Danio albolineatus – Goud Danio
Danio albolineatus is in 1860 voor het eerst beschreven door Edward Blyth.
De naam Albolineatus is op te delen in twee stukken. Albo is wit en lineatus betekend streep. De vis heeft echter een witte streep dus hoe komt hij aan deze naam? Normaal worden vissen op sterk water gezet om later te worden onderzocht en beschreven. Deze dieren verkleuren hierbij soms anders dan je zou verwachten en de Danio albolineatus krijgt op sterk water een witte streep die op een levend exemplaar niet aanwezig is.
Er zijn al heel wat wetenschappelijke beschrijvingen gemaakt met deze vissoort. Ze kent dan ook een hele reeks aan synoniemen: Nuria albolineata, Danio albolineata, Branchydanio albolineatus, Danio stoliczkae, Danio pulcher, Danio tweediei.
Deze vis wordt ook wel Goud Danio of Blauwe Danio genoemd.
Beschrijving
Danio albolineatus wordt ook wel aangetroffen in kleine poelen en plassen, waarin afgestorven plantenresten liggen. Het zijn scholenvissen. We moeten ze ook beslist niet in een te klein aquarium houden, de minimummaat is wel 70 x 30 x 30 cm. In een klein aquarium zullen ze wegkwijnen, maar dit gebeurt ook als we slechts twee vissen van deze soort houden. We kunnen het best een koppeltje van 6 à 8 exemplaren combineren met een schooltje aanverwante soorten. We denken hierbij aan het Zebra-barbeeltje.
Herkomst
De Danio albolineatus komt in vele watertjes en wateren voor, in langzaam- en snelstromende, in het laagland tot in het hoogland van Birma, doch ook in Thailand, Sumatra, Malakka en Achter-Indië. Men vindt in deze watertjes vaak een weelderige plantengroei.
Dieet
De Danio albolineatus is een alleseter, droogvoer eten ze ook wel. Maar het beste is natuurlijk een afwisselend menu van leven voer.
Het Aquarium
Als we het aquarium inrichten zorgen we voor flinke groepen hoge planten, doch ook fijnbladige planten zoals Aponogeton crispus e.d. met daartussen zwemruimtes.
Deze visjes houden van een zonnige standplaats en een watertemperatuur, die varieert tussen de 21 en 25 graden Celsius; dan zullen zij ons hun schitterende, flonkerende kleuren tonen. Van ondergeschikt belang is de watersamenstelling. Wel af en toe vers water bijvullen.
Kweek van de Danio albolineatus
De minimale maat van de kweekbak voor de Danio albolineatus is 40 x 25 x 25 cm. Maar de kweekbak kunnen we beter met zacht water vullen bijv. opgevangen regenwater of gedistilleerd water. We dekken de bodem met een zandlaagje af, daarover een laagje draadalg of wat bosjes aquavarens. De temperatuur van het zachte water van de kweekbak kan variëren van 25 tot 27 graden Celsius.
We laten twee mannen en één vrouwtje in het bakje los. Als de eieren zijn afgezet, verwijderen we de vissen, dit i.v.m. eiervraat. Ook moeten we de bak afschermen tegen te vel licht, de eieren zijn hier erg gevoelig voor. De jongen komen na 2 à 3 dagen uit, dit is echter afhankelijk van de temperatuur.
We moeten bij de opfok van de jonge visjes er voor zorgen niet te lang door te gaan met het voeren van slootinfusie. Na 4 dagen kunnen ze reeds pekelkreeftjes eten of voedsel van gelijke grootte. Wel moet het water in de kweekbak en later in de uitzwemmer kristalhelder zijn. Een nest kan wel bestaan uit 300 à 400 jongen. Ze moeten zo spoedig mogelijk in een uitzwemmer overgezet worden en we fokken ze op bij een constante watertemperatuur.
Zie ook het kweekverslag van de Danio albolineatus
Video
Auteur
Peter Bus, AV Pronkjuweel
Copyright foto’s
Nonn Panitvong – Siamensis.org
Choy Heng Wa