Pelvicachromis pulcher – Kersenbuik Cichlide
Pelvicachromis pulcher is in 1901 beschreven door Boulenger. De naam “Pelvicachromis” is op te delen in twee delen: “Pelvica” is Latijns voor pelvis of buik en wordt gecombineerd met “chromis” een oud woord voor vis. Pulcher is afkomstig uit het Latijn en betekent mooi. In het Nederlands worden ze ook wel Kersenbuik Cichlide of kortweg Kersenbuiken genoemd.
Synoniemen
De Pelvicachromis pulcher – Kersenbuik Cichlide heeft in de loop der jaren al heel wat beschrijvingen gezien. Hierdoor zijn ook een heel aantal synoniemen ontstaan: Pelmatochromis pulcher, Pelmatochromis aurocephalus, Pelmatochromis camerunensis, Pelmatochromis kribensis, Pelmatochromis pulcher kribensis, Pelmatochromis subocellatus kribensis.
Beschrijving
De Pelvicachromis pulcher of beter bekend als de Kersenbuik Cichlide is een soort die zeer geschikt is voor beginners.
Ze stellen weinig eisen aan de waterwaardes en kunnen in de meeste gezelschapsbakken gehouden worden. De mannen worden ongeveer 10 centimeter groot en de vrouwen doorgaans een centimeter of 6 a 7. De minimummaat voor het aquarium is wel 80 centimeter omdat de kersenbuik net als de meeste cichliden wat agressief kan zijn in de periode dat ze jongen hebben. In een aquarium van 50 of 60 centimeter kunnen de andere vissen niet ver genoeg weg om aan de aandacht van het wakende mannetje te ontsnappen. Het aquarium donker inrichten met dichte beplanting, gebruik kienhout, stenen, bloempotjes en halve kokosnoten om schuilplaatsen te maken. Gebruik een zandbodem, wat lichte stroming en gedempte verlichting.
Het mannetje is te herkennen aan zijn roodgekleurde buik en sterk verlengde vinnen. Zijn borstvinnen hebben meestal een blauw streepje. Het puntje van zijn staart heeft ook verschillende kleuren. Van de kop tot de staart loopt een zwarte horizontale streep, dit vindt je ook terug in de rugvin, met in de punt ietsje oranje-rood. Het vrouwtje is kleiner en heeft minder uitlopende vinnen. Haar rode/paarse buik is iets ronder dan bij het mannetje, de rugvin kleiner en geler van kleur. Ook heeft ze de zwarte streep van kop tot staart. De buikvinnen zijn meestal ook rood/paars, soms gelig.
Kersenbuikjes zijn vredelievende vissen behalve in de paartijd, dan kunnen ze vrij agressief zijn. Zorg voor een harmonieus koppel waarvan het mannetje en het vrouwtje even groot zijn en waarvan het vrouwtje aan paring toe is, als ze te klein is en ze is er nog niet aan toe, kan ze de dood ingejaagd worden.
Ze zoeken in de zandbodem naar eten, en spoelen met het zand hun kieuwen. Ze zwemmen in de middelste en onderste waterlagen.
Dieet
In het wild voedt Pelvicachromis pulcher zich met detritus (afval). Dit bestaat voor het grootste deel uit plantaardig afval en een klein beetje dierlijk afval. Het is dus een omnivoor met de nadruk op plantaardig voedsel.
In het aquarium kun je ze voeren met vlokken en granulaat voor omnivore cichliden.
Herkomst
De Pelvicachromis pulcher is afkomstig uit Zuid Nigeria en komt ook voor langs de kust van Kameroen.
Kersenbuiken Kweken
De kweek van de Pelvicachromis pulcher begint met het vrouwtje. Zodra zij klaar is om te paren laat zij haar flank zien aan het mannetje en maakt kleine trillende bewegingen. Ook haar buik heeft dan een helder rode kleur gekregen. De eieren worden bij voorkeur afgezet in een hol tegen het plafond aan. Als dit hol niet helemaal naar wens is zal het koppel het hol verder uitgraven. Een bodem van zand of fijn grind wordt dan ook aangeraden. Een nest kan zo’n 50 tot 100 eieren bevatten. Ervaren vrouwtjes kunnen echter wel tot 200 eieren produceren.
Het vrouwtje bewaaiert de eitjes in het hol terwijl het mannetje het territorium verdedigd die ongeveer 60 centimeter doorsnee heeft. Hierin worden geen andere vissen toegelaten, een te klein aquarium geeft dan te weinig ruimte voor de andere vissen.
Grootbrengen van de jongen
Als de eieren zijn uitgekomen blijven de jongen nog een paar dagen in het hol met het vrouwtje. Na een dag of 3 hebben ze oogjes gekregen en maken de ouders een stukje verder in het aquarium een kuiltje in de bodem waar ze de jongen heen verhuizen. Voor de nacht verhuist het koppel de jongen weer terug naar het hol, de volgende dag gaan ze weer naar een ander kuiltje. Na ongeveer 7 tot 10 dagen zijn de jonge Kersenbuiken groot genoeg om zelf op zoek te gaan naar voedsel. Je kunt dan beginnen met het voeren van artemia naupliën. In een gezelschapsbak zal doorgaans op de bodem voldoende voer rondzwerven, alles wat ze tegenkomen wordt gegeten, wat dat betreft is het echt een alles eter.
Video
Auteur
Coby – J. de Lange
Copyright foto’s
J. de Lange
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.