Cribroheros alfari
Cribroheros alfari komt in de meest uiteenlopende watertypes voor. Van snelstromende bergbeken tot aan stilstaand water, van hard tot zacht water, van wit tot helder en met een temperatuur-tolerantie van 20 tot 34 graden (Werner 1999). Je zou dus kunnen zeggen dat we hier met een echte opportunist van doen hebben. Toch is dit niet helemaal waar. Een echte opportunist is met één genotype verschillende omstandigheden de baas. Dit is bij de Cribroheros alfari niet het geval. Binnen de naam alfari scharen wij namelijk een grote verscheidenheid aan lokale vormen. Aanpassingen aan plaatselijke omstandigheden dus. In wezen zijn dit dus allemaal verschillende vissen. Een begin van soortvorming.
Cribroheros alfari kan verschillen in lichaamslengte, hoogte, staart en rugvinlengte, zijlijn, tekening en in kleur. Zelfs binnen één stroomgebied kan de vis in verschillende verschijningsvormen voorkomen. De vissen in stroomgebieden die uitmonden in de pacific zijn over het algemeen wat langer, hebben een onderbroken zijlijn en minder blauwe stippen op wangen en kieuwdeksels.
Kenmerken die bij de meeste vormen voorkomen zijn een gele kop, rozige buik, Gele buikvinstralen, zes dwarsbanden en net als bij Thorichthys een rode rugvinzoom. De geslachten zijn niet zo gemakkelijk uit elkaar te houden. Mannetjes worden iets groter, zo’n 22 centimeter en hebben een wat hoekiger kopprofiel. Vrouwtjes worden meestal niet groter dan 18 centimeter, zijn wat contrastrijker en bezitten vaak een donkere zone tussen de 7de en 12de rugvinstraal. Lengte rond de 20 centimeter.
Etymologie
Cribroheros alfari is vernoemd naar Anastsio Alfaro (1865-1951) Zoöloog, geoloog, ontdekkingsreiziger en later directeur van het Nationaal museum in Costa Rica. De geslachtsnaam Cribroheros kan in twee delen worden opgebroken. Cribro is afgeleid van het Latijnse cribrum en betekent ‘zeven’. Heros is afgeleid van het gelijknamige geslacht Heros wat ‘held’ betekent. De naam is een verwijzing naar de manier waarop deze soorten naar voedsel zoeken. Ze zeven het substraat op zoek naar voedsel partikels.
Synoniemen: Astatheros alfari, Cichlasoma alfari, Amphilophus alfari, Cichlasoma alfaroi, Cichlosoma lethrinus, Cichlasoma lethrinus, Cichlasoma bouchellei.
Herkomst
Nicaragua, Costa Rica, Panama.
Verspreiding
Van de Patuca river in Honduras, Noord-Westen tot en met de Rio Guarumo in Panama Zuid-Oost. Voorbij dit punt loopt alfari’s verspreidingsgebied naadloos over in het verspreidingsgebied van een nog niet zo lang geleden ontdekte Astatheros spec. (Don Danko 1997). Deze is waarschijnlijk zeer sterk aan Astatheros alfari verwant. In Costa Rica komt de vis ook voor in rivieren die uitmonden in de pacific.
Alhoewel Astatheros alfari in allerlei watertypen gevonden kan worden lijkt het zwaartepunt toch op behoorlijk sterk stromend water te liggen. Boven en middenlopen van rivieren dus. Er is één lokatie bekent waarbij de soort ook in stilstaand water voorkomt. Namelijk Lake Arenal (Costa Rica), dit is een kunstmatig stuwmeer met het orginele dorp Arenal op de bodem van hett meer. maar hier gaat de soort dan ook hard achteruit.
Gedrag
Deze voor Midden-Amerikaanse begrippen klein blijvende soort is naar andere vissen niet extreem agressief, maar onderling kunnen ze toch wel behoorlijk bekvechten. Ik zou ze daarom eerder per koppel huisvesten gecombineerd met andere soorten, dan in een groep van de eigen soort. Ook in de natuur geven ze niet te kennen graag in kolonies te broeden. We zouden een koppel van deze vissen bijvoorbeeld kunnen combineren met Archocentrus septemfasciatus, Hypsophtys nicaraguensis, Neetroplus nematopus en astynaxen. Dit zijn soorten waar ze ook van nature mee samenleven. De vissen graven graag en veel.
Voedsel
Benthische Omnivoor.
Kweek van de Cribroheros alfari
Parentale substraatbroeder. In de natuur zetten de dieren bij voorkeur af in een ondiepe kuil in de luwere delen van de rivier. Ouders met jongen zijn goed te herkennen aan de naar beneden gerichte geelgerande borstvinnen. Hiermee vlaggen ze naar hun jongen en geven de ouders aan wanneer er gevaar dreigt of wanneer de kust weer veilig is.
Aquarium
Minimaal 150 centimeter voor een koppel en 180 centimeter gecombineerd met andere vissen. Rolkeien gecombineerd met een zandbodem in verband met graafbehoefte. Grove beplanting (bijvoorbeeld Echinodorus) is eventueel mogelijk, mits goed verankerd. Goede filtering met overcapaciteitspompen, Gevarieerd voeren. Houd rekening met z’n omnivore voedingsgewoonte dus zowel dierlijk in de vorm van ingevroren mysis, artemia, krill etc, maar ook plantaardig, zoals gekookte en gekneusde erwten en spirulina. Droogvoer is natuurlijk ook prima. Water, van zacht tot middelhard. Ph., neutraal tot alkalisch. Temperatuur van 23 tot 27 C.
Video
Auteur
Rene Beerlink
Copyright foto’s
Referentie
Seth Eugene Meek 1907. “Notes on Fresh-water fishes from Mexico and Central America”.
Literatuur
Hans A. Baensch, Dr Rüdiger Riehl 1985. Aquarien Atlas band 2, blz 861.