Pseudomugil paludicola
Pseudomugil paludicola is in 1981 beschreven door Allen en Moore.
Pseudomugil paludicola is een kleine vis die uitgroeit tot een maximale lengte van rond 4-5 cm. De vis heeft een doorschijnend lichaam, met een zilverachtige kop en buikstreek. De buikvinnen zijn gelig. De rand van de tweede rugvin is bij mannetjes ook gelig. Bij vrouwtjes is de basis van de staartvin enigszins geel en het voorste deel van de anaalvin is bleek geel. Mannetjes zijn eenvoudig te onderscheiden van vrouwtjes door hun fellere kleuren en hun langere en meer uitgerekte rugvin. Vrouwtjes zijn kleiner en hebben kleinere vinnen. Verder ontbreken de kleuren van de mannetjes.
Er zijn waarschijnlijk geografisch geïsoleerde populaties die hun eigen kenmerkende kleurpatroon hebben. Een vorm die afkomstig is uit de Sorong-regio in West-Papoea heeft een halfdoorschijnend lichaam en wanneer deze bekeken wordt onder licht van boven heeft de rugpartij van het lichaam van het mannetje een prachtige blauwe kleur, sterk gelijkend op Pseudomugil cyanodorsalis, maar niet zo intens. De buik-, borst- en anaalvinnen vertonen een lichte gele zweem. Een geelkleurige vorm is gemeld uit de bovenloop van de Kikori-rivier in Papoea-Nieuw-Guinea.
Verspreiding en leefgebied
Pseudomugil paludicola is het eerst verzameld in 1973 door R. Moore in een mangrovekreek in de buurt van Bulla aan de monding van de Morehead River in Papoea-Nieuw-Guinea. Er wordt ook verteld dat ze zeer algemeen voorkomen in de moerassen van de benedenloop van de Pahoturi River. Ze zijn verder nog verzameld in de Sorong-regio in West-Papoea en de Kikori- en Binaturi-Riversystemen in Papoea-Nieuw-Guinea. Ze zijn evenwel vermoedelijk wijdverbreid in kustwatertjes langs een groot deel van zuidelijk Nieuw-Guinea.
Pseudomugil paludicola is een beekbewoner die voorkomt in heldere regenwoudstroompjes en moerassen langs de kust, vaak met een dichte waterplantenvegetatie. Van één vindplaats zijn een temperatuur van 26,8°C en een pH van 7,6 gemeld. Pseudomugil paludicola is vermoedelijk zouttolerant en verdraagt een wijde variatie van omgevingsomstandigheden.
Opmerkingen
Deze soort is “paludicola” (Latijn voor “moerasbewoner”) genoemd vanwege zijn leefgebied. In 1979 keerde Gerald Allen terug naar Australië met levende exemplaren, maar helaas verwisselden deze het tijdelijke met het eeuwige voordat ze nagekweekt waren en in de hobby waren verspreid. Een andere vangst vond plaats in het Sorong-gebied en kleine populaties kregen vaste voet in Europa and Noord-Amerika. In 1996 werden eieren geïmporteerd naar Australië, waar deze werden opgekweekt, maar opnieuw geen vaste plaats in de hobby wisten te verwerven.
Auteur
Adrian Tappin – Home of the Rainbowfish
Vertalig
Bert Evers – IRG-Nederland
Copyright foto’s
Gunther Schmida
Literatuur
Allen, G. R. en R. Moore (1981) Pseudomugil paludicola, a new species of freshwater blue-eye (Melanotaeniidae) from Papua New Guinea. Revue française d’Aquariologie 7(4): 105-108.
Allen, G.R. (1991) Field guide to the freshwater fishes of New Guinea. Christensen Research Institute, Madang, Papua New Guinea.
Hansen, B. (1995) Kikori kaleidoscope. Fishes of Sahul 9(3): 417-423.