Melanotaenia trifasciata – Koninklijke Regenboogvis

De Melanotaenia trifasciata wordt ook wel de Koninklijke Regenboogvis genoemd, het is zonder twijfel de meest majesteitelijke van allemaal!

()

Melanotaenia trifasciata – Koninklijke Regenboogvis

Melanotaenia trifasciata werd in juni 1896 ontdekt door Knut Dahl, een zoöloog uit Noorwegen. De soortbeschrijving werd in 1922 gepubliceerd door Hialmar Rendahl, op basis van een enkel exemplaar uit de Mary River in Northern Territory. Waarom hij de naam trifasciata voorstelde, wat letterlijk “met drie strepen” betekent, is niet erg voor de hand liggend als je kijkt naar levende exemplaren. Het wordt echter duidelijk als je bedenkt dat Rendahl alleen dit ene exemplaar van het museum kende dat twintig jaar eerder was gevangen. Hij beschreef de kleuren als volgt:

“De basiskleur van de vis is (in alcohol) lichtbruin. Langs de zijden van het lichaam, over de naast elkaar liggende twee-derde gedeelten van de schubben, is er een brede zwartachtige bruine balk over de vijfde en zesde horizontale rijen schubben. Aan beide kanten wordt deze donkere balk (behalve op de kop) begrensd door een zeer opvallend lichte (in alcohol witachtige) balk, waarvan degene aan de buikzijde het breedst en ongeveer de helft van de breedte van de donkere band is.”

Ze zijn algemeen bekend in Australië als de ‘Gestreepte Regenboogvis’ (Driestreep Zonnevis). Ik denk echter dat ze de ‘Koninklijke Regenboogvis’ zouden moeten worden genoemd omdat ze ongetwijfeld de meest majesteitelijke regenboogvissen zijn die je ooit zult zien.

Zoals bij veel regenboogvissen is de kleur van Melanotaenia trifasciata variabel afhankelijk van vindplaats, watersamenstelling en voedsel. Populaties van bijna elk stroomgebied waar ze worden gevonden hebben hun eigen kenmerkende lichaamskleur. Als gevolg daarvan gebruiken liefhebbers van regenboogvissen soortnamen die gewoonlijk zijn gebaseerd op de vindplaats van elke soort om elke variëteit te onderscheiden. Ze kunnen worden herkend aan een zeer hoog lichaam, meestal hoger dan een derde van de lichaamslengte, en een vaak onderbroken zwarte middenstreep. Mannetjes zijn feller gekleurd, groter en veel hoger van lichaam dan vrouwtjes.

McIvor River - Leefomgeving
McIvor River – Leefomgeving

Verspreiding en leefgebied

Melanotaenia trifasciata kent een onderbroken verspreiding door geheel Noord-Australië, van de Mary River in Northern Territory, overal in Arnhem Land, rond de Golf van Carpentaria tot het Cape-York-schiereiland. In Noord-Queensland worden ze zuidelijk gevonden tot in Gap Creek, ten noorden van de Bloomfield River. Exemplaren die zijn gevonden in de Pascoe River, Claudie River and McIvor River in Queensland zijn meer gestroomlijnd en hebben niet de hoge lichaamsvorm van hun tegenhangers in andere stroomgebieden. In 1989 werd een aantal exemplaren gevangen op Melville Island, de enige waarneming buiten het vasteland tot nu toe.

Melanotaenia trifasciata is een tropische vis en komt in bijna alle leefgebieden in zoetwater voor, van langzaam stromende beken, vochtige moeraslanden, lagunes tot helder stromende rivieren. Ze komen vooral voor in wateren of stromen waar gedurende het grootste deel van het jaar stroming aanwezig is. Melanotaenia trifasciata wordt meestal gevonden in heldere wateren met zandige bodem, gevolgd door rotsen, bladeren en modder. In deze leefgebieden worden ze gewoonlijk gevonden rond waterplanten, verzonken stammen en takken. De diepte van de wateren waarin Melanotaenia trifasciata meestal wordt gevonden varieert van 30 cm tot 2 meter. Ze worden vaak samen gevonden met Melanotaenia nigrans, Melanotaenia maccullochi en Melanotaenia splendida inornata. Hun natuurlijke omgeving wordt beïnvloed door seizoenswisselingen waarbij de watertemperatuur varieert van 24 °C gedurende het droge seizoen tot 33 °C in het natte seizoen. Het water is meestal alkalisch (pH tussen 7,2 en 8,0); ze worden echter soms ook gevonden in zure omstandigheden (pH tussen 6,5 en 6,9).

Sterk door evolutie

Veel Australische vissoorten in zoet water zijn geëvolueerd om te overleven in een breed scala van leefomstandigheden, en die omstandigheden en de ontstane leefgebieden kunnen in de loop van de tijd dramatisch veranderen. Eén van de reden hiervoor is dat Australische zoetwatervissen zich hebben aangepast om te leven in variabele en onvoorspelbare omgevingen, dus ze hebben niet de sterke afhankelijkheden van het leefgebied ontwikkeld die karakteristiek zijn voor sterk gespecialiseerde vissen in meer voorspelbare stroomgebieden in andere landen. Het is niet verrassend dat de grootste en gezondste populaties van een soort in het algemeen gevonden zullen worden waar de omstandigheden het meest optimaal zijn voor wat betreft alle factoren van de waterkwaliteit.

Biologie en ecologie

Er is heel weinig bekend van de biologie van deze soort in de natuurlijke omgeving. De meeste informatie is vooral gebaseerd op waarnemingen in het aquarium. De geslachten van Melanotaenia trifasciata zien er verschillend uit. Bij mannetjes zijn de harde vinstralen van de eerste rugvin meestal verlengd en kunnen verder reiken dan het begin van de tweede rugvin als ze niet rechtop staan. De achterste stralen van de tweede rugvin en de aarsvin zijn verlengd in de richting van de staart en kunnen doorlopen tot voor bij de aanzet van de staartvin. Bij vrouwtjes zijn de eerste harde vinstralen kort en komen niet tot aan het begin van de tweede rugvin. De laatste stralen van de aarsvin en de tweede rugvin zijn niet verlengd. De harde vinstralen en laatste vinstralen van de buikvinnen van sommige mannetjes zijn ook verlengd en kunnen voorbij de aarsopening en het begin van de aarsvin komen.

Melanotaenia trifasciata vertoont een brede variatie in groeisnelheid, afhankelijk van omstandigheden zoals voedsel, ruimte, aantallen, competitie en watertemperatuur. In tropische wateren met hun algemene hoge temperaturen groeien vissen meestal sneller, worden eerder geslachtsrijp en leven korter dan vissen in gematigde wateren. Melanoteania trifasciata kan een maximale lengte bereiken van 15 cm, maar gewoonlijk minder dan 12 cm, met een lichaamshoogte van 6 tot 8 cm. Mannetjes hebben een hoger lichaam dan vrouwtjes en het algemene kleurpatroon van mannetjes is intenser. De verticale vinnen van vrouwtjes zijn ofwel doorschijnend of slechts zwak gekleurd vergeleken met de helderder kleuren van mannetjes. Deze kenmerken wordt duidelijker naarmate de vis doorgroeit.

Kweek van de Melanotaenia trisfasciata

Melanotaenia trisfasciata paaien niet-seizoensgebonden, ze zetten continue af met rustpauzes gedurende het hele jaar. Het is daarom moeilijk om hun paaiseizoen te definiëren. Er is gewoonlijk echter een piek in voortplantingsactiviteit gedurende het vroege natte seizoen. Het paaiseizoen moet samenvallen met de omstandigheden die de grootste bescherming bieden aan de eieren en voedsel en schuilgelegenheid voor de pas uitgekomen jongen. De duur en timing van voortplantingsactiviteiten zijn daarom twee kritische onderdelen van hun voortdurend overleven.

Gelukkig passen regenboogvissen zich in gevangenschap gemakkelijk aan en zullen zich voortplanten onder diverse omstandigheden. Daarom zal de verzorging in een passend aquarium een succesvolle voortplanting verzekeren. Onder aquariumomstandigheden kunnen ze gedurende het hele jaar tot voortplanting worden gebracht door te spelen met de watertemperatuur en de daglengte. Ze groeien relatief snel en worden geslachtsrijp voor het einde van het eerste levensjaar.

Melanotaenia trifasciata - close-up
Melanotaenia trifasciata – close-up

Mannetjes baltsen tegen elkaar door hun rug- en aarsvinnen te spreiden, waarbij hun kleuren op hetzelfde moment intenser worden. Het spreiden van de vinnen is een illusie die de mannetjes gebruiken om hun totale lichaamsgrootte te vergroten, terwijl ze met elkaar strijden om de aandacht van een vrouwtje. Dit wordt vaak vergezeld door zijdelings slaan met het lichaam terwijl ze samen zij aan zij door het hele aquarium zwemmen. Spreiden van de vinnen en intenser kleuren doet het mannetje ook als het voor een vrouwtje baltst, maar dan is het een poging om zich aantrekkelijker te maken voor de vrouwtjes.

Paaiende mannetjes baltsen met uitgestrekte rug- en aarsvinnen terwijl ze een vrouwtje achtervolgen. Mannetjes ‘flitsen’ vaak met een snel oplichtende gekleurde band die loopt van de bovenlip tot aan de eerste rugvin. Deze band kan aan- en uitgeflitst worden als een neonreclame. De kleuren variëren van wit tot geel, oranje, roestrood en lichtblauw, afhankelijk van de soort. Het paaien gebeurt meestal gedurende de vroege ochtenduren, voorafgegaan door heftig jagen van het mannetje. Het mannetje zwemt met alle vinnen gespreid rond het vrouwtje terwijl het herhaalde zijdelings bewegingen of “knikken” maakt in de richting van het vrouwtje. Als het vrouwtje bereid is, zal het als eerste de paaiplaats betreden, op de voet gevolgd door het mannetje. Hij drukt zich tegen de zijde van het vrouwtje en gepaard met veel trillen van beide vissen worden eieren uitgestoten tussen de planten of het afzetmateriaal.

Vrouwtjes produceren tussen 200 en 500 eieren en paaien een aantal keren per dag gedurende meerdere dagen of op een moment dat de omstandigheden gunstig zijn. Grote vrouwtjes produceren gewoonlijk meer dan 50 eieren per dag gedurende meerdere dagen. Kleinere vrouwtjes, die nog maar net geslachtsrijp zijn, zetten minder eieren af, 20 tot 30 per dag en paaien gebeurt niet elke dag. De eieren worden met klevende draden vastgehecht aan waterplanten of kunstmatige vervangers. De eieren zijn groot (gemiddeld 1,5 plus of min 0,5 millimeter in doorsnee) en helder tot licht amberkleurig. Na het paaien gaan de vrouwtjes weg, terwijl het mannetje blijft baltsen naar voorbijkomende vrouwtjes en op die manier zijn territorium en de bevruchte eieren verdedigt. Afhankelijk van de temperatuur komen ze ongeveer 6 tot 7 dagen na het afzetten uit.

Voeding

Melanotaenia trifasciata is een alleseter die alles eet wat er beschikbaar is in de boven- en middenzone van het water. In zonnige omstandigheden komen er scholen van jonge vissen dicht naar het wateroppervlak, maar grotere vissen komen meer voor in de middenzone in de buurt van waterplanten, waarbij ze de planten vaak gebruiken als een schuilplaats en voedselbron. In bewolkte omstandigheden verkiezen vissen van alle groottes echter dieper water. De voornaamste componenten van het voedsel zijn waterinsecten, algen en landinsecten zoals groene mieren (Oecophylla smaragdina), die waarschijnlijk op het wateroppervlak vallen vanuit overhangende vegetatie. Het dieet varieert afhankelijk van het leefgebied waarin ze voorkomen. In de hoofdstromen van rivieren eten ze vooral waterinsecten, met kleine hoeveelheden landinsecten, plantenmateriaal en algen. In permanente stromen zijn algen en materiaal van landplanten minder belangrijk, terwijl waterinsecten en, in mindere mate, kleine wormpjes en schaaldiertjes worden gegeten. Het voedsel in de zandige beekbeddingen in het laagland heeft veel grotere componenten aan algen en landinsecten. Onderzochte exemplaren in overstromingsgebieden voedden zich voornamelijk met waterspinnen en waterinsecten, en een kleine hoeveelheid algen. Ongewerveld plankton (vooral zoöplankton) is belangrijk in hun vroege levensstadia. De beschikbaarheid van passend zoöplankton is een belangrijke bepalende factor voor de overlevingskansen in populaties van vislarven en is dus een belangrijke factor voor de aanwas van de volwassen populatie.

Auteur

Adrian R. Tappin – Home of the Rainbowfish

Copyright foto’s

Gunther Schmida
Hristo Hristov
Jennifer Palmer

Vertaling

Eric van de Meerakker

Literatuur

Allen, G.R. (1989). Freshwater fishes of Australia. T.F.H. Publications, Inc., Neptune City, New Jersey.

Rendahl, H. (1922). A contribution to the ichthyology of north-west Australia. Nyt Magazin for Naturvidenskaberne, Kristiania 60: 163-197.

Hoe nuttig was dit bericht?

Klik op een ster om deze te beoordelen!

Gemiddelde waardering / 5. Stemtelling:

Tot nu toe geen stemmen! Wees de eerste die dit bericht waardeert.

Het spijt ons dat dit bericht niet nuttig voor je was!

Laten we dit bericht verbeteren!

Vertel ons hoe we dit bericht kunnen verbeteren?

Extra informatie

Familie

Geslacht

Soortnaam

trifasciata

Broedgedrag

Dieet

Herkomst

Karakter

Sociaal Gedrag

Lengte Minimaal

14

Lengte Maximaal

18

Temperatuur minimaal

24

Temperatuur maximaal

28

pH minimum

6.5

pH maximum

8.0

GH minimum

8

GH maximum

20