Het Victoriameer, het grootste tropische zoetwatermeer ter wereld. Eeuwenlang kan de plaatselijke bevolking voor zijn dagelijkse levensbehoefte aan dierlijke proteïnen terugvallen op haar rijke visfauna. Het meer voorzag sinds jaar en dag de lokale vissers van een rijkelijke buit onder de vorm van meer dan 500 verschillende Furu soorten. Sinds 12400 jaar bewonen (of beter bewoonde?) Victoriacichliden ongestoord het Victoriameer.
Hier was ongelooflijk grote diversiteit van cichliden ontstaan. Maar sinds medio de jaren ’50 wordt het meer echter geteisterd door een opeenhoping van negatieve menselijke invloeden, zoals onder meer de introductie van de Nijlbaars (Lates niloticus), de accidentele introductie van de waterhyacint (Eichhornia crassipes), ontbossing, erosie, verhoogde inspoeling van nutriënten als gevolg van toegenomen landbouwactiviteiten, vernietiging van de moerasgebieden, enz.
De situatie verslechterde op ernstige wijze.
De ondergang begint
Tussen 1950 en 1960 geeft de Keniaanse ministerie van Veeteelt en Visserij de goedkeuring om de Nijlbaars (Late niloticus) in het Victoriameer uit te zetten en zo de plaatselijke visvangst doeltreffender te maken.
De Nijlbaars is immers groter, makkelijker te vangen en lekkerder dan de Furu. Hij groeit en reproduceert zich snel, wordt 2m lang, weegt 150 Kg en smaakt niet slecht. Hij zou de economische groei van de regio verwezenlijken.
Even ter vergelijking: boven nijlbaars, onder furu
Aan de impact op het natuurlijke ecosysteem wil niemand denken, want de cichliden zijn een belangrijk onderdeel in de voedselketen van de Nijlbaars en Nijlbaars zou winstgevend zijn …
Er is schade aangericht aan de wetenschappelijke waarde van het meer, maar op het bestaan van de mensen eromheen heeft de Nijlbaars op eerste zicht een gunstige invloed gehad. De Nijlbaars heeft van de visserij een bloeiende bedrijfstak gemaakt. De vismarkten rondom het Victoriameer worden gedomineerd door reusachtige vissen, waarvoor visserslatijn tekort schiet.Er wordt door Kenia, Uganda en Tanzania Nijlbaars geëxporteerd naar allerlei landen.
Zo exporteert Uganda naar Spanje, België en Nederland. In tal van Europese restaurants kun je tegenwoordig een maaltje Nijlbaars bestellen en dat is buitengewoon lekker.
Ongetwijfeld gaan de grootste winsten niet naar de lokale bevolking, maar intussen is er wel veel meer werk voor vissers, rokers, botenbouwers, exploitanten van winkeltjes en eethuisjes en fietsenmakers. In de eerste jaren was het aantal gevangen Nijlbaarzen laag, maar in jaren ’80, steeg het aantal Nijlbaarzen drastisch, terwijl het aantal gevangen Furus zeer snel daalde.
De uitroeiing
De Nijlbaars moest een drempel over. In de eerste plaats is hij pas na een jaar of zeven geslachtsrijp. In de tweede plaats zullen in het gigantische meer de eerste paar honderd baarzen aanvankelijk moeite hebben gehad elkaar terug te vinden om te paren. Toen dit eenmaal makkelijker werd kon de populatie exploderen. Vervolgens duurde het even voor de Nijlbaars zich ook in het zuiden had gevestigd.
In een korte tijd, maakten de Furu slechts nog 40% van de vangst uit, terwijl de overige 60% bijna altijd Nijlbaars was. Zo hebben van de meer dan 120 visetersoorten slechts ongeveer vijf overleefd. Vooral de soorten die in open water leefden waren voor de Nijlbaars een gemakkelijke prooi. De grootste onder hen, de Harpagochromis “Orange Rock Hunter” is nog maar slechts rond een enkel klein rotsachtig eiland, Gabalemaeiland genaamd, te vinden. Maar deze habitats worden eveneens bedreigd.
Gifvisserij
Hier, waar de vis heeft kunnen overleven, heeft de lokale bevolking zich op gifvisserij gespecialiseerd. Deze vangmethode treft alle leeftijdgroepen van de Haplochromis.
De situatie verslechterde drastisch in 1983 toen de Furu 0% van de totale vangst uitmaakte! (Zie tabel). Natuurlijk kostte het even tijd om de Furu uit te roeien, maar dat was nog het geringste probleem.
Nijlbaars blijkt geen zegen
De Nijlbaars is voor de lokale bevolking, geen zegen geworden. Waar aanvankelijk de op furu berekende netten van de plaatselijke vissers scheurden als er een Nijlbaars in verzeild raakte, blijkt de speciaal op de grote rover gerichte visserij zeer winstgevend. De lokale bevolking werkt voor de bedrijven, maar verdienen er te weinig geld, om deze vis voor zichzelf te kopen. Ze leven van de visrestanten die de visfabrieken aan het meer kunnen verwerken.
Bijeffect Houtkap
Een verrassend bij-effect van de opkomst van de Nijlbaars is trouwens houtkap. Kon de Furu nog gewoon ter conservering in de zon worden gedroogd, met de moddervette Nijlbaars lukt dat niet. Die moet worden gerookt, wat een flinke extra vraag naar brandhout veroorzaakt en de bijbehorende kaalslag. Het gevolg is dat grote delen van het omliggende land ontbost werd en verstepte. Op zijn beurt is dit terug een bedreiging voor het bestaan van de lokale bevolking. Geen beplanting meer betekent ook dat de bodem in de omgeving van het meer niet meer door wortels samen gehouden wordt.
En zo worden bij sterke regenval grote hoeveelheden grond in het meer gespoeld. Dit op zijn beurt maakt het meer in de gebieden in de kuststreken tot een bijna ondoorzichtige brei.
Het zoeken naar een paringspartner wordt voor de daar levende vissen bemoeilijkt. Net onder het wateroppervlak, worden sommige kleuren van het lichtspectrum door de troebelheid van het water opgeslokt. De paringswillige vrouwtjes herkennen niet meer zekerheid hun geslachtspartners en paaien gemakkelijk met mannetjes van een andere soort. Dit leidt tot hybridisatie, of op een andere manier bekeken, er ontstaan nieuwe soorten.
Ook schade in omringende meren
De Nijlbaars werd ook in vele satellietmeren van het Victoriameer uitgezet, zoals de 1955, in het Kyogameer. Ook hier hebben de Nijlbaarzen een enorme schade aangericht in de Haplochromini. Veel soorten zijn uitgestorven of ernstig bedreigd. De “Rode Lijst” van IUCN is ellenlang. Eén van de vele voorbeelden is de “Astatotilapia latifasciata”, in de Victoriameer-aquaristiek één van de meest gecultiveerde soorten is, doch geldt in de natuur als kritisch bedreigd soort of zelfs vermoedelijk als uitgestorven.
Minstens 4 Tilapiine soorten werden uitgezet, die de inheemse soorten verdrongen – in de eerste plaats zijn 2 inheemse Oreochromis-soorten getroffen, die net zoals vreemdelingen zich voeden met detritus. Pas heel laat bemerkten de biologen het gevaar. Zienderogend verdwijnen de inheemse soorten. De dader die de Furu jaagt en alle soorten uitdooft wordt verondersteld de Nijlbaars te zijn.
De eerste die verdwijnen, zijn de visetende Furu, bijvoorbeeld, uit het geslacht Haplochromis (Prognathochromis) en Haplochromis (Harpagochromis). Vroeger helemaal boven aan de top van de voedingspiramide. Gevolgd werden ze door de garnaaleters, waarbij alle 12 soorten verdwenen. Er word aangenomen dat veel soorten verdwenen, nog voordat ze ontdekt werden.
Alsof het verdwijnen van deze diversiteit niet genoeg is, zijn er ook indirecte gevolgen. De Furu soorten hadden elk een speciale taak in het ecosysteem. De Furu die zich voedden met muggenlarven zijn weg. Daardoor kun je op sommige plaatsen en ogenblikken nauwelijks meer ademhalen van de muggen. Door het verdwijnen van de algeneters treedt algenbloei op, natuurlijk in samenspel met vervuiling.
Dit heeft weer gevolgen voor de Mbipi, de rots bewonende Furu uit het Victoriameer die gespaard bleven voor uitroeiing door de Nijlbaars omdat deze niet graag in de buurt van de kustlijn komt. Een Leidse bioloog heeft ontdekt dat aan de Tanzaniaanse oever van het meer deze visjes alleen al zo’n 300 soorten tellen. Maar algenbloei vertroebelt het water. Net zoals in de bovenvermelde modderstromen, wordt het voor deze soorten moeilijker een partner van de eigen soort te vinden. Ze doen het dan maar met een van een andere soort, en omdat de genetische verschillen zo gering zijn leidt dat nog tot nakomelingen ook. Zo worden de soorten die door de evolutie zo zorgvuldig waren uitgesplitst weer door elkaar gemengd.
De ecologische destructie die de Nijlbaars heeft aangericht is nauwelijks op te sommen. Ongeveer de helft van de Furu soorten, soorten die nergens anders voorkwamen, is verdwenen. Van een klein deel leven nog vertegenwoordigers in aquaria in het rijke Westen. Een groter aantal Furu soorten is verder in Leiden op formaline beschikbaar voor studie.
Het einde nabij?
Er is wel voorspeld dat de Nijlbaars na het elimineren van de Furu een collectieve hongerdood zou sterven. Dat is niet gebeurd. Wel schijnt kannibalisme (in het bijzonder het opeten van de eigen jongen) voor te komen, wat een teken is van voedselgebrek, maar eigenlijk is de Nijlbaars verrassend soepel overschakelt op een menu van garnalen. De natuurlijke vijand van deze garnaal, een van de Furu soorten, was eerst door de Nijlbaars zelf naar de andere wereld geholpen.
Dat de overbevissing, waarvan voor de ondergang van de Furu ook al sprake was, nu op de Nijlbaars van toepassing is, mag de pret voorlopig niet drukken. Gepubliceerde cijfers van het Keniaanse instituut voor visserijonderzoek (90er jaren) laten zien dat de vangsten in tonnen gestaag zijn teruggelopen (van 220.000 ton in 1992 tot 168.000 in 1996) maar dat de opbrengst door de stijgende prijzen juist is toegenomen (van 5,2 miljard Keniaanse shilling tot 8,9 miljard). Het is de onnavolgbare logica van de vrije markt: schaarste leidt tot stijgende prijzen.
Maar wel worden langzamerhand de Nijlbaarzen in de netten kleiner en moeten de drie regeringen rondom het meer zich afvragen of het geen tijd wordt voor quotering. De biologen zien intussen in de hoge visserijdruk op de Nijlbaars kansen op herstel voor de Furu.
Het is waarschijnlijk een illusie dat deze ooit nog terug zullen kunnen naar het Victoriameer. Ze zouden onmiddellijk alsnog door Nijlbaarzen opgevreten worden. De Nijlbaars kan net zo min uit het Victoriameer worden verwijderd als de konijnen uit Australië.
Is de geschiedenis van de Nijlbaars al ingewikkeld genoeg, het is niet de enige indringer die het Victoriameer te verwerken heeft gekregen. Veel zichtbaarder nog is de waterhyacint, een waterplant die thuishoort in Zuid-Amerika. Doordat hij populair is als sierplant in vijvers en aquaria heeft hij een wereldwijde verspreiding gekregen en woekert hij nu in Noord-Amerika, Azië en Afrika.
Maar dat is een ander verhaal.
Bronnen voor de 4 bijdragen:
- Bullock, A. et al.: Report on LVEMP tasks 11, 16 and 17, FAO, 1995.
- Lake Victoria Rock Cichlids, -taxonomy, ecology, and distribution- , Ole Seehausen, 1996 Verduyn Cichlids
- Darwins hofvijver, Een drama in het Victoriameer; Uitgeverij Bert Bakker 2004, oorspronkelijk 1994
- Der Victoriasee-Ein unbekanntes aquaristisches Universum-, S. 6-16, Olivier Berthelot & Yves Fermon, Aquarium live, Nr. 4, August/September 1998
- Cichliden, Festschrift zum 25järigen Jubiläum der DCG, 1995, Deutsche Cichliden-Gesellschaft
- Ad Konings, Cichlid Press (USA)
- Dr. Lauren J. Chapman, Canada Research Chair in Respiratory Ecology and Aquatic Conservation
- Haplochromis.org (niet meer aanwezig)
- The Chapman Lab
- Universiteit Leiden
- Mahenge, ein Fenster zum Alttertiär Afrikas
- Herbert Blankesteijn
- Evert Nieuwenhuis
Auteur: Didier; Amazoona.be
Zie ook:
Het Victoriameer Deel 1
Het Victoriameer Deel 2: De evolutie
Het Victoriameer Deel 4: Het groene gevaar