Fundulopanchax walkeri
De Fundulopanchax walkeri is al in 1911 door Boulenger beschreven. De soort kent een heel aantal synoniemen: Fundulus walkeri, Aphyosemion walkeri, Nothobranchius walkeri, Fundulus spurrelli, Aphyosemion walkeri spurrelli, Fundulopanchax spurrelli, Aphyosemion spirrelli, Fundulopanchax rubrofasciatus, Aphyosemion rubrofasciatum, Fundulus rubrofasciatus, Aphyosemion litoriseboris.
Herkomst
Ghana, Ivoorkust. De Fundulopanchax walkeri leeft daar in tijdelijke poelen en plassen, alsmede in moerassen.
Vorm en kleurtekening
Het lichaam van de Fundulopanchax walkeri is lang gestrekt, hoger dan bij verwante soorten en zijdelings gering samengedrukt. Grondkleur blauwachtig groen, rug geelgroen, buikpartij geelachtig met violette boventoon. Op de rugpartij een regelmatige roodbruine markering, waardoor een grove nettekening wordt opgeroepen. Achter de kieuwdeksels twee rijen min of meer aaneengesloten pigmentvlekken. Op de kieuwdeksels forse grillige streeptekeningen op een metaalblauw iriserende ondergrond. Snuit en bovenzijde kop donker roodbruin. Rugvin groenachtig met brede roodbruine zoom en ovaalvormige vlekken, achterste deel oranjerood. Aarsvin aan de basis groenachtig blauw, overgaand in oranjerood, met donkerrode tot paarsrode zoom. Staartvin aan de basis hemelsblauw, overgaand in een blauwrode tot bruinrode zoom, onder en boven donker roodbruin gezoomd, in de middenzone onregelmatige banden. Buik en borstvinnen aan de basis okergeel, overgaand in een roodachtig bruin.
Grootte: ca. 6 cm.
De vrouwtjes: minder opvallend, min of meer bruinachtig.
Verzorging
Om de natuurlijke levenslust en kleurenpracht van de Fundulopanchax walkeri te tonen moet het wateroppervlak liefst dichtbegroeid zijn met oppervlakte planten die het invallende licht temperen. Bovendien maken vissen graag gebruik van neerhangende wortelpartijen om het legsel in af te zetten.
pH 6,0 tot 7,0, DH 5 tot 7. Hoewel in de natuurlijke biotopen vooral overdag vrij hoge temperaturen worden gemeten, houden we de Fundulopanchax walkeri in gevangenschap op 20 – 23 graden; hogere temperaturen bekorten de levensduur. Als voedsel komen allerlei aquatiele insecten en hun larven in aanmerking, maar de voorkeur wordt gegeven aan zwarte en witte muggenlarven, ook watervlooien worden naar hartelust verorbert.
Reeds door de verwerking van veel turf en kienhout in het aquarium, zal het water lichtgeel kleuren, wat we nog kunnen bevorderen door een permanente filtering over turf.
Kweek van Fundulopanchax walkeri
Fundulopanchax walkeri zijn bodemleggers, de paring voltrekt zich onmiddellijk boven de bodem. De eieren hebben een kleefkracht en worden onmiddellijk boven de bodem afgezet of in de bodem gewerkt.. In de kweekbak kan men het beste een bodem aanbrengen van turfmolm. Dit materiaal wordt allereerst goed uitgekookt en uitgespoeld en hierna bijvoorbeeld door een netje gewreven om het geheel te verkruimelen.
Selecteer 1 man en 2 vrouwtjes, gedurende 14 dagen waarin zich het paringsspel zich voltrekt, de killies dagelijks voeren met muggenlarven; liever geen ander voer die de bodem kunnen verontreinigen. De watertemperatuur mag schommelen tussen de 22 en 24 graden.
Wanneer de dieren geen paarneigingen meer vertonen worden ze uit de kweekbak gehaald en wordt het kweekwater voorzichtig afgegoten of afgeheveld. Hierna kan het bakje op de oude plaats blijven staan, waarna de turfbodem langs natuurlijke weg zal indrogen, zoals dit eveneens het geval is in de natuurlijke biotopen.
Na 6 weken voeg je wat zachtzuur water en infusiediertjes toe en de eerste eieren komen al binnen enkele uren uit.
Opfokvoer: Artemia-naupliën, gezeefde Cyclops en Daphnia, grindalwormpjes.
Opmerkingen
Het geslachtsverschil is bij sommige exemplaren na zo’n 8 weken te zien maar meestal pas na een paar maanden. Fundulopanchax soorten zijn meestal na een jaar geslachtsrijp.
Auteur
Bianca
Copyright foto’s
Rudolf Pohlmann – Killifishe.info – Facebook