Pseudomugil mellis
Pseudomugil mellis is een kleine soort die gewoonlijk niet groter wordt dan 4 cm. Mannetjes zijn honingkleurig en de eerste twee vinstralen van de rug- en anaalvin zijn zwart gekleurd. Deze vinnen zijn verder beigebruin met witte randen rondom. Het vrouwtje is effen amberkleurig met doorzichtige vinnen. De schubben op het lichaam hebben enigszins een zwart randje. Ze hebben twee rugvinnen die gescheiden worden door een kleine tussenruimte en waarvan de eerste veel kleiner is dan de tweede. Mannetjes kunnen eenvoudig van vrouwtjes onderscheiden worden door hun fellere kleuren en langere en meer uitgerekte rugvinnen. Pseudomugil mellis werd formeel beschreven door Allen en Ivantsoff in 1982. Daarvóór werden ze beschouwd als een kleurvariant van Pseudomugil signifer. Door de inlandse vissenliefhebbers werden ze echter altijd al als afwijkend beschouwd.
Verspreiding en leefgebied
Pseudomugil mellis heeft een beperkte verspreiding in zuidelijk Queensland die zich noordwaarts uitstrekt van Caboolture tot Maryborough, met inbegrip van Fraser Island. Ze zijn ook verzameld in een meer aan de noordelijke rand van Dismal Swamp, ten zuiden van Shoalwater Bay. Pseudomugil mellis zijn gemeld vanuit ongeveer 18 locaties op zowel het vasteland als Fraser Island, hoewel hun verspreidingsgebied de laatste tijd ernstig verkleind is. Ze zijn nog steeds relatief algemeen in het stroomgebied van de Noosa River en plaatselijk op Fraser Island. De meeste populaties zijn volkomen van elkaar geïsoleerd. Er zijn populaties te vinden in zeven meren (zes op Fraser Island en één bij Cooloola). Van Pseudomugil mellis is bekend dat ze samen met Pseudomugil signifer voorkomen in Lake Wabby en Bool Creek op Fraser Island en in Schnapper Creek en Big Tuan Creek op het vasteland. Big Tuan Creek is een kleine kustkreek ongeveer 5 km zuidelijk van de monding van de Mary River. Hoewel de soort relatief onbedreigd is in sommige gebieden van zijn beperkte verspreidingsgebied, wordt zijn voortbestaan bedreigd door stedelijke ontwikkeling en de verspreiding van de geïntroduceerde muskietenvis (Gambusia holbrooki).
Pseudomugil mellis is gewoonlijk gebonden aan voedselarme wateren met een pH van 4,4 tot 6,8. Ze kunnen grote schommelingen in watertemperatuur verdragen, van 14 °C in de winter tot 38 °C in de zomer. Pseudomugil mellis worden are typisch gevonden in het laagland aan de kust, het ‘wallum country’, waar ze zoetwatermeren, kreken en moerasgebieden bewonen. Ze worden gevonden in zowel helder als door humuszuren gekleurd water met zandige of modderige bodems. Ze verschijnen meestal daar, waar geen of weinig stroming staat en waar de vissen dekking kunnen vinden in of nabij uit het water groeiende of ondergedoken vegetatie. Pseudomugil mellis wordt vaak samen gevonden met Rhadinocentrus ornatus, Nannoperca oxleyana, diverse grondels en andere kleinere inlandse vissen.
Opmerkingen
Het voortbestaan van Pseudomugil mellis staat momenteel te boek als kwetsbaar. U kunt uw bijdrage leveren aan het behoud van deze soort en hun natuurlijke omgeving door de soort voort te kweken en populaties in gevangenschap in stand te houden. Het verzamelen van wildvang exemplaren voor de hobby kan direct van invloed zijn op hun aantallen in het wild, tot en met het gevolg dat ze plaatselijk uitgestorven raken. Het wordt steeds moeilijker ze te vinden op de bekende plaatsen in Tin Can Bay. Bekend is dat de populaties grote fluctuaties vertonen, wat samenhangt met de populatietoename gedurende het jaar (door jonge vis). Als er te veel van de soort gevangen wordt gedurende periodes van lage populatieaantallen, dan dan is de kans groot dat ze niet kunnen herstellen en kan de soort verdwijnen van genoemde plaatsen. De verwoesting van leefgebied of de verandering daarvan heeft in sommige gebieden ook de verspreiding bevorderd van de aquatische terrorist, Gambusia holbrooki.
Het geheim voor het op de lange termijn in gevangenschap in stand houden van populaties van Pseudomugil mellis is ze constant te kweken. Er is een teruggang in frequentie in intensiteit van kuitschieten bij de vissen die ouder zijn dan één jaar. Als men die verandering even niet opmerkt, worden ze te oud en raakt men ze simpelweg weer kwijt. Probeer jonge exemplaren te verkrijgen en kweek ze vroeg en regelmatig voort en u zult er altijd een aantal hebben om van te genieten. Omdat elk vrouwtje slechts enkele eieren per dag legt, kan het een tijdje duren voordat een significant aantal bij elkaar is verzameld. Als dat mogelijk is, begin dan liever met 6-10 jonge visjes dan met volwassen paartjes. Ze kunnen eenvoudig gehouden worden in de gebruikelijke omstandigheden in een aquarium en ze groeien goed uit met standaard visvoer uit de handel. Volwassen vissen kunnen eenvoudig voorbereid en aangezet worden tot kuitschieten door in de loop van het jaar met de watertemperatuur en de daglengte te manipuleren. Wanneer ze gehouden worden onder geschikte aquariumomstandigheden, kan een overlevingspercentage van meer dan 90% bereikt worden.
Video
Auteur
Adrian R. Tappin – Home of the Rainbowfish
Vertaling
Copyright foto’s
Bruce Hansen
Gunther Schmida
Leo O’Reilly
Literatuur
Allen, G.R. en Ivantsoff, W. (1982). Pseudomugil mellis, Le Honey Blue-eye, une nouvelle espece de Poisson Arc-en-ciel (Melanotaeniidae) d’Australie orientale. Revue francaise Aquariologie 9(3): 83-86.
Arthington, A.H. en Marshall, C.J. (1993). Volume 1: Distribution, ecology and conservation of the Honey Blue-eye, Pseudomugil mellis, in south-eastern Queensland. Final Report to the Australian Nature Conservation Agency, Canberra. 100 pp.
Arthington, A.H. Marshall, C.J. (1995). Threatened fishes of the world: Pseudomugil mellis Allen & Ivantsoff, 1982 (Pseudomugilidae). Environmental Biology of Fishes 43: 268.
Burnett Mary Natural Resource Management Plan (2005). Country to Coast – A Healthy Sustainable Future. Burnett Mary Regional Group.
Howe, E. (1987). Breeding behaviour, egg surface morphology and embryonic development in four Australian species of the genus Pseudomugil (Pisces: Melanotaenidae) in Australian Journal of Marine and Freshwater Research 38: 885-895
Howe, E., C. Howe & S. Doyle (1988). The surface of the egg in blue eyes in Fishes of Sahul 5(2): 205-211.
Saeed, B., Ivantsoff, W., en Allen, G.R. (1989). Taxonomic revision of the family Pseudomugilidae (Order Atheriniformes). Australian Journal of Marine and Freshwater Research 40: 719-787.
Semple, G.P. (1991), Reproductive Behaviour and early Development of the Honey Blue-eye, Pseudomugil mellis Allen en Ivantsoff 1982 (Pisces: Pseudomugilidae), from the North-east Coast Division, South-eastern Queensland, Australia. Australian Journal of Marine and Freshwater Research 42: 277-286.
Tappin, A.R. (1984) In search of the Honey Blue eye, Pseudomugil mellis. Fishes of Sahul 1(4): 37-39.
Trnski, T., D.J. Bray, J.M. Leis, M.A. McGrouther & S.E. Reader (1993) Survey of Fishes of Shoalwater Bay Training Area, Queensland.
Wager, R. en Jackson, P. (1993). The Action Plan for Australian Freshwater Fishes. Australian Nature Conservation Agency, Canberra.