Cyrtocara moorii – Dolfijn Cichlide
Cyrtocara moorii is in 1902 voor het eerst beschreven door Boulenger als Haplochromsi moorii. In 1989 hebben Eccles en Trewavas de moorii zijn eigen geslachtsnaam Cyrtocara gegeven. Het is ook de enige soort binnen dit geslacht. In het Nederlands worden ze soms Dolfijn Cichlide genoemd, ze hebben qua kleur en vorm af en toe wel wat weg van een dolfijn.
Als synoniemen kunnen we de volgende namen vinden: Haplochromis moorii, Cyrtocara moorei, Cyrtocara moori en Haplochromis moori.
De naam Cyrtocara komt uit het oud Grieks en betekent gebogen kop als verwijzing naar de voorhoofdsbult die de mannen kunnen ontwikkelen. Moorii verwijst naar J. Moore die deze soort als eerst heeft ontdekt.
Beschrijving
Jonge Cyrtocara moorii zijn grijsachtig met dwarsstrepen. Als ze volwassen worden zowel de man als de vrouw vaalblauw met drie vlekken op de flank. Afhankelijk van hun stemming zijn de vissen dit vaalblauw tot fel blauw waarbij de vlekken geheel zijn verdwenen. Vooral dominante of parende mannen verkleuren naar donker blauw. Normaal zijn ook zij wat lichter blauw en vertonen ze drie donkere vlekken op hun flank.
De mannen en vrouwen zijn over het algemeen vrijwel gelijk gekleurd, dit is al een aanwijzing dat deze vissen onderling redelijk goed met elkaar overweg kunnen. Het mooiste gedrag laten deze vissen wel zien als ze in een groepje worden gehouden. In dat groepje kun je meerdere mannen en vrouwen houden. Het kunnen overigens wel flinke vissen worden. Ze bereiken een maximale lengte van zo’n 22 centimeter.
Biotoop
In het Malawimeer bewoont de Cyrtocara moorii voornamelijk de zanderige bodems maar wordt ook wel gevonden in de overgangsbiotopen tussen rotsen en het zand. Ze worden voornamelijk gevonden in ondiep water van ongeveer 3 meter diepte. Het zijn over het algemeen vissen die alleen voorkomen, je zal in het Malawimeer geen grote groepen aantreffen. Ze komen wel verspreid over het hele meer voor waarbij er geen verschillen te vinden zijn tussen de exemplaren die in het noorden of zuiden van het meer worden gevangen.
De Cyrtocara moorii kan overigens ook in Lake Malombe worden aangetroffen. Lake Malombe wordt vanuit het Malawimeer van water voorzien door de Shire rivier.
Vangst in het Malawimeer
Hoewel Cyrtocara moorii dus voorkomt in het gehele Malawimeer komt hij nergens in grote aantallen voor. Ze leven in vrij ondiep water boven het zand, dus je zou verwachten dat ze redelijk makkelijk te vangen zijn. De vissers hebben moeten echter veel moeite doen om de Dolfijn Cichlide te vangen. Ze zijn slim en snel genoeg om de netten van de vissers te vermijden. Ze blijven daarbij ver uit de buurt van de visser, dit in tegenstelling tot veel andere vissoorten. Wildvang dieren worden dan ook vrijwel uitsluitend gevangen als het zicht in het water vertroebeld is door bijvoorbeeld wind en stroming. Als je Cyrtocara moorii wil kopen, is er vaak wel nakweek beschikbaar.
Dieet
In het wild voedt de Cyrtocara moorrii zich uitsluitend door de Fossorochromis rostratus, Mylochromis lateristriga en de Taeniolethrinops praeorbitalis te volgen. Deze drie vissen voeden zich namelijk door te graven in het zand, het zand zeven ze door hun kieuwen. Tijdens dit proces stuift er veel zand en slijk op waarbij kleine schaaldiertjes en ander klein voedsel bloot komt te liggen. Heel interessant is dat de Moorii zijn “gastheer” verdedigd tegen andere Moorii’s en andere volgers (bv. Protomelas annectens).
In het aquarium is de Cyrtocara moorii een makkelijke eter, vlokvoer, granulaat etc. wordt gewoon gegeten maar dit dient wel afgewisseld te worden met diepvries of levend voer als mysis, krill enz. Geen tubifex of rode mug geven maar dit geldt eigenlijk voor alle Malawi cichliden. Let ook op dat je niet teveel voert. Teveel en eiwitrijk voer kan er voor zorgen dat deze soort kan uitgroeien tot een centimeter of 30 bij de mannen. Eigenlijk zijn alle Malawi cichliden wel gulzige eters, door ons krachtige voer groeien ze daardoor gemakkelijk te groot uit.
Het Aquarium
Het mag voor zich spreken dat de Cyrtocara moorii een ruim bemeten aquarium nodig heeft. Denk hierbij aan een aquarium vanaf 200 centimeter lengte. Het aquarium moet worden ingericht met op de bodem fijn zand en enkele stenen zodat met name de vrouwen zich tijdelijk kunnen onttrekken aan de aandacht van de mannen.
Toen de Cyrtocara net in de aquarium handel terecht kwam kreeg hij al snel de naam een moeilijk te houden vis te zijn, mede door zijn gedrag maar zeker ook doordat het sterfte cijfer hoog lag. Tegenwoordig houden we grote cichliden in veel grotere aquariums dan vroeger. Ook is het waterverversen bij iedereen wel bekend. Zorg dus voor een ruim aquarium en ververs regelmatig het water, dit draagt zeker bij aan de gezondheid van je Cyrtocara moorii’s.
Kweek aquarium en conditioneren
Voor de kweek van Cyrtocara moorii heb je niet direct een speciaal aquarium nodig. Een ruim aquarium met zand op de bodem een paar rotsen en de juiste waterwaardes zijn voldoende. Ook in aquariums met andere volwassen Malawi cichliden kunnen ze gewoon worden gekweekt. Doordat het een muilbroeder is, beschermt de vrouw de jongen in de eerste levensfase.
Het afzetten
De kweek van de Cyrtocara moorii is op zich niet al te moeilijk, een koppel zal zodra ze volwassen zijn al snel tot paren overgaan. De paring verloopt zoals bij veel Malawi cichliden. De man zoekt een plek uit om te paaien. Normaal verdedigen ze geen territorium maar voor het paaien maakt hij een tijdelijke uitzondering en verdedigd de door hem gekozen plek. Hij lokt het vrouwtje naar hem toe. De man en vrouw draaien om elkaar heen, waarbij de vrouw met haar neus in de buurt van de aarsvin komt, ondanks dat de man geen eivlekken heeft. De vrouw legt een paar eieren, draait zich om en neemt de eieren in haar muil waarna het om elkaar heen draaien verder gaat.
Opgroeien van de jongen
Zoals gezegd, broed de vrouw de jonge Cyrtocara moorii in haar muil uit. Het zijn dus muilbroeders. Tijdens het broeden eet de vrouw niet. De eieren komen na een paar dagen uit maar de jonge visjes verlaten de muil niet. Ze teren nog geruime tijd op de eidooierzak.
Na een dag of 17 a 18 kan de vrouw de jongen loslaten. Hiervoor zoekt ze een rustige plek en laat de jongen loszwemmen. Bij gevaar of in de nacht worden de jongen dan weer terug in de bek genomen om ze te beschermen. De nesten bestaan veelal uit 40 tot 80 jongen. De jongen kunnen worden gevoerd met fijn gewreven vlokken en artemia. Om de jongen goed te laten groeien is het ook voor deze soort belangrijk om regelmatig water te verversen.
Kweek aquarium
In een aquarium met andere volwassen vissen, worden de jonge visjes vaak opgegeten. Als je meer jongen of een heel nest wil overhouden kun je de vrouw het beste uitvangen. Plaats haar dan in aquarium zonder andere vissen. Richt deze in met wat zand, een paar rotsen waar de vrouw kan schuilen en hou de waterwaardes ongeveer gelijk aan het normale aquarium. Plaats de vrouw hierin na een dag of 15 broeden.
Het vangen en verplaatsen van de vrouwen met de bek vol is wel een hele uitdaging. Niet alle vrouwen houden bij het vangen de eieren goed vast, voorzichtig en rustig uitvangen met een voldoende groot net is dus belangrijk. Doe dit eventueel pas op dag 15 of 16. Als de vrouw de eieren dan uitspuugt en niet meer terugneemt in haar muil dan zijn de jongen groot genoeg om zonder hun moeder op te kunnen groeien. Overigens laten niet alle vrouwen de jongen even makkelijk los, sommige moeders houden de jongen tot dag 25 vast.
Je kunt de vrouw wat gaan voeren als ze de jongen vrij laat zwemmen. Als ze de jonge visjes niet meer in haar muil terugneemt kun je de vrouw terugplaatsen in het normale aquarium.
Video’s
Auteur
John de Lange
Copyright foto’s