Pseudacanthicus leopardus – L600
Wetenschappelijke naam of classificatie:
Pseudacanthicus leopardus (L114; Fowler, 1914); Pseudacanthicus cf leopardus (L600); soms geclassificeerd als LDA7. Oude naam Stonelia leopardus
Naam:
Leopard pleco, cactus pleco, leopard cactus pleco. De Glyptopericthys gibbiceps wordt ook vaak leopard pleco of leopard sailfin pleco genoemd, dit kan voor verwarring zorgen.
Familie:
Loricariidae (Harnasmeervallen)
Type herkomst:
L114: De Rupununi rivier, Guyana. L600: Niet vermeld.
Etymologie:
Loricariidae: van het Latijnse woord lorica (= borstharnas, wat verwijst naar de beenachtige platen die het lichaam van de vissen bedekken); Pseudacanthicus: van het Griekse woord pseudo (= vals) + acanthicus (doornig, met stekels). De naam verwijst naar het geslacht Acanthicus waar de Pseudacanthicus op lijkt.
Formaat (TL of SL in cm):Soort informatie
L114: 25cm SL
L600: 35cm TL
Identificatie:
Zowel L114 (Pseudacanthicus leopardus) als L600 (Pseudacanthicus cf leopardus) worden aangeboden als Pseudacanthicus leopardus. Onlangs heeft Ingo Seidel gesuggereerd dat L114 en L600 verschillende soorten zijn. (Back to Nature, Gids voor L-meervallen 2008, ISBN978-91-89258-13-6, p.173). Planet catfish geeft aan dat de meerval L600 niet officieel erkend wordt door DATZ. In een December 1996 uitgave verscheen de L600 naast L114. Ook volgens de Wels Atlas II komt de L600 overeen met de L114.
Er zijn verschillende kleurvormen van de meerval die op dit moment geïdentificeerd zijn als L114; de kleur varieert van relatief licht (karamel, oranje) tot een donkere basis (bijna donkerbruin). De staartvin kan oranje van kleur zijn of heeft spikkels. De meervallen geïdentificeerd als L600 hebben een meer donkere kleur.
Als we kijken naar de lichaamsvorm dan zijn de L114 smaller en slanker t.o.v. de vissen die geclassificeerd worden als L600’s. De L600 zijn duidelijk meer langgerekter en steviger, ze zijn bijna identiek aan de Pseudacanthicus spinosus (L160) m.u.v. de kleur.
Geslachtsonderscheid:
De meest eenvoudige manier om het geslacht te bepalen is om ze van boven te bekijken. De vrouwtjes hebben een smallere kop, welke uitloopt in een driehoeksvorm, terwijl de mannetjes een bredere kop hebben met een stompere snuit. Volwassen mannetjes zijn slanker ten opzichte van de meer vollere vrouwtjes.
Habitat
Natuurlijke voorkomen:
L114: Rupununi rivier (Guyana); Amazone bekken and Rio Negro (Brazilië).
L600: Rupununi rivier (Guyana); Bovenloop Rio Bianco (Brazilië).
pH:
Beide soorten tussen 5.6 – 7.5. Waarbij de vissen tot een pH van 8.2 kunnen worden gehouden en gekweekt. In zwart water omstandig blijken de vissen beter te groeien.
Temperatuur:
24º C – 30º C.
Andere parameters:
Goede filtering en uitstekende beluchting is een vereiste. De vissen doen het zeer goed in medium hard water. Veel stroming is niet nodig; 3 tot 4 keer het volume van het aquarium per uur is voldoende.
Hoe te houden
Voeding:
Carnivoor; Ze zullen zich goed ontwikkelen op een dieet van een goede kwaliteit hoofdvoer van pellets(maximaal 60%). Garnalen, mosselen en rode muggenlarven worden zonder problemen geaccepteerd. Maar ook spirulina pellets, wortel, paprika en fruit (mango, papaja en meloen) eten ze met smaak.
Samen te houden met:
Algemene opinie is dat deze soort extreem territoriaal en agressief kan zin. We hebben over een periode van 4 jaar met 14 vissen maar 1 incident gehad tussen 2 mannetjes. Ik heb deze vis gehouden met een aantal verschillende meervallen (L24, L25, verschillende Acanthicus, L160, L273) maar ook verschillende panaques, baryancistrus etc. en ik heb nooit een probleem gehad. Jongen hebben zonder problemen een opgroei aquarium gedeeld met Hypancistrus zebra. Ik denk dat de agressie afhankelijk is van het temperament, m.a.w. sommige individuen kunnen meer agressief zijn dan andere. L114 individuen hebben een duidelijk meer timide persoonlijkheid dan de L600 individuen. De L114 verstoppen zich liever (Ik zie ze nooit rondzwemmen) in tegen stellingen tot de extroverte L600’s. De vissen komen zeker voor zichzelf op als dat nodig mocht zijn, maar het is beter om ze niet te houden met grote agressieve en onstuimige cichliden. Ik houd mijn Pseudacanthicus leopardus met Heros efasciatus, Puntius denisonii en Paratilapia sp. “Andapa”; George houdt zijn Pseudacanthicus leopardus met Paretroplus damii, Paratilapia polleni en Parachromis loisellei.
Voorgestelde mede aquarium bewoners:
Ze gaan goed samen met middelgrote niet agressieve cichliden, maar met de waarschuwing dat de cichliden de jongen aanvallen als ze uit de grot van het mannetje komen. Mogelijk eten ze de jongen niet op, maar ze zullen ze zeker opjagen en aanvallen. Als je wilt gaan kweken is het beter om ze samen te houden met barbelen of andere kleinere vissen uit de middelste waterlaag.
Aquarium inrichting:
Stenen/rotsen en hout zijn geen probleem. De vissen hebben geen last van planten. Jongen verstoppen zich het liefst tussen het hout. Leisteen vinden de vissen niet aantrekkelijk; alle mannetjes hebben een voorkeur voor holen van klei.
Aanbevolen aquarium formaat:
Dit is natuurlijk afhankelijk van het aantal vissen wat er gehouden gaat worden. Ik zelf heb aquariums van 800 tot 1200 liter gebruikt voor deze vissen. De aquaria waren special voor Loricariids, m.a.w. het totale watervolume is redelijk groot doordat de aquaria extra breed en lang zijn t.o.v. de hoogte van de aquaria, zodat het totale bodem oppervlakte zo groot mogelijk is. Maar een aquarium van minimaal 450 liter (150x60x50) is wel een vereiste.
Gedrag in het aquarium:
De vissen zijn territoriaal ten opzichte van soortgenoten, vooral tijdens het broeden. Maar zolang alle dieren voldoende plekken hebben om zich te verstoppen zullen er geen problemen optreden. Het zijn geen moeilijke vissen om in een aquarium te houden; wild vang vissen zullen zich eenvoudig aanpassen aan het leven in een aquarium. Ze reageren goed op een zoutbad, mocht die behandeling noodzakelijk zijn. Als ze zich thuis voelen zullen ze vanzelf gaan rondzwemmen, de jonge vissen verstoppen zich de eerste 5-6 maanden, daarna laten ze zich vanzelf meer en meer zien.
Opmerkingen:
Mijn ervaring is dat de vissen geen last hebben van licht. In goed verlichte aquaria zullen ze zich goed ontwikkelen, als ze eenmaal geacclimatiseerd zijn. Zorg er wel voor dat het licht niet direct in de opening van het hol schijnt.
Auteur
Marina Parha – MCH Portal
Copyright foto’s
Marina Parha en George J. Reclos – MCH Portal
Vertaling
Allan Smit