Amatitlania myrnae
De Cryptoheros myrnae is vernoemd naar de Costaricaanse ichthyologe Myrna Isabel López Sánchez, directrice van het Zoologisch museum in San Jose. Zij hielp in 1986 de Amerikaanse Cichlidenvereniging ACA bij een vangreis in Costa Rica. Hieronder was ook Paul Loiselle, die bij deze reis het typemateriaal van deze vis verkreeg.
Beschrijving
Amatitlania myrnae is een kleine, Midden-Amerikaanse cichliden, die broedt in holen of anderszins beschutte plaatsen. In tegenstelling tot de meeste andere cichliden uit Centraal Amerika zijn het hier de vrouwtjes die in de paartijd een territorium vormen. Hier maken zij (op dezelfde wijze als de mannen dit doen uit de overige geslachten) passerende mannen het hof. Tijdens de baltsperiode vertonen deze vrouwtjes een duidelijk van mannen afwijkend bruilofdskleed. Dit noemen we “seksueel dimorfisme”. Om precies te zijn “omgekeerd seksueel dimorfisme” omdat het hier juist de vrouwtjes zijn met de opvallendste kleuren.
Vrouwtjes krijgen in de paartijd een trapeziumvormige donkere zone op een overwegend hemelsblauwe buik, met daarboven een horizontale goudgele band van kieuwdeksels tot de donkere vlek midden op het lichaam en soms nog verder. Deze laterale vlek neemt in intensiteit toe terwijl tegelijkertijd de intensiteit van de staartwortelvlek afneemt. Ook de chromatoforen van de dubbele goud-omzoomde rugvinvlek staan nu vol open. De mannetjes veranderen in deze periode nauwelijks.
Amatitlania myrnae is niet de enige Cichlide waarbij omgekeerd seksueel dimorfisme voorkomt. Ook bij andere leden van het geslacht Amatitlania zoals Amatitlania nigrofasciata, Amatitlania septemfasciata en Amatitlania nanolutea is deze vorm van hofmakerij geconstateerd en in Afrika is het o.a. bekend binnen de geslachten Pelvicachromis en nanochromis.
Veel is nog onduidelijk, bijvoorbeeld, “wat dreef de evolutie van omgekeerd seksueel dimorfisme”. Competitie tussen vrouwtjes? Beperkte broedgelegenheden? Polygamie van mannen? We weten het niet. Ook de vraag waarom omgekeerd seksueel deformisme hier niet leidt tot een omgekeerd rollenpatroon in de broedzorg, of dit in omgekeerde volgorde (zoals je zou verwachten) blijft onbeantwoord. Vrouwtjes van Amatitlania myrnae brengen op de zelfde wijze hun kroost groot als andere Midden Amerikaanse cichliden.
Na de bruiloft veranderd de verschijningsvorm van het vrouwtje dramatisch. Alle rood en geel tinten verdwijnen uit het lichaam. Dit geldt ook grotendeels voor het blauw. De melanoforen in de rugvin en staartwortel trekken samen, terwijl de melanoforen in de neus-keel en buikregio en die van de laterale vlek juist verder open gaan. Het resultaat van deze make-over is een zilvergrijs visje met een zwarte neus, keel en buikregio. In dit exterieur zal ze de komende weken haar jongen hoeden. En dit doet ze dan wel met verve.
Er zijn maar weinig cichliden-vrouwtjes zo fanatiek als Cryptoheros-vrouwtjes. Zelfs in dichtbezette aquaria weten ze vaak nog jongen groot te brengen en niet alleen hun eigen jongen. In de natuur blijken drie op de vier Amatitlania myrnae-nesten jongen van andere Cichliden soorten te bevatten (Michael Tobler 2007). Een andere opmerkelijke insitu-waarneming van laatstgenoemde onderzoeker is dat de meeste Amatitlania myrnae vrouwtjes alleen hun jongen grootbrengen, dit in tegenstelling tot aquarium waarnemingen waarin de mannetjes hun ouderlijke plichten blijkbaar niet kunnen ontlopen en dan vaak nog fanatieker zijn dan de vrouwtjes.
Herkomst
Panama, Costa Rica.
Verspreiding
Volgens de bestaande literatuur komt de vis voor in slechts enkele rivieren van Costa Rica en Panama die uitmonden in de Atlantische oceaan, namelijk van de Rio Estrella in Costa Rica (Fromm 1988) tot de Rio Guarumo in Panama, waar het stokje wordt overgenomen door Cryptoheros nanoluteus (Bussing 1998). Hier komen ze tussen de 40 en 150 meter boven zeeniveau voor.
Michael Tobler heeft de vis echter bij zijn onderzoek van 2007 niet meer in de Rio Estrella aangetroffen. De vis komt echter met zekerheid voor in het stroombekken van Rio Sixaola. In de Rio Uatsi (één van de toelopers van de Sixaola) heeft Michael in 2002 voor zijn onderzoek vijftien exemplaren gevangen en naar Europa getransporteerd. De Rio Sixaola geldt als een overgangszone tussen de Costaricaanse (San Juan) Ichtyofauna en de Panamese (Istmica) Ichtyofauna en bevat meerdere endemische soorten.
Gedrag
Het temperament van deze vis houdt geen gelijke tred met het formaat. De visjes zijn namelijk vele malen pittiger dan je zou verwachten. Vooral in de paartijd is het karakter van deze dwergen reusachtig te noemen en weten zij zelfs in overbevolkte bakken vaak nog jongen groot te brengen.
Voedsel
Omnivoor die zich in de natuur onder meer voedt met detritus van plantaardige herkomst (Bussing 1998). Hier dient bij de verzorging in het aquarium rekening mee gehouden te worden.
Kweek van de Amatitlania myrnae
Juan Artigas zegt “ Amatitlania Myrnae broedt in het voorjaar nog vóórdat het regenseizoen begint, Ik was getuige van broedactiviteiten in maart en april in de zijrivieren van de Rio Sixaola. Vrouwtjes kozen een beschutte broedplaats tussen stenen of hout en lieten zich aan mannetjes zien, exposeerden hun kleurrijke lichaamsdelen, die gedurende deze tijd intensiveerde.
Paren werden gevormd en de kleur veranderde in een helder zwart-wit patroon. Koppels bewaakten hun zwerm baby’s (die naar mijn schatting een 100 stuks niet overtreffen) als ze eenmaal vrij zwommen. Vrouwtjes bewaakten hun jongen van zeer nabij en leidde ze met spastische bewegingen van openen en sluiten van de vinnen. Mannetjes bewaakten de ruimte hieromheen.
Jongen werden gevoed door het vrouwtje (waarschijnlijk ook, maar minder frequent door mannetjes) die hiervoor de borstvinnen gebruikte om de bodem om te woelen waar de jongen zich mee voedde. De jongen werden blijkbaar meerder weken bewaakt omdat ik baby’s zag van 1,5 cm en nog steeds onder de hoede van de ouders”. Aldus, Juan Miquel Artigas Azas.
Aquarium
Vergelijkbaar met Amatitlania septemfasciata.
De habitats van Amatitlania myrnae zijn de ondiepe gedeeltes van rivieren en beekjes met middelmatig tot snel stromend water met een bodem van zand slib of blad. Beschutting in de vorm van stenen of drijfhout, maar met weinig planten. Water helder alkalisch en hard. Temperatuur tussen de 24 en 26 C. Komt samen voor met Cryptoheros nigrofasciatus en Astatheros Bussingi. In een aquarium vanaf 120 cm dat rekening houd met het natuurlijk habitat, is deze vis gemakkelijk te houden.
Het water waarin Amatitlania myrnae van nature voorkomt is in alle gevallen zuurstofrijk. Dit is dan ook een belangrijke voorwaarde met betrekking tot de aquariumcultuur. Dit betekent dus, niet teveel vis in combinatie met een goede filtratie en regelmatige waterverversing. Ook de maximum temperatuur moeten we in dit verband in de gaten houden. De vissen worden gevonden binnen een temperatuurbereik tussen 21 en 27 graden. Juan Artigas maakt zelfs melding van een vindplaats met een watertemperatuur van 20 graden. Voor het aquarium zou ik daarom niet al te hoge temperaturen aanhouden. Zeker niet boven de 26 C. Het water waarin ze voorkomen is voor Midden Amerikaanse begrippen bovendien zacht te noemen. Tot 9 dgh. met een pH bereik tussen 5,5 en 8.
Als we het voorgaande in acht nemen is Amatitlania myrnae geen moeilijke aquariumvis. Het kleine formaat maakt huisvesting in bakken vanaf één meter mogelijk. Juan Artigas vertelt op zijn site over het jarenlang met succes houden van een kolonie van Cryptoheros septemfasciatus in een bak van 120 centimeter. Deze bak bood ruimte aan 25 vissen van verschillend formaat en aan vier territoria. Iedere keer als er een man behorende bij één van deze territoria het leven liet werd deze opgevolgd door de volgende in de hiërarchie. Juan zegt hier overigens wel bij dat dit dan ook wel de absolute minimum voorwaarden zijn voor het houden van deze vissen. Bij de huidige Europese maatstaven zou bij de genoemde opzet een bak van ongeveer 160 centimeter geadviseerd worden.
Amatitlania myrnae is goed samen te houden met andere Midden Amerikaanse vissen. Zowel combinaties met kleine soorten zoals Thorichthyssen als grotere soorten zoals Astatheros geven geen problemen. Minder geschikt zijn combinaties met andere Cryptoherossen. Dit in verband met de kans op hybridisatie.
Video
Auteur
Rene Beerlink – NVC
Copyright foto’s
AquaMojo
Matthijs Meindertsma
Literatuur
Bussing W. A. 2002. Freshwater Fishes of Costa Rica. Blz 340-342.
Referentie
Loiselle P. 1997. “Diagnoses of two new cichlids from the Rio Sixaola Drainage, Costa Rica”. Buntbarsche Bulletin. (n. 180); p 1-8. Hiervoor werd deze vis gezien als een variant van C. septemfasciatus en stond bekend onder de naam Cryptoheros (Archocentrus) septemfasciatus “Topaz”. C. myrnae onderscheidt zich van C. septemfasciatus door, (1) de aanwezigheid van paralelle rijen gele punten op de schubben van de onderste helft van het lichaam. (2) De vage zichtbaarheid of afwezigheid van vertikale banden. (3) De aanwezigheid van kleine iriserende blauwe puntjes in de zachte stralen van de rugvin en staartvin. (4) Bij de vrouwtjes (in de paartijd) aanwezigheid van een trapeziumvormige donkere buikzone, lopend schuin naar boven vanaf het begin van de buikvinnen, tot aan één schubbenrij boven de borstvinnen. Van daaruit naar achteren naar het onderste gedeelte van de midden-laterale vlek en dan weer schuin naar beneden tot net boven het begin van de anale vin. Aldus Loiselle P. 1997.