worden.

In de natuur kunnen de vissen zoeken naar een betere leefomgeving door naar koeler of warmer water te zwemmen. In gevangenschap is dat natuurlijk niet mogelijk. Elke soort heeft een optimaal temperatuurgebied, waarbij de vis het beste groeit. Valt de temperatuur daarboven of eronder, dan zal de groei ook verminderen. Bij extreme situaties zullen er sterfgevallen plaatsvinden.

Opgemerkt dient te worden dat de overlevingskans van regenboogvissen in de natuurlijke omgeving sterk daalt wanneer de watertemperatuur hoog is. Boven 36 °C zullen er veel vissen sterven. Dit soort stijgingen in temperatuur zijn vrij algemeen in Australië gedurende het droge seizoen. De directe doodsoorzaak zal zeer waarschijnlijk de lagere hoeveelheid zuurstof in het warme water zijn.

Bron: Home Of The Rainbowfish
Vertaling: Hans Booij/Eric van de Meerakker

Hoe nuttig was dit bericht?

Klik op een ster om deze te beoordelen!

Gemiddelde waardering / 5. Stemtelling:

Tot nu toe geen stemmen! Wees de eerste die dit bericht waardeert.

Het spijt ons dat dit bericht niet nuttig voor je was!

Laten we dit bericht verbeteren!

Vertel ons hoe we dit bericht kunnen verbeteren?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Zoekfilter

zoekfilter

Nieuws, Updates en Acties

Wil je op de hoogte gehouden worden van Nieuws, Updates en Acties op de AquaInfo website? Schrijf je dan hieronder in!