Het Tanganyika meer bevindt zich in de Oost Afrikaanse Rift Vallei in een gebied met actieve vulkanen. Dit heeft het hele gebied beïnvloed en het water van het meer is dan ook rijk aan mineralen en behoorlijk hard. Dit moet je zeker meenemen als je overweegt vissen uit dit meer te gaan houden.
In het meer zijn drie hoofd biotopen te vinden:
- Open water met een zandsubstraat
- Rotsen, te vinden langs de kustlijn en bij onderwater riffen
- Slakkenhuis bergen, hele stapels met lege slakkenhuizen kunnen worden gevonden in diverse baaien.
Elk biotoop heeft een verschillende set vissen aangetrokken die hun specifieke biotoop hebben leren gebruiken. De water kwaliteit is door het hele meer heen gelijk – er zijn misschien een of twee locale variaties daar waar een rivier uitmondt in het meer maar overal is een stabiel evenwicht en de vissen die daar zijn ontstaan kunnen niet goed omgaan met plotselinge veranderingen of slechte water kwaliteit.
Verzorging
In tegenstelling tot vissen uit het Malawi meer kun je een aquarium met Tanganyika niet overbevolken omdat hun broed gedrag compleet anders is. Ze hebben een territorium nodig om in te broeden, in tegenstelling tot de muilbroeders uit het Malawi meer. Door zorgvuldig vissen uit de verschillende niches te kiezen en ze te geven wat ze nodig hebben, kun je een mooi combinatie maken; dat wil zeggen, een groot aquarium met een een stapel rotsen aan een kant, een stapel lege slakkenhuizen aan de andere en open water in het midden zorgt ervoor dat je een mooie selectie bij elkaar passende vissen kan houden.
Water chemie
Om deze vissen gezond te houden is de water samenstelling zeer belangrijk. Nog steeds komen veel van deze vissen uit het wild en worden nog niet zo heel lang in gevangenschap gekweekt. Hierdoor is het belangrijk ze op de juiste waterwaardes te houden:
- ammonia: nihil
- Nitriet: nihil
- Nitraat: < 20 ppm
- pH: 7.8 tot 8.5
- GH: 12 tot 20
- KH: 10 tot 15
- Temperatuur: 22 tot 25 graden Celsius
Regelmatig een deel van het water verversen is essentieel om de hoeveelheid nitraten en andere vervuilende stoffen laag te houden, het toevoegen van sporen elementen is aan te bevelen. Deze vissen kunnen worden verzwakt door een tekort aan sporen en kunnen hierdoor ziek worden.
Voedsel en voeren
Het merendeel van de vissen zijn micro jagers met de grootste als echte jagers, hoewel er een paar echte herbivoren zijn. Zorg dus dat je weet wat de voorkeuren zijn van de soorten die je gaat houden.
- Micro-jagers: Vlokken en granulaat, rijk aan proteïnen. Levend of bevroren voer van een bruikbare grootte.
- Herbivoren: Vlokken en granulaat met weinig proteïnen en veel vezels (goudvis voer), gekookte erwten zonder vel, plakken komkommer, 1 keer per week levend/bevroren voer.
Kweken
Deze vissen zijn doorgaans niet al te moeilijk en zullen regelmatig broeden als ze maar in goede conditie zijn een rondzwemmen in kwalitatief goed water. Sommige soorten zijn muilbroeders en produceren goed gegroeide jongen, soms in hele kleine aantallen, soms zelfs maar een stuk of vier.
Open Water
Door Tom Hammond
Verspreiding
Meestal komen ze voor in het open water niet ver van de rots biotopen.
Soorten:
Het geslacht Cyprichromis bestaat uit
- leptosoma
- microlepidotus
- pavo
- sp. leptosoma jumbo
- sp. “Zebra”
De Cyprichromis leptosoma is de kleinste van dit geslacht met een maximum lengte van 10 centimeter voor de mannetjes. De andere soorten worden iets groter tot een 13 centimeter. Sommigen zeggen dat de Cyprichromis leptosoma jumbo een 18 centimeter kan worden maar ik heb ze nog niet groter gezien dan 13 centimeter. Alle soorten hebben locale kleurvariaties behalve de Cyprichromis sp. “Zebra”. Ze hebben allen (behalve de Zebra) minstens 2 varianten binnen de locale groep dieren. Bij de meeste soorten is het de staart, die is of blauw of geel. Maar bij de Cyprichromis pavo is de anaal vin een van deze kleuren. Bij de Cyprichromis leptosoma Jumbo die bij Kitumba wordt gevangen, is de lichaamskleur ook variabel waardoor hier nog meer variaties voorkomen. Mannen kunnen helemaal geel zijn (inclusief staart), helemaal blauw (weer inclusief staart), blauw lichaam met een gele staart of een mix van geel en blauw met een gele of blauwe staart.
Onderhoud
Een grote hoeveelheid open water is nodig voor het driedimensionale territorium van de mannen. Mannetjes zullen zelden de structuur van het aquarium (rotsen etc) gebruiken om hun territorium te markeren; Ze blijven gewoon op een bepaalde afstand van de omringende mannetjes. Ik heb succesvol Cyprichromis leptosoma gehouden en ook gekweekt in een aquarium van 54 x 36 x 30, maar de grotere soorten hebben meer ruimte nodig. Een aquarium van 1 meter x 40 x 40 zou groot genoeg moeten zijn voor alle typen Cyprichromis.
Cyprichromis soorten zijn perfecte kandidaten voor een Tanganyika aquarium. Dit omdat ze het open water bezetten, een territorium wat nauwelijks wordt gebruikt door andere Tanganyika cichliden. Het is niet aan te raden de Cyprichromis te houden met hyperactieve Aufwuchs grazers zoals de Tropeus en de Petrochromis. Ook de Cyphotilapia frontosa kan niet gehouden worden in een aquarium met de Cyprichromis aangezien zij het natuurlijk voer zijn voor de frontosa. ’s Nachts zal de Cyphotilapia frontosa de rustende vissen opeten.
Een goed filter is echt noodzakelijk, net als bij alle andere Tanganyika, vraagt de Cyprichromis kwalitatief uitstekend water. Externe potfilters zijn naar mijn mening het beste omdat ze het afval uit het aquarium filteren.
Het water moet bij voorkeur met een sproeibuis terug geleid worden naar het aquarium, hierdoor neemt de hoeveelheid opgeloste zuurstof in het water toe. Het zorgt ook voor een goede stroming door het aquarium wat deze snel zwemmende vissen erg lekker vinden.
Net als bij alle Tanganyika cichliden heeft de Cyprichromis hard water met een pH van 8 of hoger nodig. Water mag geen ammonia en nitriet bevatten en liefst minder dan 25 ppm nitraat. Een temperatuur van ongeveer 24 graden Celsius is goed.
Mannetjes hebben geen decor nodig om hun territorium te markeren, maar de vrouwen wel om zich te kunnen onttrekken aan de aandacht van de mannen. Planten zijn hier ideaal voor omdat ze een dichte en hechte bescherming geven. De bodembedekking is voor deze soort een kwestie van smaak aangezien deze soort geen bodem gebruikt, maar een dunne laag zand oogt het meest natuurlijk.
Sommige soorten (bijvoorbeeld Cyprichromsi pavo) zullen het beste kleuren in gedimt licht. Fel licht kan de kleuren van de mannetje laten verbleken.
Ik ververs meestal vrij grote hoeveelheden water per keer voor al mijn vissen. Zo ongeveer 25% tot 30 % per week.
Sexe verschillen:
Mannetjes en vrouwtjes zijn gemakkelijk uit elkaar te houden zodra ze volwassen zijn door de fantastische kleuren van de mannen, maar het sexen van de jongen is niet zo eenvoudig. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen mannen hun kleur krijgen vanaf zo’n 5 cm lengte maar dat kan ook langer duren tot zo’n 7 a 8 centimeter. Vrouwtjes blijven standaard bruin met een lichte glans kleur (meestal blauw). De vrouwen blijven doorgaans ook zo’n 1 tot 3 centimeter kleiner dan de mannen.
Kweken
Cyprichromis zijn van nature scholenvissen dus het is aan te bevelen ook zo’n groep in het aquarium te maken. In het meer vormen vrouwen en niet dominante mannen enorme scholen met tot wel enkele duizenden vissen; ze leven dus apart van de territoriale mannetjes. Dit is natuurlijk niet mogelijk in het aquarium dus de groepen moeten kleiner zijn. Een goede manier om deze vissen te houden id in veelvouden van 1 man en 2 vrouwen. Dit zorgt voor verspreiding van de druk van de mannen op de vrouwen, een hogere ratio vrouwen is zelfs beter om de druk nog meer te spreiden. De grootte van het aquarium bepaald de hoeveelheid mannen. Een goede regel voor Cyprichromis leptosoma is 1 man per 30 centimeter aquarium, waar de grootste soorten zo’n 45 centimeter per man nodig hebben. Erg dominante mannen kunnen een territorium verdedigen tot een centimeter of 60.
Als een vrouwtje klaar is om te paren zal ze veel interesse gaan tonen in de territoria van de mannen. In plaats van rondhangen met de rest van school zal ze blijven zweven in het centrum van het territorium van het uitgekozen mannetje. Het mannetje ziet direct dat ze rijp is om te paren en zal beginnen met baltsen. Dit doet hij door zijn volledig uitgestrekte vinnen te tonen. Het mannetje zal ook zijn eivlekken tonen aan het einde van zijn anaalvinnen. Beide vinnen bevinden zich dan aan de kant van waar het vrouwtje zwemt; het mannetje zal hier dan heftig mee gaan schudden. Dit lijkt de vrouwen echt aan te trekken. Het is niet bekend of het tonen van de eivlekken is bedoeld om te laten zien waar het vrouwtje de eieren moet leggen (dat is het centrum van zijn territorium) of dat het een stimulans is om de eieren los te laten. Ik denk dat het een combinatie van beiden is.
In het geval van echt afzetten, hangen beide vissen diagonaal in het centrum van het territorium van de man. Het mannetjes zwemt hierbij ongeveer 4 cm boven het vrouwtje. Erg vreemd is het feit dan de mannen hun kaken opensperren tijdens het afzetten. Ik heb geen idee waarom ze dit doen maar het gebeurd elke keer en bij elke Cyprichromis soort. De eieren worden losgelaten in groepjes van 2 tot 3. Het bevruchten gebeurt terwijl ze vallen. De eieren worden weer op gevangen door het vrouwtje nog voor dat ze de bodem raken.
De eieren worden zo’n 17 tot 25 dagen vastgehouden. De eerste dag na het paren lijkt de bek van het vrouwtje extreem groot, maar dit zal na een tijdje wat afnemen. Hierdoor lijkt het alsof ze het hele legsel heeft uitgespuugd, maar heb vertrouwen, ze heeft gewoon ruimte gemaakt voor de eieren om te ontwikkelen.
Na ongeveer 15 dagen kun je de jongen die zich snel ontwikkelen duidelijk zien door de wanden van de bek. Jongen worden doorgaans losgelaten binnen een uur, meestal in groepjes van 2 of 3. De eerste paar uur hangen ze millimeters onder het wateroppervlak. Op dit punt nemen ze hun eerste hapjes lucht, hiermee vullen ze hun zwemblaas.
Na het vrijlaten zijn de jongen ongeveer 1 centimeter groot en kunnen worden gevoerd met vers uitgekomen artemia, bevroren Cyclops en fijn vlokvoer.
Schelp bewoners
De Lamprologus multifasciatus zijn lid van de cichlide familie en zijn een van de kleinste bekende cichliden, ze worden niet veel groter dan een neon tetra. Ze vormen een groep vissen die wonen en broeden in slakkenhuizen.
Deze vissen komen alleen voor in het Tanganyika meer in de Oost Afrikaanse Rift vallei en komen alleen voor op een klein gedeelte van het meer die Niamkolo Bay wordt genoemd.
Ik kocht in eerste instantie zes van deze vissen en bracht ze onder in een aquarium van 60 x 30 x 30 met een groot sponsfilter, 18 grote lege slakkenhuizen en een fijne zandbodem van ongeveer 3 centimeter dik. De waterwaarden waren Ph 8, Gh 15, Kh 12 en de temperatuur 24 graden Celsius.
De vissen hadden zich al snel in de slakkenhuis gevestigd en kregen fijn vlokvoer en bevroren Cyclops. Toen begon het graven. Deze vissen zijn Olympisch kampioen graven: de eerste ochtend hadden ze al het zand, (en ik bedoel AL het zand) verplaatst naar 1 hoek en ze waren nog bezig met het verplaatsen van zand van de voet van de berg naar de top. Ik had ergens in een boek gelezen dat des te meer slakkenhuizen er waren des te minder ze zouden graven. Dus ik verdubbelde de hoeveelheid slakkenhuizen maar dat maakte geen enkel verschil. Hierna heb ik het meeste zand verwijderd, slechts een dun laagje zand op de vloer achterlatend en dat loste het probleem op.
het duurde niet lang voordat de eerste jongen verschenen, zij het in kleine aantallen, 1 tot 4 per legsel. Als eerste kon je de jongen zien zwemmen bij de ingang van het slakkenhuis. De volgende 2 tot 3 dagen gebruikten de jongen om op avontuur te gaan en dwaalden steeds verder van het slakkenhuis weg. Deze hele kleine jongen worden door alle volwassenen met rust gelaten en werden zelfs getolereerd in de broedplekken zelfs als er kleinere jongen rondzwommen. In het wild zijn dit dan ook echte kolonie bewoners.
De jongen werden gevoerd met verpulverd vlokvoer die bedoeld is voor jongen van levendbarenden (bv guppen). Ze namen dit voer zo graag op dat ik dit als hoofdvoer ben gaan gebruiken, ook voor de volwassenen.
Het aantal vissen in het aquarium groeide al snel uit tot 25 vissen, maar nooit meer dan dat. Ik denk (alhoewel ik het nooit heb gezien) dat de dominante man hiervoor verantwoordelijk was omdat er altijd genoeg jongen rondzwommen van verschillende grootte maar nooit meer volwassenen. Ze leken wel te verdwijnen zodra ze volwassen werden, vooral de mannen. Maar als ik er een paar verwijderde dan werden de aantallen snel weer aangevuld.
Als je op zoek bent naar iets anders en iets interessants dan kun je slechtere keuzes maken dan deze vissen. Alhoewel ze in een kolonie leven en elkaar tolereren, zou je ze niet met andere vissen moeten houden omdat ze hun territorium agressief verdedigen waarbij hun territorium zich uitspreid over 30 centimeter met in het midden hun slakkenhuis. Door hun geringe omvang loop je ook de kans dat ze worden opgegeten.
Rots bewoners
Julidochromis
Deze vissen komen alleen voor in het Tanganyika meer in Oost Afrika. Ze leven vlakbij rotsen en komen zelden meer dan 10 centimeter bij de rotsen vandaan. Door deze manier van leven zijn ze er na generaties geïsoleerde populaties ontstaan die naast elkaar zijn geëvolueerd. Hierdoor zijn soorten ontstaan die nauw verwant zijn maar toch apart.
Het water in het Tanganyika is erg hard en rijk aan mineralen. Het is ook erg stabiel en dit is ook wat de vissen erg op prijs stellen. Ze tolereren ook geen anderen in de buurt tenzij het een broedkoppel is, en zelfs dit koppel kan makkelijk worden verbroken. Al wat nodig is om een broedpaar van slag te maken is het verplaatsen van een paar stenen in hun territorium en ze kunnen eindigen met een gevecht op leven en dood.
Hun verzorging is redelijk eenvoudig. Ze moeten gehouden worden in water met een pH tussen de 7,5 en 8,5 met een GH van 15 of meer en een temperatuur tussen de 22 en 25 graden. Ze eten alle soorten voer maar afwisseling tussen levend of bevroren en vlokken voer. Als een paar jonge vissen in een aquarium worden gestopt, zullen ze vanzelf koppels vormen en een klein territorium claimen die ze zeer fel zullen verdedigen. De vrouwen zijn veel groter dan de mannen en zijn het dominantst van het stel. Ik heb ze nog nooit zien paren. Ik heb wel eens eieren gevonden onder een steen die was omgevallen omdat een vis aan het graven was geweest, de eieren zijn overigens groen.
Deze vissen zullen zonder al te veel moeite eieren afzetten als ze maar goed verzorgd worden. Ze vinden de meeste ontoegankelijke stukjes rots het meest interessant als ze zich er maar net aan in kunnen persen. Ik wist pas dat er gepaard was toen ik kleine jonkies zag zwemmen, dicht bij de rotsen in het territorium van hun ouders, vooral rond voeder tijd. Ik heb ze nooit speciaal voer gegeven omdat ik mij Julidochromis houdt in een nogal druk bezet Tanganyika gezelschapsaquarium. Ik heb wel enkele keren kunnen zien dat de ouders op wat vlokvoer kauwden en dit uitspuugden in de buurt waar de jongen zwommen, maar ik weet niet zeker of dit expres of per ongeluk gebeurde. Zelfs onder deze omstandigheden groeiden grootte aantallen jongen op tot redelijke grootte.
Als je jongen verwijderd is het verstandig er een paar bij de ouders achter te laten anders kunnen de ouders beginnen te vechten en als ze beginnen met vechten eindigt dit meestal met de dood van een van beiden.
De jongen worden getolereerd in het territorium van de ouders totdat ze seksueel volwassen zijn, hierna worden ze weggejaagd. Als je 6 vissen koopt en ze zelf een koppel laat vormen zal, tenzij het aquarium groot genoeg is voor alle koppels om een eigen territorium te vormen, het dominante paar de anderen doden. Als dit het geval is moet je niet tussenbeide komen omdat de verstoring het gevormde koppel kan verbreken en er nog meer bloed zal worden vergoten. Het beter de natuur zijn gang te laten gaan, de verliezen worden als snel weer goedgemaakt.
Gepubliceerd in: website van Andy en Michelle: Fishtanksandponds.co.uk
Auteur: Andy Gordon, Michelle Stuart met foto’s en bijdragen van Tom Hammond
Bron: Aquarticles.com (niet meer beschikbaar)
Vertaling: John de Lange