Aphyosemion australe – Kaap Lopez
De Aphyosemion australe is in 1921 voor het eerst beschreven door Rachow. In de loop der jaren zijn al heel wat synoniemen voor dit mooie visje ontstaan: Haplochilus calliurus australis, Aphyosemion calliurus australis, Aphysemion australe australe, Panchax polychromus, Aphyosemion polychromum, Aphyosemion australe hjerresensii, Aphyosemion hjerresensii, Haplochilus cameronensis.
De Nederlandse naam is Kaap Lopez.
Herkomst
Het verspreidingsgebied van de Aphyosemion australe loopt vanaf het kustgebied in het noorden van Gabon over de Kongo naar het noorden van Angola.
Vorm en kleurtekening
Lichaam langgerekt, matig hoog en zijdelings gering samengedrukt. Grondkleur groenachtig met krachtige oranje boventoon, rug lichtbruin, flanken lichtgroen, kop en staartsteel overwegend oranjebruin. Op de onderkaak en kieuwdeksels krachtige wormachtige rode streep-en vlektekening evenals onmiddellijk boven de borstvinnen, verder over het gehele lichaam onregelmatig verspreid een groot aantal diep rode stippen en vlekken. Rugvin oranjerood met melkwitte tot lichtblauwe zoom, waaronder een dieprode band en een aantal willekeurig gerangschikte rode stippen. Aarsvin oranjegeel met rode zoom en witte punt. Staartvin blauwachtig in de middenzone met grillige rode vlekken en stippen. Aan de basis oranjebruin evenals de zoom, onderste en bovenste verlengde vinlobben gelijkvormig, geelwit, van de middenzone gescheiden door een diep rode band. Buikvinnen geeloranje met rode zoom. Borstvinnen geeloranje met rode boventoon.
Grootte ca. 6 cm.
Het vrouwtje: afgeronde vinnen, matter tot groenbruin met onopvallende rode stippen op de flanken.
Er zijn in de handel diverse kweekvarianten te vinden waaronder de Aphyosemion australe Gold en Chocolate die je op de foto’s kunt zien.
Verzorging
Om hun natuurlijke levenslust en kleurenpracht te tonen moet het wateroppervlak liefst dichtbegroeid zijn met oppervlakte planten die het invallende licht temperen. Bovendien maken vissen graag gebruik van neerhangende wortelpartijen om het legsel in af te zetten.
pH 6 tot 6,5, DH 5 tot 7. Hoewel in de natuurlijke biotopen vooral overdag vrij hoge temperaturen worden gemeten, houden we de vissen in gevangenschap op 22 – 24 graden; hogere temperaturen bekorten de levensduur.
Als voedsel komen allerlei aquatiele insecten en hun larven in aanmerking, maar de voorkeur wordt gegeven aan zwarte en witte muggenlarven, ook watervlooien worden naar hartelust verorbert.
Reeds door de verwerking van veel turf en kienhout in het aquarium, zal het water lichtgeel kleuren, wat we nog kunnen bevorderen door een permanente filtering over turf.
Het aquarium moet goed worden afgesloten. Zelfs door de kleinste gaatjes kunnen ze heen springen. Als je aquarium geen afgesloten kap heeft, plaats dan dekruiten. Het is zonde als je deze fraaie vissen op de grond terugvindt.
Kweek
Deze killies zijn plantenleggers, die hun legsel afzetten tussen wortelpartijen van oppervlakte planten en oevergewas.
Ze stellen weinig eisen aan de kweekbakinrichting. Een bodem is meestal overbodig, maar willen we deze toch aanbrengen dan kan deze het beste bestaan uit goed uitgekookte turfmolm. Als afzetsubstraat zijn de zgn. ‘kweekkwasten’ uitstekend geschikt 2 á 3 kwasten per bakje is voldoende.
Het paren kan enige weken in beslag nemen. Na ongeveer 3 weken haal je het echtpaar uit de kweekbak en breng je het water terug tot de kwasten nog net in het water hangen, breng de temperatuur terug naar 18 graden. Houdt de kweekbak donker. Na 10 – 14 dagen komen de eieren uit.
Opfokvoer: Artemia-naupliën, gezeefde Cyclops en Daphnia, grindalwormpjes.
Opmerkingen
Het geslachtsverschil is bij sommige exemplaren na zo’n 8 weken te zien maar meestal pas na een paar maanden. Aphyosemion soorten zijn meestal na een jaar geslachtsrijp.
Video
Auteur
BiancaB
Copyright foto’s
Hristo Hristov
John de Lange