Aplocheilus lineatus
Het lichaam van de Aplocheilus lineatus is langgerekt, en sterk torpedovormig. Grondkleur in hoge mate afhankelijk van de uiteenlopende vindgebieden. Rug bruingroen, lichaamszijden lichter, buik geelachtig. Vrijwel elke schub is gesierd met een groene tot goudglanzende stip waardoor een lengtestreeptekening wordt opgeroepen. De buikpartijen en het gedeelte boven de aarsvin zijn bezaaid met rood iriserende stippen. Op de flanken en de staartvinbasis 6 – 8 donkere dwarsbanden. Over de kieuwdeksels ligt een geelgroene tot blauwgroene glans. Rugvin geel met rode boventoon, staartvin aan de basis oranje, het overige deel rood met in de lobben een afwisselende donker-lichtpigmentring. Aarsvin aan de basis geelgroen tot blauwachtig met oplichtende lichte vlektekening, het overige deel rood. Borst- en buikvinnen geelachtig, veelal met rode randen.
Grootte: max. 10 cm.
De vrouwtjes: over het algemeen donkerder. De dwarsbanden zijn talrijker en breder en daardoor meer opvallend. Rugvin met donkere vlek aan de basis.
Natuurlijke Leefomgeving
India, Ceylon. De Aplocheilus lineatus leeft daar in ondiepe, stilstaande en langzaam stromende wateren met een dichte vegetatie van overhangende grassen en oevergewassen.
Verzorging
De Aplocheilus lineatus is geschikt voor grote aquariums en alleen samen te houden met grotere vissen, met hier en daar een dichte randbeplanting en aan het oppervlak voldoende drijfplanten. Bodem liefst donker. Grillige kienhoutpartijen lenen zich uitstekend als decoratiemateriaal. Bevolken de bovenste en middelste waterlagen. Evenals verwante soorten roofzuchtig. Aan de waterkwaliteit worden weinig eisen gesteld. Temperatuur 22- 24 graden. Het beste te houden als een paartje of één man met meer vrouwen. Als voedsel komen in feite uitsluitend levende voedseldieren in aanmerking, maar ter afwisseling wordt ook wel droogvoer genomen.
Kweek van de Aplocheilus lineatus
De kweek van de Aplocheilus lineatus is niet moeilijk. Ook in gezelschapsaquariums gaan deze killivissen tot voortplanting over, maar om dit te bereiken moet de temperatuur worden opgevoerd tot ca. 28 graden. Het stevige eiomhulsel maakt het mogelijk de eieren uit het groen te lezen en over te brengen in broedschalen. De jongen komen na ca. 12-14 dagen uit en zijn gemakkelijk op te fokken met de gebruikelijke opfokvoeders.
Video
Auteur
Bianca
Copyright foto’s
John de Lange
Sita de Lange