Atyopsis moluccensis – Aziatische Waaierhandgarnaal
De Atyopsis moluccensis of in het Nederlands de Aziatische Waaierhandgarnaal wordt het meest gehouden van allemaal. Ze zijn eenvoudig te verzorgen, niet schuw, niet overdreven groot en zeker niet saai qua uiterlijk. In een gezelschapsaquarium redden ze zich meestal prima, hoewel ze wel een paar speciale eisen hebben.
Waaierhand uiterlijk
Waaierhandgarnalen worden vaak groter dan dwerggarnalen, die we wat vaker in aquaria vaak zien, zo ook de Aziatische. De vrouwtjes worden meestal acht centimeter, de mannetjes halen vaak de twaalf. De voorste twee paar poten zijn zoals altijd van scharen voorzien, en bij Waaierhandgarnalen zitten er dan haren aan, zodat de scharen (de waaiers dus) gebruikt kunnen worden om voedsel uit het water te filteren. Deze waaiers kunnen ook worden dichtgeklapt. Achter deze poten zitten ook nog drie paar looppoten. Op basis van het voorste paar hiervan doet men meestal het geslachtsonderscheid, daar deze bij de man veel dikker zijn dan bij de vrouw. De kleur varieert erg, deze kan knaloranje zijn (vooral mannetjes), roodbruin, geelbruin, chocoladebruin, olijfgroen en alle tinten hiertussen. De kleur kan veranderen bij een vervelling, en wordt ook minder intens naar de volgende vervelling toe. Vlak na de vervelling zijn ze meestal het felst gekleurd.
Habitat
De waaierhand is te vinden in de koele, snelstromende bergbeken op de Molukken (vandaar de naam moluccensis) en in Maleisië.
Water
De temperatuur moet niet té hoog zijn, maar 15-25 °C is eigenlijk prima. De pH moet niet te extreem zijn, van 6,5-8 is prima. De hardheid moet niet te laag liggen, omdat ze eigenlijk continue een nieuw schild aan het vormen zijn.
Het Aquarium
Een gezelschapsbak is meestal wel geschikt, maar ze hebben wel een open plek nodig in de stroming, waar ze kunnen zitten “waaieren”. Op planten stellen ze niet zoveel prijs; komen ze een veld planten tegen waar ze niet makkelijk omheen kunnen, dan willen ze nog weleens dwars er doorheen lopen. Iets om in te klimmen vinden ze meestal wel fijn, bijvoorbeeld een stuk spiderwood. helaas zijn ze wel zo groot dat men de helft van de planten weer opnieuw in de grond moet stoppen. Een hillstream-biotoop is ideaal, ze zouden dan goed samengehouden kunnen worden met bijvoorbeeld Tanichthys-, Balitorinae- en Stiphodon-soorten.
De minimum aquarium lengte voor de waaierhand is zestig centimeter
Voeding
Vanwege de fijne waaiers hebben deze dieren absoluut stofvoer nodig! De samenstelling van het voer is niet erg belangrijk, in de natuur krijgen ze ook van alles binnen. Als ze in de stroming zitten is het voeren niet lastig, men laat twintig centimeter “stroomopwaarts” wat voer los en het vliegt zo hun waaiers in. Echter, voert men dagelijks, en de garnalen zijn regelmatig te vinden op hun plekje in de stroming, dan hoeft men niet zo gericht te voeren. Onderschat echter niet hoeveel voer deze dieren nodig hebben, het zijn tenslotte geen kleine dieren.
Karakter & Gedrag
De Aziatische Waaierhandgarnaal stelt soortgenoten erg op prijs en zitten vaak bij elkaar. Ik raad aan om er minimaal vier te houden. Soms kruipen ze door de bak op zoek naar voedsel, soms zitten ze op een goede plek in de stroming. Het waaieren is een bijzonder gezicht; zit er iets in een waaier, dan schiet deze de mond in en komt er schoon weer uit.
Deze dieren kunnen ook zwemmen, zoals bij alle garnalen zitten er zwempoten onder het achterlijf, maar dat ziet er nogal lomp uit en ze zwemmen dan ook maar korte afstandjes. Meestal blijven ze gewoon hun zes looppoten gebruiken.
Hun waaierhanden zijn gemaakt voor kleine beestjes, en van vissen en garnalen blijven ze dus af. Een erg jonge garnaal zou misschien gegeten kunnen worden, en bij ook dode dieren helpen ze met opruimen, maar over het algemeen zijn het erg vredelievende dieren.
Kweek van de Atyopsis moluccensis – Aziatische Waaierhand garnaal
In de natuur drijven de jongen, eenmaal losgelaten, mee met de stroming naar brakwater. Dit houdt in dat de jongen van de Atyopsis moluccensis het niet lang in zoetwater overleven. Om te kweken zijn er verschillende mogelijkheden, men vangt de jongen uit de “bevalbak” en doet deze in een brakwater aquarium, of men vangt de moeder eruit en maakt het aquarium dan brak. Deze kweek is lastig, en tot nu toe nog maar twee keer door hobbyisten gelukt, het zoutgehalte zou moeten liggen op 33 gr/l en de temperatuur op 27 °C. De jongen zijn in het begin nog larven, die men kan voeren met bijvoorbeeld Liquizell, en zodra het herkenbare garnalen zijn kan men ze overzetten naar zoet – wennen aan het nieuwe water is niet nodig.
Video
Auteur
Laurens de Mooij
Copyright foto’s
J. de Lange
Laurens de Mooij
Hristo Hristov