Amphiprion percula – Zwarte driebands anemoonvis
De zwarte driebands anemoonvis (Amphiprion percula) is een vis die in het aquarium gehouden kan worden. Net als de andere anemoonvissen, leven ze vaak samen met een zee anemoon. De Ampiprion percula is specifiek verbonden aan de Heteractis magnifica en Stichodactyla gigantea, en als larve gebruiken ze de chemische signalen die door deze anomonen worden afgegeven om de juiste soorten te identificeren en te lokaliseren voor onderdak en bescherming. Dit zorgt voor een voorkeurs selectie bij het uitzoeken van de gastheer anemoon.
Hoewel populair is het houden in gevangenschap nogal complex. De autoriteiten van het Great Barrier Reef Marine Park reguleren het aantal vangvergunningen die worden afgegeven aan vishandelaren, die op zoek zijn naar deze en andere tropische vissoorten binnen het Great Barrier Reef Marine Park.
De symbiose tussen de anemoonvis en de anemoon bestaat doordat de aanwezigheid van de vis, andere vissen aantrekt, waar ze worden gestoken door de giftige tentakels. De anemoon helpt de vis door hem te beschermen tegen rovers zoals slangsterren, lipvissen en andere vissen. De vis helpt de anemoon door hem te voeren, zuurstofrijk water toe te voeren en door het verwijderen van afval van de gastheer.
Er bestaan verschillende hypothesen over het vermogen van de anemoonvis om in de anemoon te wonen, zonder te worden gestoken. De studie uitgevoerd aan Marineland of the Pacific door Dr. Demorest Davenport en Dr. Kenneth Noris in 1958 onthulde dat de slijmlaag welke door de anemoonvis wordt uitgescheiden, verhinderd dat de anemoon zijn dodelijk stekende nematocysten afvuurt. Een tweede hypothese is dat de Amphiprion percula immuun is geworden voor het gif van de zee anemoon, experimenten hebben aangetoond dat het een combinatie van de twee is. Deze soort voedt zich met algen, plankton, wormen en kleine kreeftachtigen.
Beschrijving
De Amphiprion percula kan uitgroeien tot een lengte van elf centimeter, maar worden gemiddeld een centimter of acht en kunnen worden herkend aan de drie witte strepen op hun fel oranje lichaam, waarbij er geen onderscheid is tussen de geslachten. De voorste witte balk loopt net achter het oog, de middelste balk loopt recht naar beneden in het midden van de vis en de achterste balk loopt over de wortel van de staartvin. De middelste balk kent op de flank een verdikking. Naast de witte strepen, hebben de vinnen een zwart randje van varierende dikte. Deze soort kan worden verward met de vergelijkbare soort Amphiprion ocellaris. De ‘makkelijkste’ manier om de twee soorten uit elkaar te houden, is het gegeven dat de Ampiprion percula 10 stralen in de voorste rugvin heeft en de Amphiprion ocellaris heeft er 11, wat een betrouwbaarder onderscheid is dan het kleuren patroon. De Amphiprion acellaris heeft geen dikke zwarte randen langs de randen van de vinnen.
Voortplanting
Aangzien deze vissen leven in een warmwater omgeving, kunnen ze zich het hele jaar door voortplanten. Elke groep vissen bestaat uit een broedpaar en 0 tot 4 niet-broeders. Binnen de groep bestaat een hierarchie gebaseerd op grootte: De vrouw is het grootst, de broedende man komt als tweede; de mannen die niet broeden komen daarna en zijn kleiner naarmate ze lager op de hierarchische ladder staan. Ze worden allen geboren als man maar veranderen alleen in een vrouw als het enige broedende vrouwte sterft. Als de vrouw sterft, veranderd het broedende mannetje van geslacht en wordt het broedende vrouwtje en het grootste niet broedende mannetje gaat broeden.
Het afzet proces is gerelateerd aan de cyclus van de maan. ‘S nachts zorgt de maan voor een verhoogd alertheidsniveau bij de Amphiprion percula en dit vergroot de interactie tussen de mannen en de vrouwen. Vóór het paaien, trekt het mannetje de aandacht van de vrouw via baltsgedrag. Dit gedrag omvat ondermeer het uitspreiden van de vinnen, het bijten van het vrouwtje en haar najagen. Het mannetje zwemt ook snel omhoog en omlaag om het vrouwtje te lokken.
De locatie van het nest is ook belangrijk voor het overleven van de jongen. Afhankelijk van de grootte van het vrouwtje kan het legsel bestaan uit zo’n 400 tot 1500 eieren per cyclus. de verwachtte levensduur van broedende vrouwtjes is ongeveer 12 jaar en is relatief lang voor een vis van deze grootte, maar kenmerkend voor andere rifvissen.
Het is onduidelijk waarom de niet-broeders zich blijven associëren met deze groepen. In tegenstelling tot niet reproducerende dieren in sommige andere diergroepen, krijgen ze niet af en toe de kans zich toch voort te planten, omdat hun genoden niet functioneel zijn. Ze kunnen ook niet worden beschouwd als helpers van het nest, aangezien er met hun aanwezigheid geen toename in het reproductieve succes van het broedende koppel werd gevonden. Recent onderzoek (Buston, 2004) suggereert dat ze gewoon in de rij staan om het territorium te bezetten van de broedende vissen, dat wil zeggen de anemoon. Niet broedende vissen die in samenwerking leven met broedende vissen hebben een betere kans om uiteindelijk een territorium te bezetten dan een niet ingezetene. De waarschijnlijkheid dat een vis in rang klimt in deze rij is gelijk aan de kans dat dit individu minstens een van de dominantere vissen overleeft omdat hij in rang stijgt zodra een van de dominantere sterft en niet alleen wanneer zijn direct dominantere sterft.
De ontwikkeling van de vissen van jong tot volwassene is afhankelijk van het hierarchie systeem, en kan worden beschreven als afhankelijk van de dichtheid. Er is sprake van agressie binnen deze kleine families, alhoewel dit meestal niet voorkomt tussen de mannen en de vrouw. De agressie bestaat doorgaans tussen de mannen. Het grootste mannetje onderdrukt de ontwikkeling van het volgende kleinere mannetje en deze cyclus herhaalt zich totdat de kleinste vis uit de anemoon wordt verwijderd. Binnen elke anemoon, wordt de regulering van de soort gecontroleerd door het vrouwtje, omdat de hoeveelheid ruimte voor vissen in haar anemoon recht evenredig afhankelijk is van haar grootte (die uiteindelijk een maximum bereikt), waardoor ze uiteindelijk de grootte van de andere vissen controleert. Amphiprion percula zijn zeer concurrerende vissen wat zorgt voor een onvoldoende groei van de kleinere vissen. Er bestaat de mogelijkheid om in rang te stijgen door het betwisten van de machtspositie. Dit is afhankelijk van de relatieve lichaamslengte van de twee vissen maar het is zeer onwaarschijnlijk dat dit gebeurt aangezien de Amphiprion percula zorgt voor een duidelijk verschil in grootte tussen twee aan elkaar in rang grenzende individuen. In een aquarium echter is het een vredelievende soort, die prima in een aquarium kan leven.
De vissen leggen hun eieren op een veilige plaats, vlak bij de anomoon vanwaar ze eenvoudig kunnen worden beschermd en de ouders zich kunnen terugtrekken in de veiligheid van de anemoon wanneer gevaar dreigt. Anemoonvissen leggen hun eieren doorgaans in de avond na een paar dagen zorgvuldig poetsen en onderzoeken van de gekozen plek. Bij voorkeur worden de eieren gelegd op een platte of licht gebogen rots of ander voorwerp die de vissen naar hun nest hebben gesleept voor dit doel (In gevangenschap zijn aardewerken potten of schotels een aantrekkelijke keuze). Eerst legt de vrouw wat eieren met haar legbuis (een witachtig buisje die uit haar buik naar buiten komt) waarbij de langs het oppervlak kronkeld, dan volgt het mannetje en bevrucht haar eieren. Na veel herhalingen is het nest compleet en zal na 6 tot 8 dagen kort na zonsondergang uitkomen, meestal op een zeer donkere nacht. In de tussentijd is het mannetje zeer beschermend naar het nest toe en bewaaierd onophoudelijk de eieren om ze van voldoende zuustof te voorzien en controleert ze op slechte eieren die hij opeet voordat ze beginnen te rotten en meer eieren schade toebrengen. Vrouwen helpen de man soms wel of niet bij het verzorgen van het nest. Bij het uitkomen, breken de larven vrij en zwemmen in de richting van het maanlicht en de open oceaan waar ze meeliften op de stromingen en eten ongeveer een week plankton, voordat de nog steeds kleine clownvisjes terugkeren naar het rif en op zoek gaan naar een anemoon om zich in te vestigen. Uiteindelijk zal deze cyclus zich weer herhalen.
Leefomgeving
Anemoonvissen zijn gespecialiseerde koraalrif vissen die in een gast anemoon wonen en kunnen worden gevonden in de warmere wateren van de Pacifische Oceaan, de Indische Oceeen, langs noordwest Australie, zuidoost Azië en Japan. Zowel de Ampiprion percula als de anemonen leven in ondiep water en komen meestal niet dieper dan 12 meter met water temperaturen tussen de 25 en 28 graden. Gast anemonen, wat buisvormige organismen zijn die leven op koraalriffen, worden meestal bewoond door slechts één anemoonvissoort omdat de ene soort de ander beconcurreert en ze andere soorten uitsluit als ze in dezelfde gast anemoon samenwonen. Tenzij er een significant verschil in grootte bestaat, zullen twee soorten anemoonvis agressie naar elkaar vertonen wanneer ze proberen om dezelfde gastanemoon te bezetten. Dit is de reden waarom het aanbod van nabijgelegen anemonen het vermogen om zich te vermeerderen en te overleven zo sterk beïnvloed.
Video
Copyright foto’s
John de Lange
Bron
Beoordelingen
Er zijn nog geen beoordelingen.