Herichthys cyanoguttatus
“Born in the USA”. Dat kan er maar van één gezegd worden en dat is natuurlijk Herichthys cyanoguttatus, de Texas Cichlide. Hoewel het zwaartepunt van zijn verspreidingsgebied in Noord-Oost Mexico ligt, komt het holotype toch ontegenzeggelijk uit de Rio Grande. Om precies te zijn, het plaatsje Brownsville Texas USA. En ofschoon er op meer plaatsen in de USA Cichliden worden aangetroffen, betreffen dat in alle gevallen “exoten”. Soorten dus die per ongeluk zijn ontsnapt of moedwillig uitgezet. Die laatste “voorkeursbehandeling” is onze Texas Cichlide in het verleden trouwens ook al eens ten deel gevallen. Aan het begin van de vorige eeuw is de vis in opdracht van de overheid, massaal uitgezet in het Zuiden van Texas. De reden hiervoor moet gezocht worden in culinaire motieven. De Rio Grande Cichlid (zo heet hij onder vissers) is een gewaardeerde vangst en het vlees schijnt erg smakelijk te zijn. In Mexico zijn Herichthys carpintis en Herichthys cyanoguttatus eveneens gewaardeerde consumptievissen. Sterker nog, het holotype van Herichthys carpintis komt hoogstwaarschijnlijk van de vismarkt in Tampico (zie Herichthys carpintis). Als aquariumvis is de Texas Cichlide al sinds het begin van de vorige eeuw bekend. In de literatuur is zodoende genoeg informatie over deze vis te vinden.
Het is aannemelijk dat de eerste vissen die onder de naam Texas Cichliden verkocht werden eigenlijk H. carpintis waren. Het verzenden van vis vanuit de export haven Tampico, Mexico (vindplaats H. carpinte), was zeker in die tijd nml. vele malen eenvoudiger dan vanuit de monding van de Rio Grande (vindplaats H. cyanoguttatus), waar in die tijd nauwelijks enige infrastructuur aanwezig was. H. cyanoguttatus is sterk verwant aan H. carpintis. De overeenkomst is dan ook verbluffend en vele kenmerken worden gedeeld. Er zijn zelfs ichtyologen die menen dat H. cyanoguttatus en H. carpintis tot dezelfde soort gerekend moeten worden (Villar 1970). De vaak graduele overgangen tussen aangrenzende populaties versterken deze opinie. De meeste wetenschappers echter, gaan uit van de twee soorten hypothese. Probleem hierbij is wel dat er ergens een grens getrokken moet worden. En die grens wordt vaak getrokken in de Rio Soto Marina, een riviertje in het Zuid-Oosten Van Mexico. De mening dat hier beide soorten (met of zonder aanwezigheid van hybrides) zouden leven, kom je in de literatuur veel tegen.
Mocht dit zo zijn, dan is het natuurlijk niet zo dat H. carpintis netjes op de linkeroever en H. cyanogttatus netjes op de rechter blijft en dat er een patrouille-bootje tussen vaart om soortvreemde seksuele voorkeuren de kop in te drukken. De harde werkelijkheid is dat veel soort-specifieke kenmerken geleidelijk maar afzonderlijk van elkaar, in elkaar overlopen. Probeer dan als taxonoom dát maar eens in hokjes te stoppen. Midden-Amerika is sowieso al een nachtmerrie voor taxonomen, maar het geslacht Herichthys (zelf monofyletisch), doet daar op soortniveau nog ’n schepje bovenop. Misschien dat we de boel voorlopig even moeten laten zoals die is en de evolutie nog even ’n paar duizend jaar z’n gang laten gaan. of langer;).
Voor diegene die niet zo lang kunnen wachten, volgen hier een aantal aanknopingspunten. Zoals gezegd, vele kenmerken worden gedeeld. De verschillen moeten daarom vooral gezocht worden in de “mate waarin” deze kenmerken zich voordoen. We noemen hier typische Carpintis en typische Cyanoguttatus kenmerken aan weerszijden van het spectrum en laten intermediairen buiten beschouwing. Ten eersten het vlekkenpatroon. Dit patroon bestaat bij H. carpintis uit een groter diameter vlek dan bij H. cyanoguttatus. Bij H. carpintis spreek je dan ook van “vlekken” maar bij H. cyanoguttatus meer van “stippen. De diameter van de vlek neemt bij de populaties van Zuid naar Noord globaal af. Het “aantal” vlekken daarentegen neemt juist van Zuid naar Noord toe. Weinig en grote vlekken wordt daarom gezien als een Carpintis-kenmerk en veel maar kleine vlekjes als een Cyanoguttatus-kenmerk. Bovendien zijn de vlekken bij H. carpintis op de kop vaak groter dan de vlekken op de rest van het lichaam en is dit bij H. cyanoguttatus net andersom. De grondtoon van H. carpintis is blauw, die van H. cyanoguttatus geel. Er is minder seksueel dimorfisme bij H. cyanoguttatus. H. carpintis-vrouwen dragen vaker een rugvinvlek en de mannen dragen vaker en een grotere voorhoofdsbult. Bij de broedkleur van H. carpints overheersen de donkere keuren. De achterste helft van het lichaam kleurt donker evenals de keel en delen van de wangen. Bij H. cyanoguttatus springt juist de witte voorste helft van het lichaam meer in het oog. De donkere achterkant bestrijkt iets minder dan de helft van het lichaam. H. cyanoguttatus broed vaak in kolonies zoals we dat van Astatheros macracanthus kennen. H. carpintis broed ook wel in groepsverband, maar dan meer uit gebrek aan goede afzetplaatsen. Ten slotte de herkomstgebieden. Locaties ten Zuiden van Río Soto La Marina worden toegeschreven aan H. carpintis en vindplaatsen ten noorden van deze rivier aan H. cyanoguttatus.
Etymologie
Met Herichthys wordt niet direct de “heldhaftigheid” (heros) van deze “vis” (ichthus) bedoeld, maar is meer een verwijzing naar het 14 jaar eerder opgerichte geslacht Heros. Lijkend op Heros dus.
Herkomst en Verspreiding
Oorspronkelijk kwam H. cyanoguttatus alleen voor in het Noord-Oosten van Mexico en in de midden en benedenlopen van de Rio Grande en de Nueces river USA. Inmiddels heeft de soort, onder meer met behulp van Wildlife Service, grote gebieden van Zuid Texas veroverd. Colorado, Rio Frio, Brasos, Concho river, San Antonio, San Marcos, Guadalupe, San Gabriel and Comal rivers, lake Austin, Lake Houston, Lake Placid en het Edwards Plateau in centraal Texas. H. cyanoguttatus komt daarnaast ook nog (als exoot) voor in Florida en New Orleans en het schijnt dat die laatste met behulp van orkaan Katrina zich nóg verder landinwaarts heeft weten te vestigen. Het is daar trouwens bij wet verboden een eenmaal gevangen Rio Grande Cichlide terug te gooien. De populaties in New Orleans zijn waarschijnlijk hybriden cyanoguttatus X carpintis. Dit maakt ze volgens Thomas Lorenz (2008) extra gevaarlijk als invasieve exoot. De temperatuur-tolerantie van H. cyanoguttatus gecombineerd met de zout-tolerantie van Herichthys carpintis.
Gedrag
H. cyanoguttatus staat ook bekend als een vervuilings-tolerante soort waarbij is waargenomen dat ze flink kan domineren in ecologisch gedegradeerde habitats. Lorenz (2008) rapporteerde dat zoutgehaltes tot 16 ppt. geen significant effect hadden op de groei. Maar het sterkste staaltje aanpassingsvermogen komt uit de thermische zwavelbronnen in het stroomgebied van de San Fernando en wordt opgetekend door Juan Artigas. De temperatuur van deze onderling verbonden bronnen loopt op tot boven de 40 graden en alhoewel Juan geen dieren in de bronnen zelf heeft aangetroffen maakt hij wel melding van het algemeen voorkomen van deze vis in de afvoerkanalen, waarin de temperatuur 39 graden Celsius bedroeg.
Tegelijkertijd zijn er in Europa aquariumhouders die deze dieren tot in oktober in een buitenvijver laten zwemmen en dit al vele jaren achtereen. Er zijn berichten dat Texas Cichliden temperaturen van 7 graden Celsius (in ieder geval tijdelijk) hebben overleefd. Alhoewel ik nadrukkelijk afstand neem van deze vorm van aquarium houden, leert het ons tegelijkertijd wel iets over de enorme temperatuur-tolerantie die deze vissen bezitten.
Voedsel
Rican (2016) noemt H. cyanoguttatus een semi-herbivoor. Wat zoveel betekend als een omnivoor die voor het grootste deel van z’n menu afhankelijk is van plantaardige bestanddelen. Vaak komt specialisatie pas om de hoek kijken wanneer het favoriete voedsel, nml. insecten en hun larven, schaars worden. Maagonderzoek heeft uitgewezen dat het voedingspatroon afhankelijk is van de maand waarin de onderzoeken plaatsvinden. Deze vissen zullen bij voorkeur foerageren op insecten en hun larven, maar wegens het vaak extreme weer in het Zuiden van Texas is deze voedselbron niet jaarrond beschikbaar. Slakken zijn dan ook ’n optie. Hiervoor zijn de dieren speciaal uitgerust. In de keel hebben ze nml nóg ’n tweede stel kaken. Deze keelkaken stellen de dieren in staat slakkenhuizen te kraken. Wanneer nu deze hoog calorische voedselbronnen schaars worden, gaan ze het aanvullen met vegetarische kost. In de praktijk ontstaat zo een seizoensgebonden eetpatroon. De ene maand foerageren de dieren merendeels op insecten, ’n maand later op slakken om vervolgens weer ’n paar maanden achtereen hoofdzakeijk van algen, waterplanten en detritus te leven. H. cyanoguttatus is dus wat voedsel betreft een echte opportunist.
Kweek van de Herichthys cyanoguttatus
Texas Cichliden vormen koppels aan het einde van de droge tijd (Februari Maart), niet incidenteel in broedkolonies en vaak in uitzonderlijk ondiep water. Voorwaarde is wel dat ze een hard substraat kunnen bereiken waar ze hun eieren op af kunnen zetten. Soms liggen de nesten nog geen halve meter uit elkaar. Deze manier van broeden doet sterk denken aan Astatheros macracanthus, welke toevallig ook nog eens een overeenkomstig broedkleed draagt. De eieren zijn klein maar de nesten groot. Deze kunnen gemakkelijk uit méér dan 2000 eieren bestaan. Vrouwtjes doen het meeste werk (graven en poetsen) en vertonen ook als eersten de typische broedkleur. Wit van voor, zwart van achter. De man houd op afstand een oogje in het zeil. De eitjes komen bij 25 C na 2-3 dagen uit. Deze worden dan meteen door het vrouwtje in een van haar nestkuilen gedeponeerd.
De larven worden nu met grote regelmaat door het vrouwtje verplaatst. Men vermoedt dat ze dit doen om nachtelijk rovers om de tuin te leiden. De ouders hebben dan méér kans te ontwaken en de indringer te verjagen. Bij meerdere nestkuilen is de kans groter dat de eerste aanval van bijv. Ictalurus furcatus mislukt. Meer dan een vermoeden is dit echter niet, daarom oppert Artigas Azas op zijn site dat het interessant zou zijn, eens te onderzoeken of dit verplaatsingsgedrag in gebieden waar deze nachtelijke rovers niet voorkomen even sterk aanwezig is.
Bij slechts een lengte van 4 mm laten de larven (één dag voor ze vrij gaan zwemmen) al een lengtestreep zien. De grote ogen zijn dan ook al goed ontwikkeld. Enkel de grote dooierzak verraad dat het larvenstadium nog niet is afgesloten. Het mannetje lost het vrouwtje slechts zeldzaam af. Pas als de jongen vrij gaan zwemmen gaat de man zich meer met de opvoeding bemoeien. Dat is ook het moment waarop ook hij zich in de opvallende broedkleuren hult. Het mannetje staat dan vaak boven het vrouwtje en haar jongen. Hij vormt de eerste verdedigingslinie, zij de tweede. Zij begeleidt de jongen met behulp van haar borstvinnen. Dit spastische samentrekken gaat zó hard dat dit zelfs hoorbaar is (Gonzales 2007). Aanvankelijk luisteren de jongen nog goed naar de aanwijzingen van ma maar na ’n paar weken (als de jongen ’n centimeter of 2 zijn), laten ze zich steeds moeilijker dirigeren. Ze dwalen steeds verder af en het duurt nu niet lang meer voordat de jongen hun eigen weg gaan. Pa en ma kunnen dan aan een volgende generatie beginnen. H. cyanoguttatus kan in de natuur tot zo’n drie nesten per jaar grootbrengen.
Aquarium
Texas Cichliden, zo is gebleken, zijn sterke vissen met een groot aanpassingsvermogen. Ze zijn in staat om onze fouten wat betreft aquarium-setup en watercondities voor korte tijd te doorstaan. Vooral bij jonge dieren kan het lang goed gaan. Dit veranderd in rap tempo wanneer de dieren seksueel volwassen worden en er agressie bij komt kijken. Onder natuurlijke omstandigheden bestaat de mogelijkheid deze te ontwijken, maar binnen de vier ruiten van een aquarium veroorzaakt deze agressie hoog oplopende stressniveaus. Terwijl de dieren in de natuur vaak niet groter worden dan zo’n 22 cm (mannetjes). 15 cm (vrouwtjes) halen ze in het aquarium gemakkelijk de 25 cm, soms wel 30. Dit maakt wel duidelijk dat alleen de grootste bakken in aanmerking komen. Minimaal 2 meter voor ’n groep van 6 tot 8 stuks. Groepsgewijs verdient de voorkeur, dit voldoet ook ’t meest aan het natuurlijk situatie. Als koppel samenhouden met andere grote cichliden is een tweede optie. Maar enkel als koppel houden, zonder andere grote cichliden kan misschien eventjes goed gaan, maar zodra er niets meer is dat het koppel bindt (eieren, larven of jongen), eindigt meestal ook de verblijfsstatus van het vrouwtje. En wanneer de verzorger hier niet alert op is betekent dit in veel gevallen de dood van het vrouwtje.
Begin met een groep van zo’n 10 á 15 jonge dieren, meteen in de eindbestemmings-bak. Deze moet zoals vermeldt minimaal 2 meter bedragen. Let op de geslachtsverhouding, probeer deze zo goed als het kan in balans te houden (jongetjes zijn vanaf hun vroegste jeugd vaak al groter dan meisjes). Deze beginpopulatie laat je opgroeien totdat er territorium-krapte ontstaat. Dan vang je er twee dieren uit. Welke..? daar kunnen de meningen over verschillen, maar ik geloof dat je het best de Alfa-man en de Omega-vrouw kunt verwijderen. De meest dominante en meest onderdrukte dus. Waarom nu juist deze twee? Ten eerste omdat hiermee de geslachtsverhoudingen niet verstoord worden. Alfa’s zijn bijna altijd mannen en de Omega’s bijna altijd vrouwen en ten tweede omdat je een groep dieren over wilt houden dat aan elkaar gewaagd is. In dat geval is het verstandig de meest afwijkende individuen aan beide zijden van het weerbaarheids-spectrum te verwijderen.
Hoogstwaarschijnlijk zullen er nu nieuwe rangordegevechten gaan ontstaan, want de twee belangrijkste posities zijn vacant. Houd de situatie nu goed in de gaten. Grijp niet te snel in, maar ook niet te laat natuurlijk. Herhaal dit totdat je zo’n 3 tot maximaal 4 koppels overhoud. Dit worden dan de permanente bewoners van de bak. Zorg voor snelle en robuuste bij-vissen. Er valt veel te genieten van de groepsdynamiek van deze vissen en de dieren zullen nu met enige regelmaat broeden. Laat de jongen gewoon bij de ouders. Er overleven altijd wel een paar de kleutertijd en een enkeling groeit uit tot een volwassen exemplaar, een uitkomst die waarschijnlijk niet veel verschilt met die uit de vrije natuur. Zo ontstaat langzaam aan een soort van evenwicht met dieren uit verschillende leeftijdscategorieën en worden er jongen groot naarmate daar ruimte voor is.
Inrichting met hout zand en stenen. Zorg voor alle maten schuilplaatsen zodat onderdrukte individuen een veilig heenkomen kunnen vinden (de belaagde is meestal kleiner dan de belager en de veiligste plek is dan al snel gevonden. Planten worden gegeten. Medebewoners, ’n school Astyanaxen. Temperatuur tussen de 22 en 26 graden C. Water middel-hard tot hard met een ph van boven de 7. Wekelijks waterverversen. Voer gevarieerd met een hoog aandeel plantaardige bestanddelen. Op deze manier gehouden, is Herichthys cyanoguttatus een onnavolgbaar mooie en gemakkelijk te houden aquariumvis waar u jaren plezier aan kunt beleven.
Video
Auteur
Rene Beerlink – NVC
Copyright foto’s
Baird S.F & Girard C.F. 1854. Descriptions of new species of fishes collected in Texas, New Mexico and Sonora, Proceedings of the Academy of Natural Sciences of Philadelphia
– Artigaz Azas J. M. 2013. Herichthys cyanoguttatus “Cichlidae Februari 2013 39-1, blz 5 tm 15.
– Cichlidroom. https://www.cichlidae.com/species.php?id=207
– Loiselle P. 1997. Our National Cichlid (USA) Herichthys cyanoguttatus Baird &Girard 1854
– Miller M. 2005. Freshwater Fishes of Mexico.
– Salazar González M. 2007. An underwater meeting with Herichthys carpintis.
– Stawikowski R., Werner U. 1985. Die Buntbarsche Amerika’s 1.
– Staeck W. 1985. American Cichlids 2
– Thomas Lorenz 2008. Effects of interspecific competition, salinity, and hurricanes on the success of an invasive fish, the Rio Grande cichlid (Herichthys cyanoguttatus)
– Wildelife serevice 2017. Rio Grande Cichlid Ecological Risk Screening Summary.
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.