Baryancistrus chrysolomus – Mango Pleco – L047
Baryancistrus chrysolomus is in 2011 officieel beschreven door Rapp Py-Daniel, Zuanon & Ribeiro de Oliveira. De geslachtsnaam Baryancistrus is op te breken in twee delen. Uit het oud-Grieks barys wat zwaar betekent en Ancistrus, samengevat zoiets als Zware Ancistrus. De soortnaam chrysolomus is ook op te breken in twee delen. Uit het oud-Grieks chryso betekent oranje of geel en loma wat rand betekent. Een verwijzing naar de gekleurde rand van de vinnen.
Ze vallen binnen de familie van de Loricariidae. Als niet wetenschappelijke naam wordt ook wel Magnum Pleco of Mango Pleco gebruikt. In het L-nummer systeem hebben ze het nummer L047 gekregen. Meer informatie over de L-nummering vindt je in het artikel: L-Nummers en LDA-nummers? De uitleg!
Beschrijving
Baryancistrus chrysolomus kan een totale lengte bereiken van zo’n 30 tot 35 centimeter. De kleur van de vis is voornamelijk donkerbruin. De uiterste randen van vinnen zijn afgezet met twee banden. Een verloop van het bruin naar zwart met aan de buitenste rand geel. Soms zijn wat vage gele vlekken zichtbaar in het donker bruin van het lichaam.
Temperament
Geschikt voor een gezelschapsaquarium, maar kan erg agressief zijn tegen andere Harnasmeervallen, andere Mango Pleco’s in het bijzonder. Deze soort is namelijk redelijk territoriaal: het vinden en behouden van grotten, geschikt voor het bouwen van een nest, is meestal de steen des aanstoots. Meer dan één exemplaar in een te krap aquarium kan resulteren in de dood van een of meer vissen, ofschoon ze in een erg ruime bak met veel decoratie wel degelijk samen te houden zijn.
Herkomst
Zuid Amerika: benedenloop van de Rio Xingú, stroomafwaarts van Altamira (Ilha do Fazenda), Pará, Brazilië.
Dieet
Gezien de grote zuigbek, bezet met vele zeer kleine tanden, is Baryancistrus chrysolomus een zogenaamde “Aufwuchs”-eter. Aufwuchs is de organische laag, deels plantaardig, deels bestaande uit kleine organismen (schaaldiertjes, zoetwater-sponzen, kleine insecten, insecten-eieren en -larven, en plankton), die zich op onder water staande oppervlakken vormt, en welke door deze Harnasmeerval wordt afgegraasd.
Eenmaal geacclimatiseerd is de Mango Pleco overigens verder weinig kieskeurig, en zal hij zich in de meeste gevallen zowel met plantaardig voer (geblancheerde groenten, tabletten, algen, en, tot verdriet van veel aquarianen, ook aquarium-planten) als met vleesvoer (garnalen, krill, mosselen, muggenlarven, bloedwormen) voeden. De nadruk dient echter nadrukkelijk op groenvoer te liggen, aangezien dat dichter bij het natuurlijke dieet aansluit, en omdat een te proteine-rijk dieet tot spijsverteringsproblemen, verstoppingen en zelfs de dood kan leiden.
Aquarium
Deze behoorlijk grote meerval geeft de voorkeur aan een gedimd aquarium met veel schuilplaatsen, in de vorm van planten, kienhout, rotsen en/of kunstmatige grotten.
Om meerdere exemplaren van deze soort te houden, of om deze soort samen met andere bodembewoners te houden, is een aquarium van 120x50cm. benodigd, aangezien de soort vrij territoriaal kan zijn. Bij een gebrek aan geschikte schuilplaatsen of te weinig ruimte kan de Mango Pleco zich bijzonder agressief tegenover andere bodembewoners gedragen. Indien het de enige bodembewoner in het aquarium is, is een aquarium van 100x40cm. ruim voldoende. Jonge exemplaren kunnen probleemloos tijdelijk in kleinere aquaria gehouden worden, zolang er maar voldoende schuilplaatsen aanwezig zijn. Een sterk filter is belangrijk, aangezien deze vis door zijn nauwelijks te stillen honger veel afvalstoffen produceert.
Alhoewel deze soort, eenmaal geacclimatiseerd, een aanpassingvaardige en sterke vis is, groeit groeit hij, net als de meeste andere Baryancistrus-soorten, vaak niet of slechts zeer langzaam. Dit is te verklaren doordat de houding in gevangenschap in de meeste gevallen niet onder natuurlijke omstandigheden gebeurt. Van nature komt de Mango Pleco voor in ondiep, door direct zonlicht vaak sterk verwarmd water met veel stroming en een hoog gehalte aan zuurstof. Onder deze omstandigheden worden de stenen en kiezels waartussen dezer soort wordt aangetroffen min of meer permanent begroeid met een organische laag bestaande uit plantaardige en dierlijke bestandelen (“Aufwuchs”). De hoge water-temperatuur zorgt voor een snelle stofwisseling, met als gevolg dat deze dieren een zeer groot deel van de dag besteden aan het zoeken van voedsel. Het mag dan ook niet verwonderlijk dit soort (niet makkelijk te reproduceren!) omstandigheden vereist zijn om een natuurlijke houding (en groei) te bewerkstelligen, en dat deze vis vooral geschikt is voor een speciaalaquarium.
Waterwaardes
Hou de temperatuur bij voorkeur tussen de 25 en 32 graden Celsius. De pH mag liggen tussen de 5.5 en 7.5.
Opmerkingen
Baryancistrus-soorten zijn berucht vanwege de moeilijkheidsgraad van acclimatisatie: een aanzienlijk deel – bij sommige soorten meer dan 50% – van de geïmporteerde exemplaren uit dit geslacht sterft gedurende de eerste maand in gevangenschap vanwege stress en ondervoeding.
Een ander probleem van recentelijk ingevoerde exemplaren is de aantasting van de bacteriële darmflora, die is verstoord geraakt door transport (met als gevolg spijsverteringsproblemen en een sterk verminderde opname van, juist gedurende de eerste weken, extreem belangrijke voedingsstoffen). In winkels aangeboden vissen moeten minimaal een aantal weken in quarantaine hebben gezeten bij de importeur/handelaar om redelijke overlevingskansen te kunnen garanderen. Bij vissen met ingevallen ogen en buik is dit niet het geval, en de dieren zullen helaas vaker dan niet binnen een paar weken sterven.
Eenmaal thuis dient deze vis nogmaals gedurende een aantal weken in een quarantaine-aquarium gehouden te worden om het dier rustig te laten wennen aan een leven in gevangenschap en de locale waterwaarden. Ook moet gedurende deze periode bekeken worden of de Harnasmeerval goed eet: in het aquarium moeten dan – afhankelijk van het geboden voedsel – rood tot donkerbruin gekleurde dunne, solide slierten ontlasting (door hobbyisten ook wel spaghetti’s genoemd) terug te vinden worden, als teken dat het dier het voedsel eet. Daarnaast kan zo bepaald worden welke soorten voedsel wel en welke niet aangenomen worden.
Eet de vis eenmaal goed, is hij actief en alert, en ziet er gezond uit (goede kleuring, bolle buik, licht uitpuilende, heldere ogen), dan kan hij worden overgeplaatst naar een groter aquarium.
Maar daar houden de problemen niet op: hoe kwetsbaar Baryancistrus-soorten ook zijn gedurende de eerste weken, eenmaal geacclimatiseerd is het vaak een heel ander verhaal. Zodra de vis eenmaal aan zijn nieuwe omgeving is gewend zal deze een territorium claimen, en deze ook verdedigen tegen indringers. Met name soortgenoten worden niet geduld, maar ook andere bodembewoners kunnen het zwaar te voorduren krijgen. Gevechten kunnen behoorlijk hevig zijn, en in sommige gevallen is het aan te raden de vis apart te zetten, om zo onnodige stress en verwondingen te voorkomen. Maar met behulp van voldoende schuilplaatsen en het verbreken van zichtlijnen kan het territorium-probleem in de regel wel opgelost worden zonder dat het nodig is een of meer vissen te verhuizen.
Aanvullende informatie
Algemeen wordt aangenomen dat de Mango Pleco tot het geslacht Baryancistrus behoort, alhoewel nog niet iedereen daar van overtuigd is.
Video
Auteurs
Jonas Hansel – Piranha-info.com
John de Lange
Copyright foto’s
Jonas Hansel – Piranha-info.com
Enrico Richter – AmazonPredators