Nannostomus rubrocaudatus

Nannostomus rubrocaudatus is een kleine scholenvis met een zeer fraaie rode kleur. Ze worden niet groot maar hebben wel een ruim aquarium nodig!

()

Nannostomus rubrocaudatus

Nannostomus rubrocaudatus is pas in 2009 officieel beschreven door Zarske. Voor deze tijd stond deze soort wel bekend onder de oude benamingen: Nannostomus sp. ‘Rood’; Nannostomus cf. marginatus ‘rood potloodvisje’; Nannostomus sp. ‘Koraalrood’.

De wetenschappelijke benaming van deze soort laat zich opbreken in een aantal delen. Nannostomus: van het Latijn ‘nannus’ = klein + Grieks, ‘stoma’ = mond. Rubrocaudatus: van het Latijn ‘rubra’, wat ‘rood’ betekent, en ‘cauda’, hetgeen staart betekent.

Beschrijving

Nannostomus rubrocaudatus lijkt op én is nauw verwant met Nannostomus marginatus en Nannostomus mortenthaleri.

Ze onderscheidt zich van hen doordat volwassen mannen een heldere purperrode kleur hebben tussen de donkere strepen op hun zij. De middelste donkere zijstreep `loopt door tot basis van de anaalvin. De rugvin is overwegend rood bij de mannen, bij de vrouwen is dat een kleinere rode vlek.

Nannostomus marginatus onderscheidt zich duidelijk van de andere twee door het feit dat de rode kleur op het lijf van de mannetjes ontbreekt, maar N. mortenthaleri en N. rubrocaudatus zijn minder makkelijk van elkaar te onderscheiden.

Mannetjes van N. rubrocaudatus verschillen van die van N. mortenthaleri doordat de rode pigmentatie in de achterste helft van het lichaam meer paarsachtig en uniformer is dan in N. mortenthaleri waarbij, buiten het paaiseizoen, de rode kleur alleen te zien is tussen de primaire en secundaire zijstreep.

Bij de vrouwtjes van N. rubrocaudatus is de tussenruimte tussen primaire en secundaire zijstrepen zilverachtig met een roodachtige streep onder de primaire zwarte streep aan de achterkant van het lichaam.

Net als de andere Nannostomus soorten hebben ze een ander kleurenpatroon gedurende de nacht, waarbij de kleuren aanzienlijk verbleken en de donkere zijstrepen verdwijnen.

Het zijn duidelijke scholenvisjes. De maximale grootte is circa 4 centimeter.

Sekseverschil

Volwassen mannetjes zijn merkbaar minder gedrongen en veel kleurrijker dan vrouwtjes.

Verspreiding / herkomst

Volgens de verslagen zijn ze gevangen in het brongebied van de Amazone in Peru, enige honderden kilometers westelijk van Iquitos, aan de voet van het Andesgebergte en stroomopwaarts van de plek waar de Río Morona samenvloeit met de Rio Marañón.

Biotoop

Er zijn weinig gegevens over de biotoop waarin ze werden aangetroffen. Vergelijkbare soorten als de N. marginatus en de N. mortenthaleri komen voor in traag stromende rivieren, beken en moerassige gebieden, met daarin veel waterplanten, ondergedompelde houtachtige structuren en bladafval. Dit soort habitats zijn echter nogal ongewoon op grotere hoogten zoals het vermeldde gebied van herkomst.

Verzorging

Men kan ze het beste houden in een goed beplant aquarium, met bij voorkeur een donkere bodem. Door de beplanting hebben ze voldoende schuilplaatsen en zullen ze minder schichtig zijn en daardoor meer hun natuurlijke gedrag laten zien. Ook kunnen de wat minder dominante exemplaren hier vluchtmogelijkheden vinden.

Drijfplanten aan de oppervlakte worden door hen op prijs gesteld, net als kienhout, takken en gedroogd bladeren. Deze laatsten zorgen ook voor de ontwikkeling van microbekolonies.
Dergelijke micro-organismen vormen een waardevolle bijkomende voedselbron voor jonge visjes, terwijl de tannines en andere uit de bladeren vrijkomende stoffen ook nut hebben voor nabootsen van natuurlijke omstandigheden voor de bewoners. Nog beter is het deze vis onder te brengen in een speciaal aquarium met donker en behoorlijk zuur water.

De filtering en de daardoor veroorzaakte stroming moet aan de matige kant gehouden worden.
Deze soort heeft stabiele watercondities nodig en moet men nooit aan een nog niet volgroeid aquarium toevoegen.

Het minimumformaat van hun bak is al gauw 50 liter, met een water temperatuur tussen de 22 en 28° C, de pH houden we tussen 4,0 – 7,0, maar zeker niet hoger. Zoals eerder aangegeven is het een scholenvis, dus moet men er minsten 5 bij elkaar houden, maar liefst 10 of meer.

Voedsel

In het wild zijn het roofvisjes, die zich voeden met kleine ongewervelde dieren en ander zoöplankton.
In het aquarium accepteren ze ook droogvoer van een geschikte grootte, maar doet men er goed aan ook klein levend of diepvries voer zoals Artemia naupliën en dergelijke aan te bieden.

Gedrag en verdraagzaamheid

Ze zijn onderling agressiever dan de meeste verwanten en in te kleine ruimtes kan dat leiden tot verwondingen of zelfs de dood. Door ze in een grote school te houden wordt deze agressie over meer exemplaren verspreid, terwijl de vissen ook meer hun natuurlijke gedrag zullen laten zien.
Een ruime bak is aan te bevelen als men een groep van zowel mannetjes als vrouwtjes wil houden, omdat mannen bijzonder agressief kunnen zijn ten opzichte van elkaar.
Tegenover andere soorten is deze vis vreedzaam, maar het is door zijn kleine formaat en nogal schuchtere karakter geen geschikte vis voor de meeste gezelschapsaquaria.
Zoals eerder gezegd zou men ze in een speciaal aquarium kunnen houden of alleen in gezelschap van kleine, niet-agressieve karperzalmpjes en kleine meervallen.

Kweek van Nannostomus rubrocaudatus

Uit kweekverslagen op internet blijkt dat voortplanting in aquaria is gelukt, zij het nog niet frequent. Het gebruik van een kweekbak of kweekbakken verhoogt de kans op succes aanmerkelijk.
Ter voorbereiding worden de volwassen dieren flink gevoederd, terwijl men tegelijkertijd één of meerdere kweekbakken inricht met “oud“ water. Deze kweekbakken worden ingericht met veel Javamos of een ‘afzetmop’ en mogelijk wat fijnbladige planten, verder wordt het uitgerust met een klein sponsfilter.

Als de volwassen dieren goed doorvoed zijn kun je één of meerdere paren in een kweekbak plaatsen. Als u er meer dan 1 paartje in doet, rangschik de planten of moppen dan zo dat afzonderlijke gebieden worden gecreëerd, bijv. plaats twee groepen afzetmedia aan beide uiteinden van de tank met een flinke tussenruimte. Teveel vissen maken dat veel eitjes weer worden opgegeten, 1 of 2 koppel(s) werkt eigenlijk het best.

Na 2 of 3 dagen kun je de ouders weer verwijderen. Een andere optie is de afzetmop dagelijks vervangen en deze in een lege bak te doen om daar de eitjes te laten uitkomen.
De eitjes komen na een dag of 2 uit.

In de eerste dagen voer je ze zeer fijn levend voer of zeer klein droogvoer van voldoende kwaliteit. Daarna kunnen Artemia naupliën en dergelijke worden gegeven zodra de jongen groot genoeg zijn om die te verorberen.

De (kleur)patronen van volwassen exemplaren worden na ongeveer 8 weken bij de nakomelingen zichtbaar.

Video

Auteur

Menno van Veen

Copyright foto’s

Peter Maguire

Hoe nuttig was dit bericht?

Klik op een ster om deze te beoordelen!

Gemiddelde waardering / 5. Stemtelling:

Tot nu toe geen stemmen! Wees de eerste die dit bericht waardeert.

Het spijt ons dat dit bericht niet nuttig voor je was!

Laten we dit bericht verbeteren!

Vertel ons hoe we dit bericht kunnen verbeteren?

Extra informatie

Familie

Geslacht

Soortnaam

rubrocaudatus

Karakter

Sociaal Gedrag

Dieet

Min. lengte aquarium in cm

60

Zone

Herkomst

Landen

Ecosysteem

,

Lengte Minimaal

3

Lengte Maximaal

4

Temperatuur minimaal

22

Temperatuur maximaal

28

pH minimum

4.0

pH maximum

7.0