Deze soort staat bekend onder een groot aantal namen, maar heeft nog geen officiële (wetenschappelijke) naam gekregen. Enkele synoniemen zijn; L. sp. Purple golden, L. sp. 3 (drie), L. sp. Humphead Rio Tapajos, Aequidens sp. Buckelkopf. Uit deze verschillende namen kan je al dadelijk heel wat informatie omtrent deze vis afleiden.
(redactie: inmiddels is deze soort beschreven als Laetacara araguaiae)
Ten eerste merk je al dat deze vis afkomstig is uit het stroomgebied van de Rio Tapajos in het Braziliaanse Amazonegebied. Zoals de meeste dwergcichliden, want dat is deze soort met z’n 6 à 8 cm lengte zeker, verkiest deze soort een plaatsje tussen het bladafval in de oeverzones van zijn natuurlijk biotoop. Zoals je waarschijnlijk reeds vermoedde verkiest deze vis zacht, licht zuur water (5-10°DH; 6,5-7 pH). Wat de temperatuur betreft, voelt deze vis zich prima in water van 24-28°C. Hoge temperaturen zijn eigenlijk niet nodig. In mijn aquarium kweekte deze soort bij 25°C.
Een tweede kenmerk dat je uit de boven- staande synoniemenlijst kan afleiden is de kleur. Zoals je op de afbeelding kan zien zijn purple & golden (violet en goud)
In overvloed aanwezig. Let ook op het ‘vreemde’ paarse bandje bovenaan in de staartvin.
Een derde kenmerk is de Buckelkopf of Humphead. Deze benamingen duiden op de voorhoofdsbult van de mannetjes.
Deze voorhoofdsbult, die je trouwens bij wel meer cichlidensoorten aantreft, heb ik niet kunnen waarnemen. Waarschijnlijk ontwikkelt deze bult zich naarmate de vis ouder wordt.
Buiten deze bult zijn de verschillen tussen mannetjes en vrouwtjes erg subtiel. Een mannetje heeft forser ontwikkelde vinnen, vooral de rugvin is puntiger en langer dan deze van een vrouwtje. Daarentegen heeft het vrouwtje een iets ronder buikprofiel (vooral wanneer ze kuit draagt). Zoals ik reeds zei zijn deze verschillen subtiel en het kan bijzonder moeilijk zijn om een koppel te selecteren wanneer de vissen niet baltsen.
Selecteren van een kweekkoppel
Als je dus wil kweken met deze vissen dan is het raadzaam om een klein groepje aan te kopen (een vijftal exemplaren). Op deze manier verhoog je de kans dat je een koppeltje hebt. Je kan proberen om de exemplaren op hun formaat te selecteren want de (dominante) mannetjes binnen een groep zijn duidelijk groter.
Zo’n groepje van vijf vissen zet je natuurlijk niet in een te klein aquarium. Een bak van een meter volstaat. De inrichting van deze bak is grotendeels naar eigen smaak en inzicht. Toch zijn er enkele dingen die van belang kunnen zijn. Zorg zeker voor voldoende schuilplaatsen omdat de leden van een groepje Buckelkopfen regelmatig met elkaar in de clinch gaan. Deze schuilplaatsen kunnen gevormd worden door kienhout, stenen, aardewerken potjes, halve kokosnoten,… Ook groepjes (dichte) beplanting worden zeker gewaardeerd door deze diertjes.
Voor de kweek is het belangrijk te weten dat deze cichliden substraatbroeders zijn. Dit wil zeggen dat ze hun eieren op een vlak oppervlak afzetten. Dit kan een platte steen zijn, maar bij mij was dit telkens een groot blad van een Anubias.
Voorbereiding voor de kweek
Om de vissen zo ver te krijgen dat ze eieren afzetten in een aquarium dat goed ingericht is en gevuld met water met de gepaste waarden is nog één ding nodig; goed voederen. Deze vissen hebben een tamelijk grote eetlust. Ze zijn echter geen kieskeurige eters. Ze nemen zowel droog– als diepvriesvoer. Levend voer is echter een enorme stimulans om de vissen eieren te laten afzetten.
De kweek van Laetacara sp. Buckelkopf
Als je deze tips volgt zal het vrouwtje een massa eieren afzetten op een vlak stuk substraat. Dit kunnen wel 500 eieren zijn. Een gemiddeld legsel bestaat meestal echter uit 200-300 eieren. Deze eitjes worden bewaakt en met de staart ‘bewaaierd’ door de ouders. Als je het nog niet eerder gedaan hebt, dan is het nu het moment om alle andere vissen uit de bak te verwijderen. De ouders zijn immers volstrekt onverdraagzaam tegen alle andere vissen die in de buurt van hun legsel komen.Na twee dagen komen de eieren reeds uit. Bij een temperatuur van 25°C zijn de jongen pas vrijzwemmend na nog eens vier à vijf dagen. Gedurende deze vijf dagen teren ze nog op hun dooierzak. Hierna kunnen de jongen op eigen krachten rondzwemmen. Ze eten nu ook reeds micro– aaltjes, pas ontloken artemia en in de bak aanwezige micro-organismen. Beide ouders beschermen de enorme wolk jonge vissen. Wanneer een visje afdwaalt neemt een van de ouderdieren het in de bek en spuwt het terug uit bij de rest van de groep. Het is raadzaam een (of meerdere) uitzwemmer te voorzien voor de snel groeiende, goed etende zwerm jonge vissen.
Laat de jongen lang genoeg bij de ouders. Vroegtijdig verwijderde jongen zouden als ze zelf volwassen zijn geen broedgedrag vertonen en zelfs hun eigen jongen en eieren opeten.
Conclusie
Als je deze soort in de handel ziet zitten, ben je niet snel geneigd om deze ‘grijze muizen’ te kopen. Wanneer je echter toch besluit een groepje mee te nemen en je ze het een beetje naar hun zin maakt, dan zullen ze je zeker belonen met hun prachtige tinten van goud en violet. Bovendien is het ook niet moeilijk om deze soort te kweken. Zo kan je ook nog eens genieten van de broedzorg van deze dwergcichlide die niet erg veel voorkomt in onze hobby.