Betta albimarginata
Betta albimarginata is in 1994 beschreven door Kottelat & Ng. De soortnaam is afkomstig van de Latijnse woorden albus, wit, en margo, marge, in toespeling op de witte marges in de vinnen.
Deze soort is nauw verwant aan Betta channoides.
Beschrijving
Het betreft hier een soort die niet veel gehouden word. Betta albimarginata komt in de natuur voor in zeer zacht en zuur water, maar in tegenstelling tot wat voor veel andere soorten uit dit soort vindplaatsen geldt, kan deze soort ook in neutraal wat harder water gehouden worden. Ze zijn zowel in een speciaalaquarium als in een gezelschapsbak te houden. Ze kunnen een totale lengte bereiken van zo’n 5 centimeter.
Dieet
Zoals veel Betta’s is de Betta albimarginata een carnivoor. Ze eten bij voorkeur levend of diepvriesvoer zoals artemia, muggenlarven, mysis etc. Ze wennen heel moeilijk aan droogvoer. Let dus op dat je het juiste voer voorhanden hebt!
Herkomst
Deze soort is afkomstig van Borneo, Indonesië. Ze komen voor in het Sebuku River basin; Kalimantan Timur. Sesajap River basin; Kalimantan Timur en het lager gelegen gedeelte van het Mahakan River basin; Kalimantan Timur.
Het aquarium
Dicht beplantte bakken, met licht stromend water, en een donkere bodemgrond zijn geschikt. De temperatuur moet tussen de 24° en de 26°C gehouden worden. Betta albimarginata heeft een voorliefde voor oud water, dus niet al te vaak waterwisselen. Verder zijn het goede springers, en moet er een goed sluitend dekglas aanwezig zijn. De mannetjes en de vrouwtjes strijden onderling bijna niet, zodat het mogelijk is om in een 40 cm bakje twee volwassen paartjes te houden. Wel zullen er dan regelmatig schermutselingen optreden, zowel tussen de mannetjes, als tussen de vrouwtjes. Ze zijn dan ook een stuk vredelievender dan bijvoorbeeld Betta splendens.
Kweek van Betta albimarginata
Betta albimarginata is een muilbroeder. De paring gebeurd meestal in de buurt van de bodem, in een holletje, of onder een stuk kienhout. Na de omstrengeling verzameld het vrouwtje de eitjes. Vervolgens spuugt ze ze uit, en wacht tot het mannetje ze in de bek neemt. Het mannetje moet hiervoor wel alert zijn, veel meer dan een halve seconde krijgt hij er niet voor.
De eerste nesten worden soms door het mannetje opgegeten, meestal na een dag of twee. Daarna draagt hij de volledige periode meestal uit. Jonge mannetjes spugen dan na een dag of 11 á 12 twee tot drie jongen uit. Bij wat oudere mannetjes zijn het meestal iets van 15 jongen, maar ook meer (tot 40 jongen).
De jongen zijn voor muilbroeders erg klein, en hebben meteen na het uitkomen eten nodig. Hiervoor zijn infusoria en microwormpjes geschikt. Alleen de kleinste Artemia nauplii worden meteen gegeten. Na drie maanden kunnen de jongen een lengte van 30 mm laten zien. De ouders, en ook andere volwassen Betta albimarginata eten de jongen niet. Oudere jongen eten soms wel net uitgekomen jongen.
Video
Auteur
Eric Naus – NVL
Copyright foto’s
Eric Naus – NVL