De Neolamprologus tretocephalus is een schitterende zwart met wit, verticaal gestreepte vis met blauwe highlights op zijn vinnen. Afkomstig uit het Tanganyika meer, hebben deze vissen schoon, hard en alkalisch water nodig, met pH niveau’s richting de 9.0 die niet ongewoon zijn in het meer. Soms wordt er aan deze soort gerefereerd als de “Dwerg Frontosa” (Conkel, 1996). Deze met 5 strepen uitgeruste vis kan uitgroeien tot 15 centimeter maar 10 centimeter komt vaker voor. Ze worden vaak verward met de Neolamprologus sexfasciatus, die weliswaar dezelfde kleur draagt maar deze heeft 6 in plaats van 5 zwarte strepen. De Neolamprologus sexfasciatus wordt ook groter en kan een lengte bereiken van 22 centimeter.
Dieet
Deze soort bewoont de uitgestrekte overgangszone van rotsen naar zandbedden in het Tanganyika meer, zich voedend met slakken en andere kleine voedseldiertjes. Wildvang Neolamprologus tretocephalus hebben grotere hoofden en kaken dan hun nakweek neven door hun dieet van gekraakte slakkenhuizen. In het aquarium doen ze het goed op een kwalitatief hoogwaardig vlokken dieet aangevuld met granulaat en diepvries voer. Geen van mijn vissen krijgt levend voer, uitgezonderd wat verse artemia of de sporadische regenworm. Ze hebben veel goed voer nodig om te groeien en te kweken maar hun water moet wel goed schoon blijven. Ik heb ze gehouden in diverse pH waardes, een enkele keer zo laag als 6.0 zonder negatieve effecten, ze houden alleen niet van oud water. Ik ververs iedere 2 weken 50-70% van het water wat ik vooraf heb verwarmd tot een graad of 24, met een pH tussen de 7.4 – 8.0 en waaraan een klein beetje zout is toegevoegd (1 eetlepel per 25 liter water).
Kweekkoppel
Als een kweekkoppel is de Neolamprologus tretocephalus moeilijk verkrijgbaar aangezien ze redelijk agressief zijn naar soortgenoten. Ik ben begonnen met een groepje jongen van 2,5 centimeter, in een gemengd Tanganyika aquarium van 150 liter met vissen van gelijke grootte. Nadat ze tot een 5 a 6 centimeter waren gegroeid heb ik de eerste groep van 5 vissen verhuisd naar een 40 liter (48x13x16) aquarium, opgezet met een wat oester schelpen en redelijk fijn grind op een bodemfilter. Een klein schuim filter met moter hing aan 1 kant van het aquarium. Samen met de Neolamprologus Tretocephalus had ik er nog 6 Tropheus moorii Kampa Bay, 10 grote Sumatranen en een koppel Labeo cylindricus van 10 centimeter inzitten. Ik ververste elke 2 weken de helft van het water en begon met het voeren van diepvries voer. Binnen 2 maanden had de grootste vis (een man) een koppel gevormd met een middel groot vrouwtje, die een veel kleinere kop had en wat minder kleur had.
Het afzetten
Het koppel nam bezit van een 15 cm grote bloempot waar de bodem uitgehaald was, deze had ik op zijn kop in het grind gedrukt. Het mannetje, veel zwaarder rond zijn kop en schouder partij, groef al het fijne grind uit de pot. Het vrouwtje bracht meer en meer tijd door in de pot, totdat ze er uiteindelijk bijna een hele week niet meer uit kwam. Toen ze er wel uitkwam werd ze omgeven door een wolk van wel drie tot vierhonderd jongen. De vader, die alle andere vissen weg had gehouden tot een cm of 20 rond de pot, werd plotseling super agressief en joeg alle andere vissen in een hoekje van 30 centimeter in het verste einde van het aquarium.
De Sumatranen werden regelmatig aan de kant gezet maar werden veel dichter bij het nest gelaten en zwommen vrijelijk rond in het door het mannetje vergrote territorium. De jongen groeiden goed op verse artemia naupliën en fijn gewreven droogvoer. Na drie weken haalde ik ongeveer 3/4 van de jongen eruit, ongeveer 100 stuks. De jongen die ik bij de ouders had gelaten groeiden de drie weken erna sneller dan de jongen die ik had verwijderd, daarna waren ze verdwenen. De ouders hadden minder dan een week later een nieuw nest met ongeveer hetzelfde resultaat.
Nieuwe poging
De volgende keer dat ik probeerde tretocephalus te kweken, heeft mijn vriendin er 3 op laten groeien van 2,5 cm kleine jongen tot 8 cm in een 125 liter gemengd aquarium met daarin 5 Labidochromis caeruleus Yellow, een 13 centimeter grote 5″ Distochodus sexfasciatus, 2 Hypancistrus zebra, 2 Ancistrus, 12 Clown Peckoltia types, 10 grote sumatranen, 4 grote Neolamprologus daffodil, en 6 paradijsvissen. Het aquarium was zwaar beplant, had een extra groot schuim filter en een grote externe motorfilter. Het gebruikte grind was #2 naturel, met een klein beetje schelpen in een zak in het filter. Elke 2 weken werd er water ververst en de pH lag tussen de 6,5 en 7,5 bij een temperatuur van ongeveer 22 – 26 graden Celsius.
Eén tretocephalus overleed en we hielden er twee over die redelijk slanke lichamen hadden met vaal blauwe vinnen en brede witte strepen. Ik had nog een 10 centimeter groot mannetje en die werd aan het aquarium toegevoegd na een grote waterwissel en herinrichting van het aquarium. Er gingen meer dan 6 maanden voorbij voordat het mannetje een gezin begon te stichten met de kleinere vissen, opnieuw in een omgekeerde bloempot. We wachtten een maand maar helaas, geen jongen. Uiteindelijk besloot ik alle 3 de vissen te verplaatsen naar een 20 liter aquarium met een bodemfilter bedekt met schelpengrind en een klein hoekfilter. Aan de bezetting voegde ik 10 kleine sumatranen toe, wat schuilplaatsen in de vorm van rotsen en twee theelepels Tropic Marine Malawi-Tanganyika Zout. Binnen een dag werd de grootste vrouwelijke tretocephalus in een hoekje geduwd en waren haar vinnen bijna helemaal weggegeten.
Het overgebleven paar confronteerden elkaar regelmatig met open bek maar geen van beiden liep schade op. Het paar kon kiezen uit 2 bloempotten en een Rino Grot, dat is een afgesloten aardewerken pot van ongeveer 10 centimeter lang en 5 centimeter hoog met een ingang afgestemd op bepaalde soorten, bijvoorbeeld een hoge, nauwe ingang voor de Altolamprologus compressiceps, een rond 1,5 gat voor de Neolamprologus leleupi of een 2 centimeter eliptisch gat voor soorten als de Neolamprologus pulcher ‘Daffodil’. De pot die ik gebruikte was een Daffodil grot, die de vrouwtjes wel aansprak maar net even te klein was volgens het mannetje (hij gaf de voorkeur aan een bloempot boven de Rino Grot). De volgende morgen ontdekte ik ongeveer 75 wittige eieren buiten de Rino Grot, bovenop de steen die ik gebruikte als bodem voor de Rino Grot, vlak bij de ingang van de grot van het mannetje. Het vrouwtje hing boven de eieren, af en toe de eieren inspecterend op zoek naar vuil of schimmel, ondertussen de eieren druk aan het bewaaieren met haar borstvinnen. De eieren kwamen uit na 2 – 2,5 dag en de jongen konden vrij zwemmen na een dag of 5.
Gemengd Aquarium
Tretocephalus kunnen in een gemend aquarium worden gehouden, niet alleen met andere Tanganyika of Malawicichliden. Hoewel agressief, zijn ze niet speciaal agressief naar andere dan eigen soortgenoten. Bij het broeden stijgt de agressiviteit wel dramatisch, en zeker algeneters kunnen gemeen worden aangevallen, worden gedood of kunnen zware verwondingen oplopen. Ik heb eens een school van 20 grote wildvang tretocephalus gehouden in een 450 liter aquarium en toen het broedgedrag eindelijk begon brak de hel los, waarbij meerdere Tretocephalus en plecos zwaar werden mishandeld. Wanneer ze niet broeden zijn ze een mooie aanvulling op een cichliden collectie en kunnen ze succesvol worden geïntegreerd in een gezelschapsbak. Geschikte aanvullingen op een Tretocephalus aquarium zijn bijvoorbeeld Clown botia’s, Labeo bicolor of Labeo regenboog, grote regenboogvissen zoals de Rode Regenboogvis, de meeste barbelen, grote danío’s en veel andere vissen van gelijke grote die snel kunnen zwemmen.
Eerste publicatie: The Daphnian, Boston Aquarium Society 1999
Bron: aquarticles.com (niet meer beschikbaar)
Vertaling: John de Lange