Rocio gemmata
Rocio gemmata is in 2007 pas beschreven door Contreras-Balderas & Schmitter-Soto. De naam Rocio = De naam van Juan Schmitter-Soto’s vrouw. In het Spaans betekent het ook ‘morgen dauw’. Dit is een verwijzing naar de vlekken en stippen op de wang en flank van Rocio soorten. De soortnaam gemmata betekent ‘voorzien van juwelen’. Een verwijzing naar de vele iriserende vlekjes op het lichaam.
Beschrijving
In zijn “Catálogo de los peces continentalis de Quintana Roo” beschrijft Juan Jacobo Schmitter-Soto in 1998 al een afwijkend Jack Dempsey-type in het Noord-Oosten van Yucatan. Hij noemt deze dan Archocentrus affinis octofasciatus. Tijdens zijn systematische revisie van Archocentrus en verwanten komt hij tot de conclusie dat het hier daadwerkelijk om een andere soort gaat. De inmiddels overleden Professor S. Contreras-Balderas kwam tegelijkertijd tot eenzelfde conclusie, vandaar dat zij het auteurschap wat betreft de eerstbeschrijving delen en dat ook Salvador Contreras-Balderas in de naam vermeld staat.
Schmitter-Soto 2007 noemde de Rocio gemmata “de kleinste Rocio”. Het grootste exemplaar dat hij wist te vangen was 7 cm. Aangenomen mag worden dat de soort groter kan worden, maar hoe groot is dus niet precies bekent. D. XVIII,9-10; A. VIII -IX,7-8; pectoral 15-16. lichaamshoogte 41-46% van lichaamslengte; Koplengte 35-41% van lichaamslengte. Voor de leek is Rocio gemmata nauwelijks van Rocio octofasciata te onderscheiden. Schmitter-Soto geeft hiervoor de volgende diagnose.
Diagnose
De iriserende vlekken op de flanken zijn groter dan de schubben en liggen minder duidelijk in rijen( ipv. kleiner dan de schubben en duidelijk in rijen). Streep van snuit naar oog onderbroken (ipv. doorlopend). Vierkantsbot (botje achter in de schedel) voorzien van stekel (ipv. zonder stekel). Bovenkaakbeen bereikt zowel de verticale als de horizontale lijn vanuit het oog. ( ipv. Alleen de horizontale). 7 rijen wangschubben (ipv. 6 of minder). Interradiale schubben (schubjes op de basis van vinstralen) in één rij (ipv. distaal in twee rijen). Rug en aarsvin zonder filamenten (ipv. met filamenten). Anale en mediale darmbochten niet aangrenzend maar gescheiden door maag en lever (ipv. altijd aangrenzend).Voorkant bovenkaak getand of op z’n minst hol (ipv ongetand en bol). Oogvlek op de staart bij leven bauw (ipv. Wit).
Holotype . ECOCH 4054 , 64 mm SL. Verzameld door J.J. Schmitter-Soto , Jun. 11, 1999. In naamloze cenote 12 km N. van Leona Vicario , Quintana Roo , Mexico.
Paratypes . ECOCH 1468, 3145. Verzameld door J.J. Schmitter-Soto en H. C. Gamboa-Perez. In dezelfde karst sinkhole.
Paratypes. UANL 15046 (4). Verzameld door S. Contreras-Balderas (medeontdekker van de soort). In Laguna Leona Vicario.
De status van deze soort is nog een beetje onzeker. Juan Artigas schrijft op zijn site “op zoek naar deze soort op de typeplaats trof ik tot dusver alleen Rico octofasciata aan”. Jeff Dubosc echter die ook ter plaatse was, zegt de soort wél aangetroffen te hebben.
Herkomst
Mexico.
Verspreiding
Een paar zeer geïsoleerd liggende naamloze karst-sinkholes en Cenotes bij het plaatsje Leona Vicario in het Noord Oostelijke puntje van Quantana Roo, Yucatan, Mexico.
Gedrag
Voor zover bekent als bij Rocio octofasciata.
De Rocio octofasciata wordt vaak omschreven als een agressieve cichlide die is vernoemd naar de legendarische bokskampioen Jack Demspey. Ze zijn zeer territoriaal en alleen samen te houden met andere robuuste cichliden. Tijdens de broedperiode zijn ze zeer agressief en dulden dan ook geen andere vissen in de buurt.
Voedsel
Naar verwachting niet anders dan bij Rocio octofasciata.
Rocio’s zijn alleseters. Maagonderzoek heeft uitgewezen dat deze dieren zich voornamelijk voeden met ongewervelden en draadalgen. (Valtierra-Vega & Schmitter-Soto, 2000, Hensley & Courtenay, 1980). Ook is waargenomen dat ze in de cenotes Escondido en Jardín del Edén aufwuch van de kalkhoudende rotsen afgraasden (Juan Artigas 2010).
Kweek
Voor zover bekent op dit moment (1 -1- 2015) nog niet mee gekweekt. Zeer gewenst. Vermoedelijk verloopt de kweek zoals bij Rocio octofasciata.
Aquarium
Hetzelfde als bij Rocio octofasciata.
Rocio’s blijken minder agressief dan hun reputatie deed vermoeden. Dit betekent niet dat het watjes zijn. Het blijft een grote Midden-Amerikaanse Cichlide met bijpassend temperament. De vissen zijn echter, mits het aquarium groot genoeg, wel samen te houden met andere grote vissen. De kans is zelfs groot dat deze (buiten de paartijd) geheel genegeerd worden.
Kleinere vissen worden als prooi beschouwd en kunnen dit binnen vier ruiten alleen overleven als ze snel genoeg zijn zoals bijvoorbeeld Astynax of Xiphophorus Grofbladige beplanting met bijvoorbeeld Echinodorus soorten is mogelijk.
Buiten de paartijd worden planten geheel met rust gelaten. In de paartijd echter worden ze nog wel eens uitgegraven. Daarom moet u de planten ( nog vóór dat het zand de bak in gaat) eerst verankeren met grove kiezelstenen van zo’n 5 cm doorsnede.
Rocio gemmata kan redelijk goed tegen zuurstofarme omstandigheden, maar ze komt echter nergens ter wereld in vervuild water voor dus alhoewel de chemische watersamenstelling van ondergeschikt belang is dient het water altijd schoon te zijn. regelmatige waterverversing blijft dus noodzakelijk. Ook wat betreft de temperatuur kennen de Rocio soorten een opzienbarende tolerantie. Dit maakt het zelfs mogelijk deze soort zomers in buitenvijvers te houden. Maar wat mogelijk hoeft nog niet optimaal te wezen, dus denk ik dat we er goed aan doen het temp bereik van het natuurlijk verspreidingsgebied aan te houden en deze ligt zo tussen de 24 en 30 graden Celsius. De minimale aquarium lengte voor één koppel ligt bij 140 centimeter.
Video
Auteur
Rene Beerlink
Copyright foto’s
Referentie
Schmitter-Soto J. 2007. “A systematic revision of the genus Archocentrus (Perciformes: Cichlidae), with the description of two new genera and six new species”. Zootaxa. n. 1603, pp. 1-78.
Literatuur
Schmitter-Soto J. 2007. “A systematic revision of the genus Archocentrus (Perciformes: Cichlidae), with the description of two new genera and six new species”. Zootaxa. n. 1603, pp. 1-78.