Aphyosemion bivittatum
Aphyosemion bivittatum heeft een gestrekt lichaam, matig hoog en zijdelings gering samengedrukt. Grondkleur, vorm der vinnen en het kleurenpatroon in sterke mate afhankelijk van de uiteenlopende regionale vindgebieden.
Grondkleur blauwgroen, rug donkerder, buik oranjebruin met gele boventoon. Op de kop en de kieuwdeksels grillige rode streeptekening. Op het boevenlichaam een fraaie bloktekening die wordt opgeroepen door een zeer regelmatige rode vlektekening, afwisselend met goudgele tot lichtbruine velden, Alle schubben min of meer rood tot roodbruin omzoomd. Rugvin zeer krachtig, oranjerood tot roestbruin met donkere vlekken en streeptekening in de membranen. Aarsvin aan de basis zachtgroen, smalle blauwe zoom welke onmiddellijk wordt gevolgd door een diep rode band, achterste vindeel oranjerood. Buikvinnen zacht blauwgroen met eveneens blauwrode zoom. Borstvinnen aan de basis geel, overgaand in rood, blauw gezoomd.
De vrouwtjes; afgeronde vinnen, grondkleur geelachtig, 2 duidelijke donkere lengtestrepen.
Herkomst
Kameroen, Nigeria. Ze leven daar in tijdelijke poelen en plassen, alsmede in moerassen.
Verzorging
Om hun natuurlijke levenslust en kleurenpracht te tonen moet het wateroppervlak liefst dichtbegroeid zijn met oppervlakte planten die het invallende licht temperen. Bovendien maken vissen graag gebruik van neerhangende wortelpartijen om het legsel in af te zetten.
Hoewel in de natuurlijke biotopen vooral overdag vrij hoge temperaturen worden gemeten, houden we de vissen in gevangenschap op 22 – 24 graden; hogere temperaturen bekorten de levensduur. Als voedsel komen allerlei aquatiele insecten en hun larven in aanmerking, maar de voorkeur wordt gegeven aan zwarte en witte muggenlarven, ook watervlooien worden naar hartelust verorbert.
Reeds door de verwerking van veel turf en kienhout in het aquarium, zal het water lichtgeel kleuren, wat we nog kunnen bevorderen door een permanente filtering over turf.
Kweek
Dit zijn plantenleggers, De eieren worden aan planten afgezet maar wel in de onmiddellijke nabijheid van de bodem, daarom is het verstandig om bij deze soort wel een bodem aan te leggen.
Ze stellen weinig eisen aan de kweekbakinrichting. Een bodem is meestal overbodig, maar willen we deze toch aanbrengen dan kan deze het beste bestaan uit goed uitgekookte turfmolm. Als afzetsubstraat zijn de zgn. ‘kweekkwasten’ uitstekend geschikt 2 á 3 kwasten per bakje is voldoende.
Het paren kan enige weken in beslag nemen. Na ongeveer 3 weken haal je het echtpaar uit de kweekbak en breng je het water terug tot de kwasten nog net in het water hangen, breng de temperatuur terug naar 18 graden. Houdt de kweekbak donker. Na 10 – 14 dagen komen de eieren uit.
Opfokvoer: Artemia-naupliën, gezeefde Cyclops en Daphnia, grindalwormpjes.
Binnen 6 – 8 weken zijn de dieren geslachtsrijp.
Video
Auteur
BiancaB
Copyright foto’s