Striuntius lateristriga
Striuntius lateristriga komt voor in diverse watertypen voor in Indonesië, Maleisië, Thailand en de eilanden in de Zuid-Chinese Zee. De soort wordt gevonden in zowel helder water stromen in het oerwoud als moerasgebieden en zwartwater beken met een PH waarde tot wel 3,5. Met name iets diepere en kalmere plekken in het water zijn populair. Oudere dieren zoeken over het algemeen groter en dieper water op.
Striuntius lateristriga is een robuuste soort die tot wel 13-15 cm groot wordt. De soort is makkelijk te herkennen aan het kruispatroon dat over het lichaam loopt. Desondanks bestaat er in dat patroon grote regionale verschillen.
Inrichting
Voor deze vissen is een aquarium nodig van minimaal 100 centimeter. Er worden weinig eisen gesteld aan de aquarium-inrichting. Veel beplante stukken en schaduw zijn aan te raden, net als plekken met gedimd licht.
Water
Temperatuur: 20-28 graden
PH: 6-7,5
Voeding
Deze vissen lusten zowel, zwarte, rode als witte muggenlarven, watervlooien, cyclops en artemia. Ook af en toe kleine stukjes groenvoer en droogvoer mag gegeven worden, dus zowat alle kleine voersoorten. Desmopuntius johorensis is een echte alleseters maar ze hebben de voorkeur voor klein levend voer.
Karakter
Striuntius lateristriga heeft redelijk wat zwemruimte nodig en dient in een groep van minimaal 6-8 dieren gehouden te worden. Het beste kan deze soort niet gehouden worden met timide vissen of trage eters. Tussen de mannen ontstaat een rangorde, die continu herbevestigd wordt. Dit gaat nooit gepaard met serieuze verwondingen of jachtpartijen. Naarmate de dieren volwassen worden onderhouden ze steeds meer in territorium. In een aquarium dat niet groot genoeg is betekent dat dat al snel dat iedere man een hoek van het aquarium bemachtigd en daar alleen voor het eten uitkomt.
Kweek van de Striuntius lateristriga
Vrijlegger, zonder broedzorg. De kweek van Striuntius lateristriga is niet zo makkelijk, hiervoor is een kweekkoppel nodig in een aparte kweekbak. Zorg dat het koppel goed doorvoedt is. De kweekbak inrichten met fijnbladerige planten zoals Javamos en Cabomba. Het water moet heel zacht en zuur zijn, dus over turf filteren, de temperatuur mag langzaam een paar graden hoger gezet worden naar 27-28 graden. Na de ei afzetting de ouders uitvangen om te voorkomen dat de eitjes opgegeten worden. De jongen opkweken met artemia, watervlooien, cyclops en stofvoer, voer ze meerdere malen per dag kleine beetjes, dit bevordert de groei van de jongen. Regelmatig een deel water verversen.
Auteur
P. de Pijper
Copyright foto’s
Nonn Panitvong – Siamensis.org