Danio aesculapii
De Danio aesculapii is voor het eerst beschreven door Kullander en Fang (2009). Echter is deze soort onder meerdere namen in de handel verkrijgbaar. Zo worden ook de namen: Danio sp. “hyroglief”, Danio sp. “pantheri”, Danio sp. “snakeskin” en Danio sp. TW03 gebruikt.
De naam aesculapii komt van de Griekse God: Asklepios. Deze God was de God van de geneeskunst en had een staf waar twee slangen omheen draaiden. Deze slangen zijn in de vis terug te vinden als een slangenhuidpatroon.
Beschrijving
De Danio aesculapii heeft een gele tot donkerblauwe basiskleur terwijl de buik wit is. Op de voorste helft van het lichaam lopen zes tot zeven verticale strepen. Deze verticale strepen worden gevolgd door twee horizontale stippellijnen op het achterste deel van het lichaam. De staartvin heeft een gele kleur. De aarsvin heeft bij de basis een geel vlak met een zwart randje. De overige vinnen zijn geheel doorzichtig.
Het geslachtsonderscheid is lastig om te maken. Het verschil is namelijk dat vrouwtjes wat voller gebouwd zijn dan de mannetjes.
Herkomst en Habitat
De Danio aesculapii wordt gevonden in Myanmar (Birma) in de provincie Rakhine. Hier is de soort te vinden in de stroompjes die over het westerlijke gedeelte van het Arakangebergte lopen. Dit gebergte is beter bekend als de Rakhine Yoma. De voornamelijkste vangstplaaten liggen rond de stad Thandwe.
De originele vangstplaats van Kullander en Fang (2009) was in een klein stroompje dat vanuit de bossen tussen akkers door liep. Het stroompje was 3 meter breed en 50cm diep. Het had kristalhelder water en er was weinig stroming. In dit beekje zaten geen waterplanten en het had een bodem van steen en gravel.
Dieet
Deze vissen zijn geen lastige eters. Droogvoer zullen ze dan ook zonder problemen aan nemen. Om de vissen gezond en goed op kleur te houden wordt echter wel aangeraden om af en toe diepvries of levend voer te geven.
Het Aquarium
Deze vredelievende vissen zijn ideaal voor in het gezelschapsaquarium. Hier moet echter wel op worden gelet dat de medebewoners niet te groot zijn. Anders kunnen ze deze kleine visjes aan zien als voedsel.
In tegenstelling tot de meeste Danio’s verlangt deze soort geen sterke stroming. Een matige stroming is al voldoende. De stroming in zijn natuurlijke vindplaats is immers ook niet erg krachtig. Naast de matige stroming word een donkere bodem en veel beplanting aangeraden. Dit komt de kleuren van de vissen ten goede.
Doordat de vissen actieve zwemmers zijn moet het aquarium minimaal 60 cm lang zijn. Houd er daarnaast ook rekening mee dat deze vissen goed kunnen springen. Daarom moet het aquarium goed worden afgesloten.
Kweek
Indien de waterparameters goed zijn zullen de ouderdieren hoogst waarschijnlijk uit zichzelf al eieren proberen te leggen. Deze eitjes en de jongen zullen echter worden gegeten door de ouderdieren. Om toch nog jongen groot te kunnen brengen is het aan te raden om gebruik te maken van een kweekaquarium. Dit moet zo worden ingericht dat de ouderdieren niet bij de eitjes kunnen als ze eenmaal gelegd zijn. Dit kan worden gedaan door knikkers of een rooster op de bodem te leggen. Ook beplanting met veel fijnbladerige planten, zoals Javamos, kan helpen.
Om de afzet te starten kan de temperatuur van het aquarium iets hoger worden gezet. Vervolgens zal er een groot deel (minimaal 50%) van het water uit het aquarium moeten worden gehaald. Indien het weer bijvullen gebeurt met koud water dat langzaam verspreid over een aantal uur in het aquarium word gegoten, zullen de vissen de volgende ochtend beginnen met afzetten. Na het afzetten kunnen de ouderdieren worden uitgevangen.
Na 36 uur zullen de eitjes uitkomen en de jongen zwemmen na 3 tot 4 dagen vrij rond. De jongen zijn nog erg klein en moeten daarom worden gevoerd met het fijnst mogelijke stofvoer.
Video
Auteur
Rick
Copyright foto’s
Choy Heng Wah
Bronnen
Fishbase.org
Seriouslyfish.com
Kullander, S. O., & Fang, F. (2009). Danio aesculapii, a new species of danio from south-western Myanmar (Teleostei: Cyprinidae). Zootaxa, 2164, 41-48.