Welke vissen zijn geschikt om in een Cyphotilapia aquarium te plaatsen. Men moet hierbij rekening houden dat een Cyphotilapia een vis eter is en kleine vissen dus als voedsel gezien kunnen worden. De Cyphotilapia kan een vis van 1/3 van zijn lengte makkelijk wegwerken. Men moet vooral uitkijken met de langgerekte soorten. Als men naar de foto hieronder kijkt zal men zien dat er een vis van flink formaat in de bek van de Cyphotilapia zal passen.
Als men een speciaal aquarium inricht voor Cyphotilapia’s en u wilt het Tanganyika biotoop nabootsen zult u dus aan bijvissen moeten denken die ook in het Tanganyika meer voorkomen. Hierdoor wordt de keus al beperkt, men kan de schelpbewonende cichliden zoals lamprologus en neonlamprologus al afstrepen, dit geld ook voor kleine Julidochromis soorten.
Kortom de vissen kleiner dan 10 centimeter zijn niet geschikt. Welke soorten uit het Tanganyika meer zijn dan wel geschikt?
Benthochromis tricoti
Mannetjes kunnen een lengte van ongeveer 20 cm bereiken, wijfjes tot zowat 15 cm. Vanaf 15 cm lengte kunnen mannetjes in broedkleuren worden waargenomen.
Deze vis komt in de natuur in grote scholen voor. Er moet dus voldoende vrije zwemruimte worden open gelaten. In het aquarium kunnen een tot twee mannetjes samen met meerdere vrouwtjes worden gehouden. Echt agressief zijn ze niet. Het aquarium kan op de achtergrond met stenen worden ingericht. Een zandige bodem wordt zeer op prijs gesteld. Het is een alleseter en er moet dus voldoende variatie in het menu gebracht worden. Droogvoer wordt ook af en toe geaccepteerd.
Veel mensen geven aan dat Benthochromis tricoti een geschikte medebewoner is voor frontosa’s maar het kan ook zijn dat het niet samen gaat. Dit is een ervaring van mijzelf en een aantal mensen die ik ken.
De Benthochromis is een open water vis die mits ze groot genoeg zijn zeker qua afmeting bij volwassen frontosa’s gehouden kunnen worden. Het nadeel is enkel als een dominante man wil paren, hij de grootste platte steen in het aquarium opzoekt en daarop zijn paardans wil gaan doen. Een nadeel hiervan is dat deze steen meestal op de bodem of op een stapel ligt en meestal ook nog in het territorium van de dominante frontosa man. Hierdoor ontstaat een situatie van pesterijen en uitvallen van de Benthochromis naar de frontosa waardoor zowel de Benthochromis niet tot afzetten komt en ook de frontosa niet omdat ze te druk met elkaar zijn en er te veel onrust in het aquarium is.
Heb je het geluk dat de Benthochromis geen paar gedrag vertoont is deze combinatie een lust voor het oog maar vertoont de Benthochromis paar gedrag dan heb je er meer last van.
Met dank aan Gijs Knoop en tanganyika.nl
Lepidiolamprologus elongatus, kendalli, profundicola, lemairi en attenuatus
Ik beschrijf hierbij alleen de Lepidiolamprologus kendalli. Aan het uiterlijk, maar ook aan de tanden kunnen we het zien: dit is een echte rover. Met een lengte tot 20 centimeter (de vrouwtjes blijven wat kleiner) en de gestrekte lichaamsvorm is de vis in staat snel toe te slaan en kleinere cichliden buit te maken. Ander dierlijk (eiwitrijk) voedsel wordt ook gegeten. Door het dieet en afmetingen, maar zeker ook lichaamsvorm en tekening, is de vis goed te houden in combinatie met de Cyphotilapia.
Het mag voor zich spreken dat een aquarium lengte vanaf 2 meter voor deze vis geen overbodige luxe is. Ze worden vaak als eenling gehouden, omdat ze ook in het wild solitair aangetroffen worden, en omdat het vormen van een paar vaak moeilijk is. De vissen kunnen dan erg veel agressie naar elkaar tonen, en de meeste aquaria zijn onvoldoende ruim om meerdere exemplaren te huisvesten zodat zich een paar kan vormen. Heeft zich eenmaal een paar gevormd, dan zullen ze elkaar meestal goed blijven verdragen. Soortgenoten zijn vervolgens niet meer veilig voor het paar. In de natuur leven ze op diepten van 5 meter tot grote diepten, in het zuiden van het meer. Ze leven tussen en boven grote rotsen.
Het zijn vissen die zich graag in het open water ophouden maar indien er een koppel gevormd is, zich ook wat meer rond de rotsen ophouden.
Deze Lepidiolamprologus soort is eigenlijk niet wat zijn naam doet vermoeden. Het is een onbenoemde (onbekende) soort die zich eigenlijk meer gedraagt als een Lepidiolamprologus elongatus dan als een Lepidiolamprologus profundicola.
Het mannetje (bovenste foto) op de foto is nu ca 15cm en het vrouwtje (onderste foto) 10cm. Ze zijn op zich vrij rustig maar vissen met dezelfde vorm en of kleur worden stevig achterna gezeten.
Het houden in groepen is mogelijk tot er echte koppels gevormd worden, ook dit gaat goed zolang er geen ei afzetting plaats vindt, in tegenstelling tot de Lepidiolamprologus attenuatus welke het zelfs in kleine groepen goed blijft doen in het aquarium.
Over het algemeen zijn de elongatus, attenuatus en nkambe makkelijke bijvissen die zich rustig gedragen t.o.v. andere soorten tenzij de vorm en/of de kleur te veel overeen komt.
Helaas kan ik niets zeggen over de echte Lepidiolamprologus profundicola omdat ik hier geen ervaring mee heb.
Met dank aan Gijs Knoop en tanganyika.nl
Gnathochromis permaxillaris
Ze kunnen tot 23 centimeter groot worden, de vrouwtjes blijven een paar centimeter kleiner. Volwassen exemplaren hebben sierlijke lange vinpunten. Omdat de vis mooie kleuren heeft, een bijzonder uiterlijk en zich rustig gedraagt wordt deze vis steeds populairder. Toch is het aanbod van deze bijzondere vis niet erg ruim. Ze worden weinig gevangen in het Tanganyikameer, en als ze gevangen worden moeten ze een decompressietijd ondergaan omdat ze grote diepte leven. Dat maakt de prijs van deze dieren hoog. Het zijn zeer rustige vissen, die hun voedsel behoedzaam van de bodem “opzuigen”. Ze moeten de kans krijgen op een dergelijke manier hun voedsel op te nemen en komen het best tot hun recht in een ruime bak met rustige medebewoners.
Grammatotria lemairi (volwassen!)
De mannen kunnen een lengte bereiken van ruim 25 cm, terwijl de vrouwen kleiner blijven, meestal overschrijden ze een lengte van 18 cm niet. Het lichaam is langgerekt, zilver gekleurd en ze hebben een groot hoofd met een lange neus.
In het aquarium is dit een rustige vreedzame vis. De vis moet in kleine groepjes gehouden worden met minimaal 5 á 6 stuks. Grammatotria is een martenale muilbroeder.
Tetraodon Mbu
Een van de medebewoners van de frontosa’s is een Tetraodon mbu. Er bestaan verschillende verhalen over het houden van kogelvissen. De meeste zijn zo agressief dat ze niet met andere vissen gehouden kunnen worden en dus een aquarium voor zichzelf nodig hebben.
Dit hoorden we ook in eerste instantie van de Tetraodon mbu. We hebben toch maar besloten de gok te nemen en een kleintje van 8 centimeter te kopen en deze bij de frontosa’s te zetten. We voeren hem/haar ongepelde diepvries garnalen, slakken en mosselen (ook uit de diepvries). Het is wel noodzaak dat hij voldoende te eten krijgt want sla je dit een paar dagen over begint hij aan de vinnen van zijn medebewoners.
Ook is het verstandig de kogelvis als eerst te voeren want als een andere vis een stuk vast heeft wat hij wil hebben dan bijt hij gewoon door. Gezien zijn scherpe tanden kan het dus ook zijn dat de andere vis een stukje ergens mist. Gelukkig hebben wij met dit laatste geen probleem aangezien het beestje, nu ca 20 centimeter, uit de hand eet. Het wordt echter wel moeilijker passend voer te vinden aangezien hij een voorkeur heeft voor slakken die in het water leven en dat hij iets met een schil moet krijgen anders kunnen zijn tanden vergroeien en zullen dan geknipt moeten worden (zoals wel eens voorkomt bij konijnen) en dat lijkt me geen prettige bezigheid bij dit visje.
Hij gedraagt zich tot dusver voorbeeldig en zwemt gewoon lekker op zijn eigen plekje door de bak, de frontosa’s negerend. De Limnochromis abeelei laten hem niet in de buurt komen zullen hem altijd proberen weg te duwen waarbij hij meteen zijn buik naar hen toe keert en zich een beetje op blaast zodat ze hem niet kunnen bijten. Mocht dit wel gebeuren dan heb ik een vis minder aangezien ook de mbu net als andere kogelvissen giftig is. De kans dat dit gebeurd is echter klein aangezien hij in opgeblazen toestand honderden kleine stekeltjes op zijn buik opzet. Nog een kleine tip bij aanschaf, kijk of het beestje eet en wat hij eet.
Met dank aan Gijs Knoop
Limnochromis auritus
Limnochromis auritus is een bewoner van de grotere diepten, vaak meer dan 30 meter. Daarboven is het lichter, en omdat ze nogal schuw zijn verbergen ze zich in ondieper water meer in holen en tunnels. Het heeft dus de voorkeur de bak waarin deze vissen gehouden worden niet te sterk te verlichten. Ze graven hun gangen en holen in de modderbodems waarboven ze zich ophouden. Met zijn 17 centimeter kan er door hem in het aquarium dan ook flink wat zand van plaats veranderen. Omdat de aquarium bodem zich meestal niet leent voor het graven van tunnel, kunnen er Pvc-buizen in de bodem worden geplaatst. Deze zullen snel worden uitgegraven. Ze eten alleen voedsel van dierlijke oorsprong (zeer kort darmkanaal), en dan met name ongewervelde die zich in en op de bodem ophouden.
Altolamprologus calvus, compressiceps en fasciatus (volwassen!)
Ik beschrijf hierbij alleen de Altolamprologus calvus. Deze vis wordt aangeboden in verschillende kleurvariëteiten: ‘black’, ‘white’ en ‘yellow’. Hiernaast staat de ‘black’-variant afgebeeld. Hij kan tot 15 cm. groot worden en heeft een karakteristiek uiterlijk: ze zijn sterk zijdelings afgeplat. Door deze lichaamsvorm en harde schubben, zijn ze goed bestand tegen roofvissen en roofdieren; ze kunnen zich verbergen in nauwe spleten en zetten zich daar klem door het lichaam sterk te krommen.
Het is gebleken dat de dieren een voorliefde hebben voor grote slakkenhuizen (10 cm doorsnee) om de eitjes in af te zetten, dus deze zouden aanwezig moeten zijn. Deze vis zal zich vrij weinig aantrekken van andere, zelfs grotere vissen. Indien grotere vissen toch meer aandacht geven dan ze leuk vinden, plaatsen ze hun lichaam gekromd dwars voor de neus van de andere vis. Dit maakt deze vis geschikt om samen te houden met de Cyphotilapia.
Het is een geboren jager en omdat ze een klein visje zien als maaltijd, is het zaak om nageslacht van andere vissen tijdig uit het aquarium te verwijderen
Cyathopharynx furcifer en foai (volwassen!)
Ik beschrijf hierbij alleen de Cyathopharynx furcifer. Deze door de kleurenpracht populaire vis voedt zich met bezinksel dat op de rotsen ligt. Uiteindelijk worden de plantaardige en dierlijke voedseldelen hieruit verteerd en verlaat het niet bruikbare materiaal het lichaam weer. De darmen van de vis verwerken daardoor grote hoeveelheden zand. Voor een gezonde vis is dan ook een bodem van fijn zand noodzakelijk.
De mannetjes worden ruim 20 centimeter, de vrouwtje blijven een centimeter of 6 kleiner. De mannetjes kunnen bijzonder mooie kleuren hebben, maar laten deze alleen zien bij een optimale verzorging in het aquarium, en dan nog alleen als ze helemaal op hun gemak zijn. Ze kunnen hun kleuren in een mum van tijd laten verdwijnen en verschijnen.
De mannetjes bouwen zeer bijzondere nesten: ronde zandheuvels tot wel een halve meter hoogte, met een kuil op de afgeplatte top. Zie ook de foto onderaan. Ze worden fel verdedigd.
Oreochromis tanganicae
Een endemische soort uit het Tanganyikameer, waar ze praktisch in het hele kustgebied is terug te vinden zijn, behalve in de rivierdelta’s. Oreochromis tanganicae komt zowel boven een zandbodem als in het rotskustgebied voor. Het grootste exemplaar dat in het Museum voor midden-Afrika wordt bewaard meet 37,5 centimeter totale lengte. Pierre Richard, die de dieren ook in het natuurlijk milieu observeerde meldde exemplaren tot 44 centimeter. De lichaamsvorm is vrij hoog lichaam dat zijdelings sterk is afgeplat. De geslachten zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Mogelijk is de spits uitlopende rugvin een kenmerk om het mannetje te herkennen.
Oreochromis tanganicae voedt zich in de natuur voornamelijk met plantaardig plankton en rottende plantendelen. In het aquarium is hij gemakkelijk te wennen aan het gebruikelijke voer, waarbij plantaardig voer liefst niet ontbreekt. P. Brichard kon in het meer verschillende scholen volwassen dieren observeren, die als typische “Aufwuchs”-eters (te vergelijken met Tropheus en Petrochromis-soorten) de rotsen afgraasden. Gezien hun respectabele grootte is het ondenkbaar een school van deze vissen in een “normaal” aquarium onder te brengen. Hoe soortgenoten op elkaar reageren in gevangenschap werd nog onvoldoende onderzocht. Andere soorten laten ze redelijk ongemoeid.
Haplotaxodon microlepis
Deze vis kan het beste als een school gehouden worden. De vis kan zo’n 20 centimeter groot worden. Het is dus aan te raden om minimaal 10 stuks van deze vissen aan te schaffen. Het aquarium moet aan de achtergrond met stenen worden ingericht. In het missen moet zeer veel vrije zwemruimte worden open gelaten. Planten worden met rust gelaten en kunnen dus ook als decoratie worden gebruikt. Als voedsel moet levend voer worden gegeven in de vorm van Artemia, watervlooien en muggenlarven. Droogvoer wordt ook geaccepteerd. Het zouden muilbroeders zijn.
Greenwoodochromis christyi
Een van de in mijn ogen meest geschikte medebewoner van de frontosa is de Greenwoodochromis christyi. Deze soort is een vrij vreedzame soort die zich in het aquarium al snel de baas laat zijn, hoewel hij wel zijn eigen plaatsje zal opeisen, gaat dit vrij gemakkelijk. Dikwijls in de buurt van de bodem of als deze te druk bevolkt is, een vlakke steen. De Greenwoodochromis christyi kan het best in een kleine harem gehouden worden. Een combinatie met exemplaren uit de Limnochromis familie is niet aan te bevelen ivm de gelijke kleur/tekening.
Wat voedsel betreft is het een zeer gemakkelijke eter maar ook een trage dus moet men er wel op toe zien dat deze vissen genoeg eten en zich het voer niet weg laten kapen door andere medebewoners.
Het uiterlijk geslachtsonderscheid is niet makkelijk te zien, alleen in het formaat zit wat onderscheid waarbij het mannetje groter wordt dan het vrouwtje.
Helaas kom je deze vis niet vaak tegen.
Met dank aan Gijs Knoop
Lobochilotes labiatus
Lobochilotes labiatus, een zeer zeldzaam gehouden vis in de aquariums. Dit mede door de agressiviteit van de soort en de grote bij volwassen leeftijd. Deze soort kan namelijk ruim 40 centimeter groot worden in de natuur. In het aquarium zal deze vis niet groter worden dan 30 cm.
Zoals men op de foto’s kan zien heeft deze vis zeer grote lippen. Deze spelen een belangrijke rol in het vinden van voedsel tussen de rotsen. Zij nemen namelijk met de lippen het voedsel waar. Ook gebruiken zij deze lippen om bv de kleine cichliden soorten die zich schuil houden tussen de rotsen weg te halen. Door hun lange lippen kunnen zij beter tussen de spleten en openingen in de rotsen komen.
Het uiterlijk van deze soort is over het algemeen groenachtig-wit of groenachtig-zilverbruin. Er lopen over het lichaam 12 dwarsbanden die afhankelijk van het exemplaar kunnen verschillen van intensiteit. Deze banden zijn donkergrijs tot zwart van kleur. Het verschil in geslacht kan men herkennen aan de eivlek bij de man op de aarsvin.
Ook hier praat men of een muilbroedende cichlide soort en het broed proces is vergelijkbaar met die van de Cyphotilapia. Er worden per broedsel ongeveer 400 eieren afgezet via de eivlek methode. De moeder zal de eieren rond de 3 tot 4 weken vasthouden. In de natuur hebben onderzoekers opgemerkt dat de jongen van deze soort eigenlijk nooit worden aangevallen of opgegeten door andere soorten, dit omdat de ouders deze zeer actief beschermen.
De Lobochilotes labiatus word in de natuur aangetroffen op dieptes tot 40 meter afhankelijk van de vangstlocatie. De vis leeft voornamelijk in de kust wateren bij de rotszones maar vermoed word deze soort ook deels op de zandvlaktes begeeft op zoek naar eten (denk hierbij aan krabben ed).
De soort is endemisch aan het Tanganyika meer maar word ook aangetroffen in de Malagarasi River. De Lobochilotes labiatus word in zowel in Burundi als in Congo, Tanzania en Zambia aangetroffen. Deze soort voed zich in de natuur met kleine vissen, insectenlarven, krabben, plant resten en weekdieren. Een aquarium moet ingericht worden met rotsen maar ook open vlaktes worden gewaardeerd en aangeraden.
Nogmaals dit is een zeer mooie en exclusieve vis om te houden in het aquarium maar door de hoge agressie tegen soortgenoten en eventueel medebewoners is dit zeker een zeer lastige vis om te houden. Aangeraden word dan ook om 1 man op een 3 tot 4 tal vrouwen te houden. 2 mannen in een aquarium zal zelden slagen mits men praat over een zeer ruim aquarium (vanaf 3000 liter). Koppels schijnen naar de weinige ervaring die er is ook niet goed te gaan dus men moet echt denken aan een kleine harem van deze soort van rond de 4 a 5 dieren.
Niet Cichliden
Ook kan men niet-cichliden in het aquarium plaatsen, hieronder een lijst
Synodontis
- Synodontis polli
- Synodontis petricola
- Synodontis multipunctatus
- Synodontis caudimaculatus
- Synodontis granulosus
Synodontis-soorten zijn omnivoren. Ze eten alles mee wat de andere aquariumbewoners ook krijgen. Deze meervallen worden vaak nachtdieren genoemd, maar ze zijn regelmatig overdag te zien, vooral in de middaguren. Ze zijn wel nogal schrikachtig: een beweging van buiten het aquarium doet ze snel onder en tussen de stenen schieten.
Aethiomastacembelus
- Aethiomastacembelus moori (volwassen!)
- Aethiomastacembelus ellipsifer (volwassen!)
Aethiomastacembelus ellipsifer is één van de mooiste en meest populaire stekelalen uit het Tanganyikameer. Dat komt met name door de mooie tekening. Deze vis kan tot 45 cm. lang worden, en is door zijn volwassen (!) lengte zeer geschikt om met de Cyphotilapia samen houden.Wel moet hierbij vermeld worden dat de Cyphotilapia wel gek is op alen en deze dus als voer kan aanzien, daarom is alleen een volwassen dier geschikt om te plaatsen. Ze eten in de natuur alles van dierlijke oorsprong dat ze te pakken kunnen krijgen. Dat zijn dan meestal weekdieren en ongewervelden die zich in het bodemzand bevinden. Slapende, jonge vissen en eitjes horen daar ook bij. In het aquarium wennen ze goed aan droogvoer, hoewel de voorkeur uitgaat naar (ontdooid) vriesvoeder. Ze laten zich graag zien en zijn zeker niet schuw: het is zelfs mogelijk ze uit de hand te leren eten. Dek verder het aquarium goed af! Daar waar ze de bak uit kunnen kruipen, zal dat zeker gebeuren. Ze willen zich nogal eens ingraven in de bodem; zorg voor een bodem van fijn zand.
Caecomastacembelus
- Caecomastacembelus plagiostoma
Deze bijzondere vis die tot 30 centimeter lang kan worden, leeft in het rotsachtige gebied tussen de 1 en 4 meter diepte. Hij houdt ervan om zich te verschuilen in de talrijke holen die daar aanwezig zijn en foerageert op de zanderige delen van de kust. In het Nederlands wordt het dier stekelaal genoemd, maar er is geen verwantschap met de aalachtigen. Het eerste deel van de naam is beter bedacht: over een groot deel van de rug is de rugvin omgevormd tot een lange rij stekeltjes. De vis past zich goed aan in gevangenschap en kan worden gevoerd met allerlei voedsel, dat niet te hoog in plantaardig aandeel is. De vis heeft een kort spijsverteringskanaal en kan plantaardig voedsel minder goed verteren.
Auteur
Laurette de Nijs
Copyright foto’s
Laurette de Nijs
Malawi’s Unlimited
Suephoto
Klaus Steinhaus
Wendy Geers
Ben Lee – Amiidae.com
John de Lange