Vergroeide staart bij Regenboogvis

Misvormingen bij Regenboogvissen

()

Misvormingen bij regenboogvissen worden zo nu en dan in wilde populaties gevonden. Onder regenboogvissen in gevangenschap worden ze echter vrij vaak waargenomen. De oorzaak van de misvormingen is vaak niet bekend, maar is het resultaat van een aantal oorzaken, zoals genetische afwijkingen (erfelijke factoren), grote veranderingen in de leefomgeving waaronder temperatuur, pH, ziektes, voedseltekorten, wonden en vervuiling van de leefomstandigheden. Sterke inteelt kan ook afwijkingen in vissoorten veroorzaken. Echter, zonder duidelijk bewijs kan er niet één enkele oorzaak voor misvormingen worden vastgesteld. Ik geloof echter dat de meeste misvormingen van regenboogvissen in gevangenschap, die we vandaag de dag zien, het resultaat is van inteelt.

Er is inmiddels bewijs gevonden dat suggereert dat misvormingen bij regenboogvissen die in aquariums zijn gekweekt gewoonlijk in het larve- en jongbroedstadium tot ontwikkeling komen. De meest algemene misvormingen die bij regenboogvissen zijn geconstateerd zijn afwijkingen aan de ruggengraat ([zijwaartse] kromming van de wervelkolom, gekrulde wervelkolom), misvormde kieuwdeksels en vinafwijkingen. Misvormingen aan de wervelkolom worden steeds groter naarmate de groei vordert. Afwijkingen worden steeds algemener door inteelt bij een kleine genenvijver na een aantal generaties.

In veel viskwekerijen zijn misvormingen ten gevolge van inteelt geconstateerd (Tave, 1986). Die trend komt ook naar voren in beperkte studies onder aquariumhouders. Er zijn gevallen van gebreken in de voortplanting, groei-achterstanden, lichaamsafwijkingen en gedragsveranderingen bij Amatitlania nigrofasciata, Brachydanio rerio, Poecilia reticulata, Carassius auratus en enkele andere soorten, die veroorzaakt zijn door schadelijke inteelt. In sommige soorten als Poecilia reticulata, die blootgesteld is aan voortdurende selectieve kweek in meer dan 50 jaar, zijn veel schadelijke allelen uit de soort gekweekt. De kweker van regenboogvissen zou ook graag deze ‘zuivere lijnen’ willen bereiken, maar in de praktijk is dit veel moeilijker te behalen.

De achteruitgang bij inteelt bij de cichlide Amatitlania nigrofasciata is vergelijkbaar met de resultaten die we zien bij de inteelt van regenboogvissen. Amatitlania nigrofasciata blijkt niet in staat te zijn uitgebreide inteelt te overleven zonder schadelijke genetische effecten (Winemiller & Taylor, 1982). Er werden geen schadelijke effecten van de inteelt gezien tot de F4- en F5-generaties. Van het overlevende jongbroed (5 maanden) van 9 F4-kweken was 26,4% enigszins misvormd en 58,1% ernstig misvormd. De vissen die enigszins misvormd waren hadden abnormale vinnen (vaak verkort en de het achterste stuk van de ruggengraat was afwezig), een duidelijk schuin aflopend voorhoofd, te kleine kieuwdeksel (waardoor de kieuwen altijd blootliggen) en een permanent afgeplat tongbeen. De positie van de rugvin bij misvormde vissen week vaak zijwaarts af van de ruglijn.

Ernstig misvormde vissen hadden dezelfde afwijkingen, maar in een meer uitgesproken vorm. Deze vissen hadden enige kromming van de wervelkolom en abnormaal zwemgedrag, waarbij het hoofd laag werd gehouden en de zijwaartse bewegingen van het lichaam grotesk aandeden.

Van de overlevende F5-generatie (5 kweken) was 17,6% enigszins misvormd en 65,9% vertoonde ernstige gebreken. Alle misvormde vissen leken zich normaal te ontwikkelen tot aan het eind van hun sterkste groeiperiode (2-3 maanden). De verscheidenheid aan morfologische en gedragsafwijkingen die in F4- en F5-generaties (door middel van inteelt verkregen) werd geconstateerd maken het waarschijnlijk dat er een aantal genetische factoren alleen of tegelijk een rol spelen.

De Zebradanio (Brachydanio rerio), na inteelt met vier generaties, laat afwijkingen aan de wervelkolom zien, afwezigheid van de zwemblaad, vooruitgestoken kaken, misvormingen aan kieuwdeksels, oedeem en gedragsafwijkingen (Piron, 1978). In een studie van Melanotaenia splendida e.a. (Badger, 2004) werden misvormingen bij de larven geconstateerd nadat de oudervissen gevoed waren met een dieet met 20% lipiden (vetten of vetachtige stoffen die niet oplossen in water). Aangenomen wordt dat het hoge lipidengehalte in het voedsel de oorzaak was van de geconstateerde afwijkingen bij de larven, omdat die niet werden gezien bij de vissen die waren gevoed met een dieet met 12% en 9% lipiden.

In een studie bij Cyprinus carpio was een misvormd kieuwdeksel de meest algemene afwijking (37,6%). De misvormingen werden het eerst geconstateerd toen de vissen twee maanden oud waren. De mate van misvorming was variabel maar in de meeste gevallen waren de kieuwdeksels verkleind en de hoeken verbogen. Bij sommige vissen was dit minimaal, terwijl andere een kieuwdeksel hadden dat zo misvormd was dat de achtergelegen kieuwen zichtbaar waren. De misvorming was gewoonlijk slechts aan één zijde opgetreden, hoewel er ook vissen waren waarbij aan beide zijden de het verschijnsel optrad. De vissen met deze afwijking zwommen normaal, maar de groei was erg traag. In sommige studies werd waargenomen dat de afwijkingen aan het kieuwdeksel niet erfelijk was, maar geassocieerd met een tekort aan ascorbinezuur (vitamine C) in het voedsel.

Er zijn berichten dat sommige misvormingen bij larven van regenboogvissen, vooral afwijkingen aan de wervelkolom, het resultaat zijn van tekorten aan ascorbinezuur tijdens de eerste levensperiode. In proeven met voeding (Ako et al., 1999) bij Pseudomugil furcatus kwam een ongebruikelijk veel vissen naar voren, die een vervormde wervelkolom hadden aan het einde van de onderzochte groeiperiode. Een andere hoeveelheid jongen werd gevoed met artemiakreeftjes die verrijkt waren met een product dat ascorbinezuur bevatte, waarna de vervormde wervelkolommen grotendeels verdwenen. Dit onderstreept het belang van goede voeding bij het grootbrengen van vissen. Lage doseringen (25-50 ppm) van ascorbinezuur blijken een positief effect te hebben op de groei en ze verminderen misvormingen aan het geraamte. Eendenkroos kan vitale biopigmenten leveren die nodig zijn voor de ontwikkeling van een betere kleuring van regenboogvissen die in gevangenschap gekweekt zijn. Bovendien zijn ze een rijke bron van ascorbinezuur (2,78 tot 4,90 mg/100 gram droog gewicht).

Een niet-opgezwollen zwemblaas (buikzwemmers) is een ander algemeen probleem die men tegen kan komen bij de groeifasen van larven of jongbroed van regenboogvissen. Het zwellen van de zwemblaas is een cruciale ontwikkelingsstap in de eerste levensfase van veel vissen. De eerste aanzet tot het zwellen van de zwemblaas gebeurt wanneer lucht, die door de larven bij het wateroppervlak wordt binnengezogen, de ingewanden passeert en via een luchtkanaal naar de zwemblaasholte getransporteerd wordt. Omdat het luchtkanaal maar voor korte tijd tijdens het larvestadium aanwezig is voordat het weer verdwijnt, moet het zwellen van de zwemblaas in deze korte tijdspanne plaatsvinden. Als het luchtkanaal tussen de ingewanden en de zwemblaas verdwenen is, kan het oppompen van de zwemblaas niet meer geschieden.

Dit is één van de verschillende kritische stadia in de larve-ontwikkeling die tot hoge sterfte of to zwemblaasproblemen kunnen leiden. Het falen van het zwellen van de zwemblaas is vrij algemeen bij intensieve kweek van vissen. Het probleem lijkt bij ongeveer 5% van de larven van regenboogvissen voor te komen. De zwemblaas van regenboogvissen zwelt over het algemeen binnen de eerste 12 uur nadat de larven uit de eieren komen.

Hoewel de exacte reden waarom de zwemblaas niet opgeblazen wordt onduidelijk blijft, spelen genetische factoren, voeding en watercondities waarschijnlijk een belangrijke rol. Het gebruik van oppervlakte-afzuigers die een oliefilm op het wateroppervlak verwijderen zorgt voor optimale omstandigheden om het oppompen van de zwemblaas mogelijk te maken. Bij verschillende vissoorten ontdekte men dat misvormingen aan de wervelkolom gerelateerd waren aan de afwezigheid van een functionerende zwemblaas. Problemen met de zwemblaas kunnen ook het gevolg zijn van een bacteriële infectie.

Factoren die misvormingen kunnen veroorzaken

  • het verstoren van bevruchte eieren binnen de eerste 12 uur van de embryonale ontwikkeling
  • verhoogde niveaus van opgeloste gassen (CO2 etc.) tijdens de ontwikkeling in de embryonale, larve- en jongbroedfase
  • zware waterstromingen in de bak met jongbroed
  • veranderingen in de waterkwaliteit
  • schommelingen in de pH-waarde van het water
  • verhoogde niveaus van de lichtintensiteit gedurende het larvestadium
  • vitaminetekorten: er zijn veel meldingen van misvormingen bij aquariumvissen door een tekort aan ascorbinezuur en calcium. Er is onderzocht dat een flink verhoogd vitamine A-niveau problemen met de wervelkolom kan veroorzaken
  • tekort aan aminozuur: aminozuren kunnen afwezig zijn in het voedsel door een verkeerde voedselsamenstelling, te lang bewaren van voedsel of te veel hitte bij de bereiding
  • erfelijke factoren: vaak een gevolg van inteelt, vooral bij aquariumvissen
  • zware metalen (arseen, koper, lood, kwik) zijn in onderzoek aangewezen als veroorzaker van defecten aan de wervelkolom
  • fosfaten, chloriden en carbamaten gebruikt in pesticiden
  • antibiotica: misvormingen aan de wervelkolom en verminderde groei zijn vaak aangetroffen bij vissen waar therapeutische doses van oxytetracyline zijn toegepast
  • infectieziekten (in het bijzonder van bacteriologische oorsprong).

Behandeling en preventie

  • Als het aantal misvormde larven boven de 25-30% uitkomt, dient men de hele kweek af te wijzen
  • zorgvuldige selectie, voeding en onderhoud van de kweekgroep
  • op een juiste manier verzamelen en laten uitkomen van bevruchte eieren
  • nauwgezette controle en administratie van waterwaarden en behandeling van het jongbroed
  • voorkomen van inteelt door juist te kweken met twee onafhankelijke vislijnen van dezelfde vissoort.

Literatuur

  • Ako, H., L. Asano, M. Fukada and C.S. Tamaru (1999). Culture of the rainbowfish Pseudomugil furcatus and the use of a Hawaii-specific feed, Tropical Gold. I’a O Hawai’i. 2: 1-9.
  • Al-Harbi, A.H. (2001) Skeletal Deformities in Cultured Common Carp Cyprinus carpio L. Asian Fisheries Science 14: 247-254.
  • Badger, A. C. (2004) The effects of nutrition on reproduction in the Eastern Rainbowfish, Melanotaenia splendida splendida. Masters (Research) thesis, James Cook University.
  • Fracalossi, D., M. E. Allen, D. K. Nichols and O. T. Oftedal (1998) Oscars, Astronotus ocellatus, have a Dietary Requirement for Vitamin C. Journal of Nutrition 128: 1745-1751.
  • Heupal, M.R., Simpfendorfer, C.A. and Bennett, M.B. (1999) Skeletal deformities in elasmobranchs from Australian waters. Journal of Fish Biology 54: 1111-1115.
  • Piron, R.D., 1978. Spontaneous skeletal deformities in Zebra Danio (Brachydanio rerio) bred for fish toxicity tests. Journal of Fish Biology 13: 79-83.
  • Tave, D. (1986) Genetics for Fish Hatchery Managers. AVI Publishing, Westport, Connecticut, 299 pp.
  • Tave, D. (1999). Inbreeding and brood stock management. Fisheries Technical Paper No. 392. Rome, FAO. 122 pp.
  • Winemiller, K.O. and Taylor, D.H. (1982) Inbreeding depression in the convict cichlid, Cichlasoma nigrofasciatum (Baird and Girard). Journal of Fish Biology 21: 399-402.
  • Yousefian, M. and Nejati, A. (2008) Inbreeding Depression by Family Matching in Rainbow Trout (Oncorhynchus mykiss). Journal of Fisheries and Aquatic Science 3 (6): 384-391.

Bron: Home of the Rainbowfish
Vertaling: Hans Booij
Copyright foto: Graeme Finsen

 

Hoe nuttig was dit bericht?

Klik op een ster om deze te beoordelen!

Gemiddelde waardering / 5. Stemtelling:

Tot nu toe geen stemmen! Wees de eerste die dit bericht waardeert.

Het spijt ons dat dit bericht niet nuttig voor je was!

Laten we dit bericht verbeteren!

Vertel ons hoe we dit bericht kunnen verbeteren?

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Zoekfilter

zoekfilter

Nieuws, Updates en Acties

Wil je op de hoogte gehouden worden van Nieuws, Updates en Acties op de AquaInfo website? Schrijf je dan hieronder in!