Fossorochromis rostratus
Fossorochromis rostratus is al in 1899 voor het eerst beschreven door Boulenger, toen nog onder de naam Tilapia rostrata. In 1989 is het geslacht Fossorochromis opgericht door Eccles en Trewavas.
De geslachtsnaam Fossorochromis is op te breken in twee delen. “Fossor” betekent “graver” en is een verwijzing naar de manier waarop deze soort zich voedt. Met hun kop schuin naar beneden duiken ze in het zand. Dit zeven ze door hun kieuwen heen op zoek naar voedsel. Het tweede deel is “chromis”, dit is een verwijzing naar baarsachtige vissen zoals cichliden. De soortnaam “rostratus” betekent “snavelvormig”, een verwijzing naar de lange en puntige snuit die aan de bovenkant wat convex van vorm is.
Synoniemen: Tilapia rostrata, Cyrtocara rostrata, Haplochromis rostratus, Haplochromis macrorhynchus.
Beschrijving
In de natuur behalen Fossorochromis rostratus een maximale lengte van ongeveer 25 cm. In het aquarium groeien mannelijke exemplaren tot ongeveer 35 cm uit; de wijfjes blijven een 10-tal cm kleiner.
Lichaamsvorm
Redelijk gestrekt lichaam dat zijdelings matig is afgeplat. De vorm van de kop, met een licht convex profiel is goed aangepast aan hun duikgedrag in het zand.
Kleur en tekening
Jonge dieren en wijfjes hebben een zilverbeige grondkleur en een patroon van zwarte vlekken die in drie lengterijen van vijf tot zes vlekken zijn gerangschikt. Ook onderdrukte mannetjes laten dit patroon merken, zij het dan wel op een zilvergroene grondkleur. Dominante mannetjes krijgen een prachtkleed dat qua kleurschakeringen en intensiteit moeilijk met woorden te omschrijven is.
Geslachtsonderscheid
Bij volwassen Fossorochromis rostratus vrij eenvoudig vast te stellen (zie “Kleur en tekening”). Ook niet dominante mannetjes kan men aan de grijsgroene grondkleur gemakkelijk van de beige wijfjes onderscheiden.
Verspreiding
Endemische soort in het Malawimeer, die over het hele meer verspreid en vrij algemeen wordt aangetroffen. Volwassen dieren worden meestal in groepsverband (tot meer dan 50 dieren) aangetroffen boven het zandkustbiotoop. Eén van de inheemse benamingen voor deze soort is “Chigumbuli”, wat evenveel betekent als een “slim persoon”. Deze naam danken ze aan hun behendigheid om de sleepnetten te vermijden door in het zand te duiken.
Dieet
Fossorochromis rostratus is één van de grootste cichliden in het meer die zich in leven houdt met het doorkauwen van het zand. Waarnemingen in de natuur brachten aan het licht dat F. rostratus in een commensale relatie leeft met Cyrtocara moorii en Protomelas annectens. Deze relatie is in het voordeel van beide laatste, die er profijt aan hebben, in tegenstelling tot een symbiotische relatie, waaruit alle partijen voordeel halen. Bij het zoeken naar voedsel duikt Fossorochromis rostratus met de kop in het zand, wat resulteert in een opdwarrelend wolkje materiaal waaruit Cyrtocara moorii en Protomelas annectens de eetbare restanten uitzoeken. Verder voedt Fossorochromis rostratus zich voornamelijk met plankton uit het open water.
Aquariuminrichting
Een voldoende groot aquarium met een zandbodem en enkele grote stenen op de bodem volstaan. We kunnen gerust ook beplanting aanbrengen, zonder te vrezen dat ze wordt opgegeten.
Kweek van Fossorochromis rostratus
Voor de kweek van Fossorochromis rostratus raden we een groep aan die bestaat uit één man en drie tot zes vrouwen. Het is namelijk een polygame maternale muilbroeder, ofwel één man paart met meerdere vrouwen die de eieren in hun muil uitbroeden.
Om met deze soort te broeden is wel wat geduld nodig. Ze zijn pas geslachtsrijp vanaf zo’n 15 tot 20 centimeter lengte. Zodra een vrouw klaar is om te paren, zoekt de man een geschikte plek uit. Dit kan bovenop een platte rots zijn of hij maakt een kleine kuil in het zand.
Hij lokt de vrouw door zijn beste kleuren te laten zien. Hij zet zijn vinnen wijd uit en toont met trillende bewegingen zijn flank. Als de vrouw hem volgt naar zijn paaiplaats, begint het afzetten.
De vissen cirkelen om elkaar heen. De vrouw legt een paar eieren in het zand, draait zich om en pakt de eieren op in haar muil. De man blijft met haar mee draaien. Zijn anaalvin toont een paar eivlekken. De vrouw hapt naar deze eivlekken in de overtuiging dat het eieren zijn. De man laat hierop wat sperma los en bevrucht zo de eieren.
Het nest kan bestaan uit tot wel zo’n 130 eieren. De vrouw broedt de eieren zo’n 3 weken uit. De hoeveelheid jonge vissen is zo groot, dat ze te zien zijn in de keelzak van de vrouw.
Na een paar dagen komen de eieren uit maar de jonge visjes blijven in totaal zo’n drie weken in de muil van de vrouw. Ze teren dan op hun eidooierzak. Na de drie weken spuugt de vrouw de jonge visjes uit. In geval van gevaar neemt ze (een deel) van de visjes nog een tijdje terug in haar muil.
In het aquarium worden de jonge visjes al snel opgegeten. Met wat geluk overleven er een paar tussen de rotsen. Als je meer jonge Fossorochromis rostratus over wil houden, dan kun je de vrouw rond dag 18 uitvangen en in een apart aquarium plaatsen. Een ervaren vrouw houdt de visjes vast of pakt ze later weer op als ze die per ongeluk heeft uitgespuugd. Zodra de vrouw de jongen heeft uitgespuugd, kun je haar weer terug plaatsen in haar eigen aquarium.
De pas uitgespuugde Fossorochromis rostratus zijn groot genoeg om vers uitgekomen artemia naupliën en fijngewreven vlokvoer te eten.
Video
Auteurs
Walter Deproost, John de Lange
Copyright foto’s
Malawi’s Unlimited
Eerstbeschrijving
Proc. Zool. Soc. London (9) : 131-132.