Agalychnis callidryas – Roodoogmakikikker
Naast de schitterende groene kleur, de rode ogen en de feloranje vingers en tenen, is een ander kenmerk van de Agalychnis callidryas, de blauwe flanken met geel/ witte strepen en de blauwe kleur van de binnenkant van de poten. Wel kunnen deze, afhankelijk van zijn vindplaats, meer of minder opvallend zijn. Ook de groene kleur kan variëren afhankelijk van temperatuur en gemoedstoestand.
De Roodoogmaki, zoals zijn Nederlandse naam luidt, heeft een slank lichaam en dunne poten waaraan grote tenen met zuignappen waarmee hij zich goed aan takken en bladeren kan vasthechten. Het is een nachtactieve kikker, waarbij het wakker worden een heel ritueel is met geeuwen en wrijven in de ogen. Vaak houden ze eerst nog een soort vlies voor hun ogen voordat deze helemaal open gaan.
De mannetjes van de Roodoogmaki worden maximaal 5,5 cm terwijl de vrouwtjes wel 7 cm. kunnen worden. Ook zijn de vrouwtjes meestal iets dikker en hebben een ietwat stompere snuit. Ze kwaken allebei luid om hun territorium af te bakenen, maar alleen het mannetje heeft een paringsroep. Wanneer het vrouwtje hierop reageert, neemt ze het mannetje mee op haar rug naar een waterplas. Het vrouwtje kan meerdere legsels per nacht leggen, tot wel 5 legsels van 30-50 eitjes. Deze legt ze onderaan een blad dat boven het water hangt. Het mannetje insemineert direct de eitjes. Het vrouwtje neem elke keer water tot zich en bevochtigt dan de eitjes. Bij het water halen, liggen diverse kandidaten klaar om de plaats van het mannetje in te nemen wat soms leidt tot enige worstelpartijen. Als de larven uit het ei kruipen vallen de kikkervisjes in het water. De Roodoogmaki kan zich goed tussen de bladeren verstoppen waarbij alleen hun ogen, als ze die open hebben, zichtbaar zijn.
Agalychnis callidryas
Zoals reeds gezegd, kwamen we nog andere roodoog kikkers tegen. Eerst dachten we dat het ging om een jonge Agalychnis callidryas, maar we twijfelden aan de kleur. De kenmerken van deze kikker passen namelijk meer bij de Agalychnis saltator, ook wel Springende bladkikker genoemd. Want de wit-achtige dwarsbanden over het blauw bij de flanken, die zo kenmerkend zijn voor de Agalychnis callidryas, ontbreken. Een typische eigenschap wat deze soort onderscheidt van de roodoogmaki. Maar verder is het heel moeilijk te zien met welk soort je te maken hebt. De kenmerken van de Agalychnis saltator zijn namelijk behoorlijk gelijk aan die van de Agalychnis callidryas: Mooie rooie ogen, die kan varieren van oranje tot tomatenrood, met verticale pupillen en geel-oranje handjes en voetjes met zuigschijven aan de tenen en vingers. Het diertje kan afhankelijk van zijn vindplaats donkergroen of bruinig zijn. Iets wat hem ook onderscheidt van de Roodoogmaki is dat hij soms een marmertekening op de rug heeft (meestal de mannetjes) in de vorm van strepen op stippeltjes. Sommigen hebben ook één of meer gele vlekken aan hun dorsale zijde. De zijkanten van het lichaam en het voorste en achterste oppervlak van de dijen zijn blauwachtig paars en de buikzijde is crème met een pastelgele of oranje tint. Maar het blijft lastig om deze twee uit elkaar te houden, zeker omdat er ook nog eens plaatselijke variëteiten zijn bij beide soorten. Dus in principe zou dit zomaar een variëteit kunnen zijn van de Agalychnis callidryas maar we hopen natuurlijk de Agalychnis saltator gezien te hebben.
Hyla rufioculis
Een dag later ontdekten we nog een roodoog kikker, die er weer anders uitzag. Allereerst was de kleur anders, namelijk lichtbruin en bij deze kikker ontbrak enige vorm van paars of blauw bij de flanken of poten. Ook de lichaamsbouw was anders. Na veel gezoek kwamen we uit bij de Hyla rufioculis. Deze heeft namelijk een kenmerkende duidelijke witte streep langs de bovenlip, flanken, liezen en boven het oog, waardoor deze een prominente markering krijgt. De Hyla rufioculis heeft inderdaad geen paars- of blauwe kleur aan de zijflanken of poten. In tegenstelling tot de rode ogen van de Agalychnis callidryas en de A. saltator, zijn de pupillen niet verticaal maar horizontaal.
De Hyla rufioculis of Roodoog Beek- of Stroomkikker, zoals hij wel genoemd wordt, is familie van de Hylidae en komt voor in de bergen van Midden-Amerika. Hun natuurlijke habitat kan men vinden in natte bossen en regenwouden, maar ook bij beken. Ze leven op een hoogte van 700 tot 1.600 m hoog en leggen hun eitjes in poelen met stilstaand water. Het gebied waar wij hem hebben gezien lag op zo’n 700 m hoogte. Ondanks dat hun habitat ernstig bedreigd wordt, is de populatie nog wel stabiel.
De Hyla rufioculis is zelfs nog iets kleiner dan de Agalychnis saltator en kan slechts zo’n 4 cm. worden, waarbij ook hier het vrouwtje het grootst is. De kleur kan variëren van bruin, zoals wij hem gezien hebben, tot aan groen gevlekt alsof hij bemost is.
Roodoogmakikikker
De Roodoogmaki is de bekendste kikker voor in het terrarium. Maar voor alle drie geldt dat ze een ruim terrarium verlangen, zeker als er meerdere mannetjes bij elkaar zitten, moet men rekening houden met een mogelijke afstand van elkaar van een halve meter, anders raken ze gestrest en worden ze uiteindelijk ziek. De Roodoogmaki kikkers hebben behoefte aan een dicht beplant terrarium met grootbladerige planten. Deze gebruiken ze om onder te slapen en voor de afzet van de eitjes. Er dient dagelijks geneveld te worden om een hoge luchtvochtigheid te handhaven. De dagtemperatuur dient tussen 24 en 28 °C te zijn en ‘s nacht moet deze rond de 20 en 22 graden liggen. Een grote drinkbak dient allereerst voor de bevochtiging en opvang van de larven maar ook omdat deze kikkers het heerlijk vinden om ‘s nachts in het water te zitten.
Auteur
Margie van der Heijden – Ons Natuurgenot Gouda
Copyright foto’s
Margie van der Heijden – Ons Natuurgenot Gouda