In de maanden oktober en november zit je, afhankelijk van het Midden-Amerikaanse land dat je bezoekt, nog net in of net na het regenseizoen. Voor Panama maakt dat echter niet zo gek veel uit, want hier is het weer het gehele jaar door vrij wisselvallig. Bij aankomst in Panama-City wist ik weer waarom mijn voorliefde naar de Centraal Amerikaanse landen uitgaat. Het is hier allemaal kleinschalig, de afstanden zijn relatief kort en het hele gebied kent een gemiddelde temperatuur die het hele jaar door ver boven de 25 graden ligt. Daarnaast is de bevolking erg vriendelijk en zeer kleurrijk.
Om te wennen aan deze omgeving verbleef ik een dag in de stad en ging natuurlijk het Panama-kanaal bezoeken. Panama-City is een stad van formaat gelegen temidden van een overweldigende heuvelachtige jungle. Toerisme heeft zich hier nog niet echt ontwikkeld en dat is vreemd, want in geen van de andere landen kom je meer natuurschoon op een kleine oppervlakte tegen dan hier.
Panama is één van de rijkere Centraal Amerikaanse landen en dat is te merken aan de goede wegen die dit land bezit. De grootste inkomstenbronnen zijn de export van bananen en natuurlijk de scheepvaart door het Panama-kanaal. Na een heerlijke eerste dag kon het avontuur pas echt beginnen en vertrok ik richting het westen van het land.
West Panama
Het gebied ten westen van Panama-City langs de Pacifische Oceaan is één van de dichtst bevolkte gebieden van het land, maar hierbij moet men zich niet teveel voorstellen. Het gebied wordt gebruikt als landbouwgebied met als voornaamste gewassen suikerriet en maïs. Rijdend langs de Pacifische kust vanuit Panama-City kom je achtereenvolgens door de provincies Panama, Coclé, Veraguas, Herrera op het Peninsula (schiereiland) de Azuero en uiteindelijk in de provincie Chiriqui. Langzaamaan verdwijnen de heuvels en wordt het gebied vlak wanneer je van het oosten naar het westen langs de kust reist. Door de talloze velden met suikerriet en maïs stromen de grote rivieren, die hun oorsprong kennen in het gebergte ‘Cordillera Central’. Het vreemde is dat iedere rivier weer zijn eigen kenmerken heeft. Twee rivieren die op een korte afstand van elkaar gelegen zijn, kunnen totaal andere kenmerken hebben.
Zo zijn er in de buurt van het plaatsje Las Lajas enkele rivieren gelegen, waarvan de Rio San Felix een snel stromende rivier is met helder water (hier kom ik zo nog even op terug bij het stukje riviersystemen). Er stroomt hier nog een rivier in de buurt waarvan ik de naam niet weet, maar dit is juist een brede, langzaam stromende rivier met doorzichtig bruingekleurd water. De Rio San Felix is op sommige plaatsen diep in het landschap uitgesleten en heeft over het algemeen een kiezelachtige bodemstructuur. Grote en kleine maaskeien met her en der boomstronken in het water vormen het beeld van deze rivier. Terwijl de andere rivier een kleiachtige bodemstructuur kent met langzaam aflopende kanten met op sommige plaatsen grote rietkragen. Het is natuurlijk afhankelijk van het punt op de route van een rivier welke kenmerken deze rivier heeft. Waarschijnlijk ligt de oorsprong van de Rio San Felix dichter bij Las Lajas dan de andere rivier. Het is een uniek schouwspel om te zien hoeveel verschillen er op zo’n korte afstand er kunnen zijn.
Riviersystemen
Mijn idee over de verschillen tussen de rivieren kan als volgt worden omschreven. Een toevoerrivier van een groter systeem, is vaak smaller en voert maar een klein percentage van de totale oppervlakte water aan van dat systeem. De toevoerrivier heeft een oorsprong in de bergen door regenval in dat gebied of vanuit een bron. Zo zijn bijna alle rivieren in dit deel van Panama gesitueerd vanuit de ‘Cordillera Central’ of vanuit de ‘Cordillera de Talamanca’. Deze twee aaneengesloten gebergten lopen als een ruggengraat door het land. De rivieren lopen altijd in de richting van de Atlantische Oceaan of in de richting van de Pacifische Oceaan.
Het water van een toevoerrivier is helder, niet gekleurd en wordt in de loop van zijn tocht voorzien van mineralen en verontreinigingen. Voornamelijk in bergachtige gebieden stroomt het water hard en is het vaak ondiep. De steenachtige structuur van de bodem zorgt ervoor dat het water een grote hoeveelheid mineralen tot zich neemt. De stroming en verval van het water zorgen voor een grote zuurstofopname. Wanneer dit water in een vlakker terrein aankomt, zal de stroomsnelheid afnemen en zullen een aantal opgenomen mineralen en verontreinigingen, zoals blaadjes en takken, gaan bezinken. Ook tref je vaak in de vlakkere gebieden een andere bodemgesteldheid aan, namelijk een meer kleiachtige structuur, waardoor er ook een andere vegetatie te vinden is. Op dit punt komen vaak meerdere rivieren samen waardoor de breedte van de rivier zal toenemen.
Meer richting de monding van een rivier(systeem) en dat is meestal de zee, is de rivier vaak erg breed geworden en is het water nog nauwelijks helder. Het is meer een grote modderstroom geworden. Toch treft men ook in deze modderstroom vaak nog erg mooie vissen aan, is gebleken.
Ook is het van groot belang in welke tijd van het jaar je een rivier bezoekt. Zo zal er in de regenperiode een grote hoeveelheid water moeten worden afgevoerd en zal dus verder stroomafwaarts een sterkere stroming zijn. Dit heeft tot gevolg dat er meer sediment zal worden verplaatst door het water waardoor veel rivieren troebel kunnen zijn. Het is dus afhankelijk van het punt waar je de rivier bekijkt en wanneer je een rivier bezoekt, hoe deze rivier zich kenmerkt. Zo kan het dus voorkomen dat twee verschillende riviersystemen op een korte afstand van elkaar zijn gelegen, maar toch totaal andere kenmerken hebben. Wellicht vormen ze een ander punt in hetzelfde riviersysteem. Natuurlijk zijn de vissen die in de verschillende systemen voorkomen aangepast aan deze leefomstandigheden, waardoor je dus zowel rheophiele soorten zoals Tomocichla sieboldii en Neetroplus nematopus en soorten uit langzaam stromend water, zoals Amphilophus altifrons tegenkomt.
Om te zien waar een dergelijk systeem zijn oorsprong heeft, ben ik vertrokken via het plaatsje David (redelijk dichtbij de Pacifische kust gelegen) naar Boquete (in de ‘Cordillera de Talamanca’). Boquete ligt op ongeveer 1000 meter hoogte en heeft daardoor een zeer aangenaam klimaat. Het gebied rondom David daarentegen is erg warm en vochtig. Bij Boquete stroomt de Rio Caldera, die één van de toelopers is van de Rio Chirqui. Soorten die voorkomen in de Rio Chirqui zijn onder andere Amphilophus altifrons, Amphilophus diquis, Tomocichla sieboldii en Cryptotheros sajica.
Rio Caldera
Dwars door Boquete stroomt de Rio Caldera, die hier al een behoorlijke stroomsnelheid heeft en is uitgegroeid tot een rivier met een breedte van zo’n 10 tot 15 meter. Het water hier heeft een heldere kleur met een grijsachtige waas en kent als oeverbeplanting grote hoeveelheden riet. De rivier stroomt diep uitgesleten door een dal en de bodem van de rivier bestaat daardoor voornamelijk uit grote maaskeien. De enige cichlidensoort die op deze plaats voorkomt is de Tomocichla sieboldii, maar dit is ook niet verwonderlijk vanwege het karakter van deze rivier. De Tomocichla sieboldii is een soort die voorkomt in snelstromend water en verdraagt ook de lagere temperaturen van het bergwater.
Vlakbij Boquete ligt het nationaal park “Volcan Baru” en juist in dit park vindt de Rio Caldera zijn oorsprong. Er stond een behoorlijk pittige wandeling op het programma om tot de bron van de rivier te komen, maar het is de moeite waard om deze tocht te maken. Het park heeft toppen rond de 3500 meter hoogte en de omgeving kenmerkt zich door zogenaamd ‘nevelwoud’. Talloze Bromelia’s en andere bijzonder (huiskamer)planten groeien hier in het wild. Tussen al dit moois door lopen diverse kleine stroompjes van zo’n 2 tot 3 meter breed, die uiteindelijk bij elkaar komen en de Rio Caldera vormen. Je vindt op deze hoogte nog geen vegetatie in het water, maar door bladeren die in het water vallen, ontstaat er wel degelijk zogenaamde bufferzones. Bij het bestuderen van deze stroompjes kwam ik enkele zoetwaterkrabben tegen en kleine levendbarenden. Met name de krabben waren van bijzondere schoonheid. Je verwacht op een hoogte van 1500 meter niet even een bruinrode krab van ongeveer kleine 15 cm breedte te vinden en dan ook nog eens met jongen. Cichliden heb ik zelf hier helaas niet aangetroffen, maar het was zeker de moeite waard om eens de oorsprong van een grote rivier op te zoeken.
Zo ziet de Rio Caldera er op 1500 meter hoogte uit:
Na het bezoek aan Boquete werd de rit vervolgd dwars over de ‘Cordillera de Talamanca’ in de richting van de Atlantische zijde van Panama. De invloed van een oceaan en de barrière door een hooggebergte doet bijzonder veel met een landschap. De ene jungle is de andere niet en zo is er ook een enorm onbeschrijfelijk verschil tussen de weerskanten van de ‘Cordillera de Talamanca’. Er hangt een totaal andere sfeer aan de Atlantische zijde van West-Panama. Over het algemeen zijn ook de rivieren aan deze zijde van het land anders. Doordat de kust hier verder van het gebergte afgelegen is, zijn de rivieren een flink stuk breder. De grote modderstromen, die ik eerder vermelde, worden vooral in dit deel van het land in de buurt van de kust aangetroffen.
Bocas del Toro – Rio Guabo
Eén van de provincies aan de Atlantische zijde van Panama is ‘Bocas del Toro’. Deze provincie kenmerkt zich door de enorme reservaten die hier gelegen zijn, waaronder ‘La Amistad International Park’ en ‘Palo Seco Forest Reserve’. Het is dus een behoorlijke groene en tropische provincie waar een aantal grote rivieren stromen. Eén van de rivieren is de Rio Guarumo met de toelopers Rio Bobo, Rio Guabito en Rio Guabo. Dit rivierensysteem vind ik persoonlijk één van de mooiste systemen in West-Panama vanwege de weelderige, groene omgeving. Zelf bezocht ik de Rio Guabo om te zien hoe de leefomgeving van de Cryptoheros nanotuleus eruit ziet. Deze klein blijvende soort komt voor in de Rio Guarumo en de Rio Guabo. Een andere soort die ook hier wordt aangetroffen is Tomocichla asfraci (voorheen sp. Rio Guarumo). Het is heel typerend dat één van de andere Tomocichla-soorten, de T. sieboldii, precies aan de andere zijde van het hoogland voorkomt.
De Rio Guabo is een brede rivier die zijn oorsprong heeft in de ‘Cordillera de Talamanca’ en uitmond in de Atlantische Oceaan. Het is een niet erg snel stromende rivier die op sommige plaatsen verbredingen heeft waar het water vrijwel geheel stilstaat. De weelderige jungle loopt door tot aan de bedding van de rivier, waardoor het aanzien erg mooie plaatjes oplevert. De oevers lopen heel geleidelijk af en dit zie je onderwater ook weer terug. Echt diep is de rivier dan ook niet, slechts zo’n 60 tot 80 cm. Op sommige plaatsen zijn er bossen met grassen op de bedding te vinden, die bij hoge waterstanden waarschijnlijk onderwater komen te staan. De bodem en de bedding bestaat uit fijn zand vermengd met fijn grind. Dit wordt soms afgewisseld met kiezels en stukken hout die in het water zijn gevallen. Op een aantal plaatsen zijn er zandbanken ontstaan, waar je de Cryptoheros nanoluteus kan tegenkomen. Over het algemeen is dit een vrij schuw visje die je niet gemakkelijk kan benaderen, maar gelukkig valt hij des te beter op door de fel gele kleur. Het ondiepe water is er helder genoeg voor, want je kunt onderwater ongeveer tot 6 meter ver ongehinderd kijken.
In de sneller stromende delen van de rivier kom je de Tomocichla asfraci tegen, die zich ophoudt op de meer schaduwrijke plaatsen. Deze plekken zijn ontstaan door de overhangende takken van de jungle. In de stilstaande poelen kom je de Tomocichla asfraci niet tegen, maar dit is ook niet zo verwonderlijk omdat dit een rheofiele soort is. Deze vis bereikt een lengte van ongeveer 30 cm heeft dezelfde specifieke kenmerken als zijn soortgenoten, tuba en de sieboldii. De grondkleur is grijs-bruin met een aantal grote zwarte vlekken verdeeld over het lichaam. Op bijna iedere schub zit een roest-goudkleurig vlek, maar richting de vinnen worden deze vlekken weer vervangen door blauw-goudachtige stippen. Het voorhoofd bij de mannelijke exemplaren is steil en er kan bultvorming optreden bij de dominante exemplaren. Het is een prachtige en zeer snelle vis die moeilijk is te benaderen.
Om de indrukken van de eerste dagen even te laten bezinken, ben ik voor de kust van Panama naar het eiland Colon gegaan. Ik ben hier twee dagen gebleven om vervolgens de grens over te steken naar Costa Rica.
Tot slot over Panama
Panama is een land dat nog ontdekt moet worden op vele fronten. Ook op het gebied van cichliden heb ik hier een hoop soorten mogen aanschouwen die naar mijn weten nog niet nader zijn beschreven. Gelukkig is het toerisme tot nu toe nog niet op grote schaal in dit land doorgedrongen, waardoor het land een aangenaam en relaxed karakter heeft. Het is een land met een erg vriendelijke bevolking en een rijke flora en fauna. De provincies die het dichtst in de buurt van Colombia in Zuid-Amerika liggen zijn vrijwel nog niet ontdekt en lijken landschappelijk en natuurlijk gezien meer op Zuid-Amerika dan op Midden-Amerika. Kortom een fantastisch land.
Tekst & foto’s © S.R.J. Wassenaar
Fijn dit mooie land beschreven te zien vanuit het perspectief van een aquariaan. Ik bezocht het in 2012 met vier en dertig 15-jarige pubers (School at Sea) en had toen weinig gelegenheid om met deze specifieke bril het land te zien en onderzoeken. Wel nog het binnenland in geweest en twee weken gelogeerd bij autochtone bevolking in een klein dorpje. Een krokodil werd door de bewoners ’s nachts gevangen vanuit een ‘kano’ voor het avondeten. Spannend en leerzaam vanuit de kano te zien met welke technieken deze vangst waarschijnlijk eeuwenlang al plaats vindt. Soms enorme hoeveelheden prachtige vlinders op oeverbanken die mineralen komen opslurpen. Kolibries in alle kleuren. Ik heb met mijn camera toen meer naar dieren, slangen en vogels gespot.
Langs een klein stroompje lopen (in de Midden-Amerikaanse zomer) het binnenland in is wel veilig, in de zin van (dezelfde) weg terug kunnen vinden. De aftakkingen wel onthouden of beter opschrijven natuurlijk, kompas in de achterzak :). Verder richting bergen kun je ook luipaarden tegen komen.
Diverse plaatsen die je noemt bezocht ik ook. Geweldig land.