Het eerste wat van belang is als je paradijsvissen wilt gaan houden is, is dat de vissen broedzorg kennen. Ze maken een schuimnest en verdedigen dat fel. In de voortplantingstijd zijn deze vissen dus agressief, vooral, maar niet uitsluitend, tegen soortgenoten. Een ander punt is dat deze vissen met name in gebieden voorkomen met seizoenswisselingen (dit geldt in veel mindere mate voor de zwarte en de Roodrugparadijsvis). Als we daar rekening mee houden kan de Paradijsvis uitstekend in een gezelschapsaquarium worden gehouden.
Laten we eerst eens zien wat seizoenswisselingen voor invloed moeten hebben op het aquariumklimaat. We gaan dan uit van de meest gangbare Paradijsvis, Macropodus opercularis. Een soort van een subtropisch tot marginaal tropisch klimaat, voor een deel in bergachtige gebieden.
Ideaal voor deze soort is een onverwarmd huiskameraquarium (in feite is een onverwarmde kamer al goed genoeg). In de winter aan de koele kant, terwijl de temperatuur in de zomer, bij warm weer hoog kan oplopen.
Op deze manier wordt het dier niet kunstmatig het hele jaar door in paringsstemming gehouden. Door de lagere temperaturen zijn de vissen ook niet overmatig druk of agressief. In zo’n aquarium kan de paradijsvis gezelschap krijgen van een barbeeltje dat ook weinig eisen aan de temperatuur stelt, zoals de prachtbarbeel, de ticto of de purperkop. U zult er dan versteld van staan hoe prettig deze barbeeltjes als aquariumbewoners zijn als ze ook niet op voor hen onnatuurlijk hoge temperaturen worden gehouden. Ook vele danio soorten komen in aanmerking.
Vervolgens moeten we rekening houden met de territoriumdrift van paradijsvissen in de paartijd. We moeten er voor zorgen dat het territorium van deze vissen, als ze een schuimnest hebben, zo klein mogelijk blijft. Dat bereiken we door er voor te zorgen dat de bak voor de vissen niet in zijn geheel te overzien is. Het meest eenvoudig kunnen we dat realiseren door royaal kienhout toe te passen. Als er dan ook nog voldoende drijfplanten voorhanden zijn zullen de paradijsvissen het zeker naar hun zin hebben en hun natuurlijk gedrag laten zien.
In een bak van ruim een meter kunnen we dan zonder problemen twee paartjes paradijsvissen houden samen met een school barbeeltjes en/of danio’s. Als de bak onoverzichtelijk genoeg is zou je maximaal drie paartjes in zo’n bak kunnen houden. Meer heeft ook geen zin. We zullen – anders dan bij scholenvissen – niet meer van deze vissen genieten als het aantal dat we houden groter is. In een kleinere bak van zeg 80 cm lengte is het beter om slechts één paartje paradijsvissen te houden, desgewenst samen met een groepje barbeeltjes of danio’s.
Wat tot nu toe geschreven is over het houden van de gewone Paradijsvis, geldt in grote lijnen ook voor de Zwarte Paradijsvis. Deze soort is tropisch, maar komt wel uit berggebieden. We kunnen dit dier jaarrond op dezelfde temperatuur houden. Het is dan wel zaak de temperatuur niet permanent te hoog te houden. Met een bovengrens van 25C en een ondergrens van 18-20C hebben we er een plezierige en fraaie aquariumbewoner aan.
De Hongkongparadijsvis en de Roodrugparadijsvis zijn aanmerkelijk agressiever dan de overige soorten. Een enkel paartje in een ruime bak die niet te warm wordt gehouden zal echter geen grote problemen geven.
Kweken met paradijsvissen
Over het kweken met paradijsvissen wordt vaak geschreven dat het gemakkelijk is. Dat klopt in zoverre dat de meeste soorten gemakkelijk overgaan op nestbouw en afzetten. De eitjes komen ook na korte tijd gemakkelijk uit. Voor een ervaren viskweker is het grootbrengen van de jongen niet moeilijk. Maar daar begint de eerste moeilijkheid al: jonge visjes grootbrengen is niet gemakkelijk!
Eerst het basisrecept en daarna de moeilijkheden op een rij.
Basisrecept
Plaats een koppel in een kweekbak van minimaal 60 liter (ervaren kwekers die precies weten wanneer ze moeten ingrijpen, kunnen voor een aantal soorten een bakje van 25 liter gebruiken). Waterhoogte hoeft niet persé laag te zijn. Een waterhoogte van 50 cm gaat net zo goed. Watersamenstelling komt niet heel precies. Niet te hard en een pH rond de 7. Temperatuur niet te hoog. 23-24C voldoet goed. Bij hogere temperaturen is de vis agressiever.
De soort is een schuimnest bouwer, en verdedigt dus zijn nest. Meestal laat het mannetje andere vissen dan de eigen soort tamelijk dichtbij het nest toe. Het mannetje verdedigt het nest en het vrouwtje de omgeving van het nest. In een grote bak heeft het vrouwtje dus niets te vrezen. In een kleine bak komt het vrouwtje na de eiafzetting te dicht bij het nest en wordt dus verjaagd. Je kunt dus het beste het vrouwtje na de afzetting verwijderen. In ieder geval is het zaak te zorgen voor veel verstopplaatsen. Het mannetje wordt verwijderd als de jongen twee tot drie dagen oud zijn.
Een andere mogelijkheid is om het nest met jongen (of met eieren) uit het aquarium te scheppen. Dan kun je vanuit een gezelschapsbak ook met deze soort kweken. Een deel van het meestal grote nest opkweken en dat was dat.
De moeilijkheden op een rij
- Het mannetje is agressief tijdens de paaitijd en het vrouwtje loopt gevaar te worden gedood. Hiervoor is al beschreven wat je moet doen om dit te voorkomen: niet te kleine bak, veel schuilplaatsen en niet te hoge temperatuur.
- De jongen zijn erg klein en het zijn er zo veel.
Je begint pas met voeren als de jongen vrij zwemmen. De jongen zijn zo klein dat ze minstens een week infusie nodig hebben. Pantoffeldiertjes zijn erg geschikt. Die moet je wel zelf kweken. Je kunt ook algflappen uit een schone sloot uitknijpen en dat water gebruiken. Dat zit vol infusie. Na een week of iets langer kun je beginnen met het voeren van artemia naupliën en micro aaltjes. Eventueel wat stoffijn droogvoer.
- Uiterste hygiëne is nodig. Houd daarom niet teveel jongen aan. Het overschot kun je opvoeren aan de andere vissen. Je kunt het beste een plastic bakje van enkele liters gebruiken en dagelijks of twee keer per dag driekwart van het water wisselen (zelfde temperatuur en samenstelling). Voer minstens vier keer per dag een klein beetje. Deze periode is het moeilijkst en mislukt vaak als je voor het eerst een nest wilt grootbrengen.
- Als het labyrintorgaan wordt gevormd zijn de vissen kwetsbaar.
Het labyrintorgaan wordt,afhankelijk van de groeisnelheid, zo na drie tot vier weken gevormd. Zorg voor een dekruit. Droge lucht boven het water is funest en zal voor veel slachtoffers zorgen. Met voldoende vochtige lucht boven de bak is het geen probleem. Je ziet op een gegeven moment dat de visjes regelmatig luchthappen. Na een week is de kwetsbare periode voorbij. Plaats de dieren daarna in een grotere bak. Ze zullen nu snel groeien en de opfok is niet moeilijk meer.
Copyright foto’s
Hristo Hristov
Hung You Chen
John de Lange