Piranha’s behoorden lang tot de familie van de Characidae (Karperzalmen), een grote familie van meer dan 1200 soorten (sub-)tropische zoetwatervissen, waartoe enkele van de meest bekende en populaire aquariumsoorten behoren, zoals Neontetra’s, Kardinaaltetra’s en Bijlzalmen. Piranha’s werden gerekend tot de onderfamilie Serrasalminiae (serra betekend ‘gezaagd’, salmus ‘zalm’): de naam is gebaseerd op de gezaagde, kielachtige ‘richel’ die over de buiklijn (en bij sommige soorten ook over de rug) loopt, om het lichaam gestroomlijnder te maken (om sneller te kunnen zwemmen).
Inmiddels is de onderfamilie Serrasalminiae verheven tot echte familie en heet nu Serrasalmidae.
Het is niet precies bekend uit hoeveel soorten deze groep vissen bestaat, omdat de wetenschappelijk correcte classificatie nog een zwaar bediscusseerd onderwerp is. Daarnaast worden er nog vrij regelmatig nieuwe soorten en kleur- en vormvarianten van bestaande soorten ontdekt, en brengt wetenschappelijk onderzoek (DNA-onderzoek, studie van parasieten die piranha’s als gastheer gebruiken, morphologie, etc.) nog regelmatig nieuwe feiten aan het licht. Voor zover bekend zijn er minimaal 98 verschillende soorten Serrasalmidae, Pacu’s (Tambaqui), Schijfzalmen, Wimpelpiranha’s etc. meegerekend.
Onderverdeling
De familie Serrasalmidae bestaat uit een aantal geslachten: Pygocentrus, Serrasalmus, Pristobrycon, Pygopristis, Catoprion, Metynnis, Colossoma en enkele anderen. De drie soorten uit de eerste familie staan ook wel bekend onder de verzamelnaam “Echte Piranha’s”, leden uit het geslacht Serrasalmus worden ook wel “Pirambeba’s” genoemd. Deze pagina zal voornamelijk om deze twee groepen gaan, omdat het hier om de piranha’s gaat die iedereen kent: de meeste liefhebbers houden soorten uit deze twee genera. Zoals boven al vermeld, heerst er nog veel onduidelijkheid en verwarring over de correcte classificatie van de soorten uit de genera Pygocentrus en met name Serrasalmus, omdat een aantal soorten bijzonder veel op elkaar lijkt. Het feit dat veel piranha’s onder een gewone (hobby-)naam, gebaseerd op uiterlijk en kleur (dus zonder wetenschappelijke waarde) worden verkocht maakt de zaak alleen maar complexer.
Daarnaast hebben veel soorten in het verleden andere wetenschappelijke namen gehad en zijn sommigen naar een ander geslacht herclassificeerd: zo stond in het verleden Pygocentrus nattereri (de overbekende Rode Piranha) bekend als Serrasalmus nattereri en Rooseveltiella nattereri, Pygocentrus cariba als Serrasalmus notatus, en Serrasalmus rhombeus (Zwarte Piranha) als Serrasalmus niger.
De recente ontdekking van nieuwe soorten, en de resultaten van DNA-onderzoek maken volledige en correcte classificatie een nog moeilijker taak. Wat eerst bekend stond als Serrasalmus niger is tegenwoordig geclassificeerd als Serrasalmus rhombeus, en recent onderzoek suggereert zelfs dat het hier niet om een enkele soort, maar een complex van op elkaar lijkende, maar soortverschillende vissen (onder meer afhankelijk van de vindplaats in het wild). Het is dus goed mogelijk dat, indien de wetenschap dit vermoeden bevestigt, de Serrasalmus rhombeus-‘complex’ wordt opgesplitst in een aantal nieuwe soorten. Dit verhaal is overigens ook van toepassing op een aantal andere piranha-soorten, zoals Serrasalmus spilopleura: waarschijnlijk een complex van verwante soorten, met subtiele verschillen in kleur, lichaamsbouw en verspreidingsgebied.
Classificatie
Serrasalminae Classificatie (per Nelson, 1994) | |
---|---|
Phylum | Cordata (dieren met hersenen) |
Subphylum | Vertebrata (gewervelden) |
Superklasse | Gnathostomata (gewervelden met tanden) |
Klasse | Actinopterygii (vissen/straalvinnigen) |
Divisie | Teleostei (echte beenvissen) |
Super order | Ostariophysi (beenvissen) |
Order | Characiformes (karperzalm-achtigen) |
Familie | Serrasalmidae |
Geslachten | Pyogocentrus: Caribe / ‘Echte’ piranha’s Serrasalmus: Pirambeba’s Pristobryon: Pirambeba’s Pygopristis: Pirambeba’s Catprion: Wimpel Piranha’s Colossoma: Tambaqui / Pacu’s Piaractus: Pacu’s Acnodon: Sheep Pacu’s Ossubtus: Parrot Pacu’s Metynnis: Schijfzalmen Myleus: Schijfzalmen Mylossoma: Schijfzalmen |
Piranha soorten
Geslacht Pygocentrus (Echte Piranha’s)
- Pygocentrus cariba: Cariba Piranha, Cariba, Caribe, Schoudervlekpiranha, Orinoco Piranha, Venezuelaanse Rode Piranha
- Pygocentrus nattereri: Natterer Piranha, Rode Piranha, Roodbuikpiranha, Roodbuik, Piranha, Ternetzi Piranha, Gouden Piranha, Gele Natterer Piranha.
- Pygocentrus piraya: Piraya, Piraya Piranha, Rio São Francisco Piranha, Keizerpiranha, Piranha
Geslacht Serrasalmus (Pirambeba’s)
- Serrasalmus altispinis: ???
- Serrasalmus altuvei: Altuvei Piranha, “Caribe Azul”
- Serrasalmus auriventris
- Serrasalmus brandtii: Brandtii Piranha, Groene Piranha, Gouden Piranha, “Cavaca”
- Serrasalmus compressus: Compressus Piranha
- Serrasalmus eigenmanni: Eigenmann’s Piranha
- Serrasalmus elongatus: Snoekpiranha, Pingke Piranha, Serrasalmus pinke, “Caribe Pinche”
- Serrasalmus emarginatus
- Serrasalmus geryi: Geryi’s Piranha, Violetlijnpiranha
- Serrasalmus gibbus: Gibbus Piranha, Castelnau’s Piranha, “Caribe Dorado”
- Serrasalmus gouldingi: Goulding’s Piranha
- Serrasalmus hastatus: ???
- Serrasalmus hollandi: Holland’s Piranha
- Serrasalmus humeralis: Humeralis Piranha, Black Shoulder Spot Piranha
- Serrasalmus irritans: “Caribe Pinche”
- Serrasalmus maculatus: Maculatus Piranha, Mac
- Serrasalmus manueli: Manuel’s Piranha, Tijgerpiranha, Groene Tijgerpiranha, “Caribe Parguasero”
- Serrasalmus marginatus: “Caribe”
- Serrasalmus medinai: Medinai Piranha, Roodkeelpiranha, “Caribe”
- Serrasalmus nalseni: “Caribe Pintado”
- Serrasalmus neveriensis: Rio Neveri Piranha, “Caribe de Rio”
- Serrasalmus nigricans
- Serrasalmus odyssei
- Serrasalmus rhombeus: Zwarte Piranha, Witte Piranha, Rhombeus Piranha, Gevlekte Piranha, Diamantpiranha, “Caribe Amarillo”, “Caribe Ojo Rojo”
- Serrasalmus sanchezi: Sanchez’ Piranha, Roodkeel Piranha, Robijnrode Piranha, Roodbuik Diamand Piranha
- Serrasalmus serrulatus: “Caribe Cortador”
- Serrasalmus spilopleura: Spilopleura Piranha, Spilo, Gouden Piranha, Diamantpiranha, Gespikkelde Piranha, “Caribe Dorado”
Geslacht Pristobrycon
- Pristobrycon aureus: Gouden Piranha, Gele Palometa, “Palometa”, “Palometa de Rio”
- Pristobrycon calmoni: Calmoni Piranha
- Pristobrycon careospinus: ???
- Pristobrycon maculipinnis: Marbled Piranha
- Pristobrycon striolatus: Gevlekte Piranha, Scapularis Piranha, “Caribito”, “Palometa Caribe”
Geslacht Pygopristis
- Pygopristis denticulata: Denticulata Piranha, Gouden Piranha, “Caribe Palometa”, “Caribito”
Geslacht Catoprion (Wimpel Piranha’s)
- Catoprion mento: Wimpel Piranha
Pacu’s
- Acnodon normani: Schaapsnuitpacu
- Acnodon oligacanthus
- Acnodon senai
- Colossoma macropomum
- Ossubtus xinguensi: Pagegaaipacu
- Piaractus brachypomus: Pacu, Gewone Pacu, Rode Pacu, Tambaqui, Zwarte Pacu, Zilver Pacu.
- Piaractus mesopotamicus
Schijfzalmen
- Metynnis altidorsalis
- Metynnis argenteus: Schijfzalm, Zilverschijfzalm, Dikkopschijfzalm
- Metynnis cuiaba
- Metynnis fasciatus: Gestreepte Schijfzalm
- Metynnis guaporensis
- Metynnis hypsauchen: Schreitmüller’s Schijfzalm, Gestreepte Schijfzalm
- Metynnis lippincottianus: Gestippelde Schijfzalm
- Metynnis longipinnis
- Metynnis luna: Roodvlekschijfzalm
- Metynnis maculatus: Gespikkelde Schijfzalm
- Metynnis melanogrammus
- Metynnis mola
- Metynnis orinocensis
- Metynnis otuquensis
- Metynnis polystictus
- Myleus altipinnis
- Myleus knerii
- Myleus micans
- Myleus pacu
- Myleus setiger
- Mylesinus paraschomburgkii
- Mylesinus paucisquamatus
- Mylesinus schomburgkii
- Myloplus arnoldi
- Myloplus asterias
- Myloplus levis
- Myloplus lobatus
- Myloplus lucienae
- Myloplus planquettei
- Myloplus rhomboidalis
- Myloplus rubripinnis: Roodvinschijfzalm
- Myloplus schomburgkii: Zwartbandschijfzalm
- Myloplus ternetzi
- Myloplus tiete
- Myloplus torquatus
- Myloplus tumukumak
- Myloplus zorroi
- Mylossoma duriventre: Zilver Mylossoma, Schijfzalm
Uiterlijke kenmerken
De piranha’s kunnen, zoals gezegd, opgedeeld worden in een aantal verschillende genera, die qua uitelijk, kleur en patronen verschillende zijn. De soorten uit de geslacht Pygocentrus hebben een convexe snuit en een massieve, bijzonder sterk ontwikkelde onderkaak (veel meer dan soorten uit de andere genera). De vorm van kop en kaak is een goede indicatie van het dieet: volwassen Pygocentrus-piranha’s zijn volwaardige carnivoren, die vaak hun prooi actief achterna jagen.
Serrasalmus-piranha’s hebben een meer concave snuit en minder sterk ontwikkelde onderkaken. Een aantal soorten voedt zich voornamelijk met vinnen en schubben van andere vissen, sommigen met fruit, zaden en noten, en hebben om die reden zijn de krachtige Pygocentrus-achtige kaken, vooral bedoeld om door huid, spieren en botten te bijten, niet vereist. Dit betekent echter niet dat dit geslacht uitsluitend bestaat uit herbivoren en parasieten: de meeste soorten vullen hun dieet wel degelijk aan met vleesvoer, en sommigen, zoals Serrasalmus elongatus, rhombeus en manueli leven voornamelijk van vlees en vis, met name als volwassenen, en hebben om die reden ook goed ontwikkelde kaken.
Driehoekige tanden
Voornamelijk vleeseter of niet niet, allee soorten uit bovengenoemde twee genera bezitten het merkteken van de piranha: de driehoekige tanden, scherp als een scheermes. De tanden in de onderkaak spreken het meest tot de verbeelding: ze zijn het grootst en het meest zichtbaar. Maar ook in de bovenkaak zitten tanden: weliswaar kleiner, maar minstens net zo scherp. Als de vis zijn bek sluit, vallen de tanden precies in elkaar, vergelijkbaar met een berenval. Dit stelt piranha’s in staat om stukjes vlees met bijna chirurgische precisie uit hun prooi te bijten, daarbij hun prooi letterlijk stukje bij beetje uit elkaar halend.
Alle piranha-soorten hebben een gespierd en dik, zij het zijlangs samengedrukt lichaam, met kiel-achtige randen lopend over de ruglijn, van het achterhoofd tot aan de rugvin, en over de buiklijn, van de kiewen tot aan de anaalvin. Dit, in combinatie met een grote krachtige staart en een lichaam bedekt met kleine schubben, resulteert in een gestroomlijnde vis, een snelle en behendige zwemmer. Het buitenbeentje van de familie, qua vorm, is Serrasalmus elongatus: met zijn slanke, zalm- of forelachtige lichaam lijkt hij nauwelijks op zijn hooggebouwde familieleden, maar hij heeft wel de grote, goed ontwikkelde staart. Het is wellicht zelfs de snelste zwemmer van de familie.
In tegenstelling tot veel andere soorten vissen hebben piranha’s een twee, kleine vin op de rug, tussen rug- en staartvin: de vetvin. Deze vin is karakteristiek voor de familie van de karperzalmen, maar er zijn nog enkele andere families waar deze vin voorkomt, zoals bepaalde meervallen.
Bij het navigeren van donkere rivieren en jagen op prooi worden piranha’s geholpen door een paar grote ogen, die hen ook in staat stelt in schemerlicht te jagen. Daarnaast hebben ze flapjes bij de neus, die de instroom van water maximaliseren, en ze beter in staat stelt prooidieren te vinden. Piranha’s hebben een zeer goede reukzin: hun natuurlijke leefgebied bestaat vaak uit troebele rivieren, nog verder verduisterd door overhangende vegetatie – met behulp van hun reukzin weten ze de weg naar voedsel desondanks feilloos te vinden.
Geslachtsonderscheid
Volgens de meeste experts is het onmogelijk om, uitgaande van uiterlijke kenmerken, verschillende tussen beide sekses te ontdekken (met andere woorden, piranha’s zijn niet seksueel dimorfisch), en algemeen wordt aangenomen dat de enige echt betrouwbare methode om de geslachten onderscheiden is om de vissen te observeren bij het paaien. Het klopt weliswaar dat grote, geslachtsrijpe vrouwtjes vaak wat dikker zijn door de eieren die ze bij zich dragen, maar een betrouwbare methode om ze te onderscheiden van mannetjes is het zeker niet, aangezien goed doorvoede mannetjes net zo dik kunnen zijn.
De enig bekende uitzonderingen op het bovenstaande vormen de Wimpel Piranha (Catoprion mento), bij welke er duidelijk aanwijsbare visuele verschillen tussen mannetjes en vrouwtjes aanwezig zijn, en mogelijk de Denticulata Piranha (Pygopristis denticulata).
Sociaal gedrag
In het wild leven de piranha’s uit de geslacht Pygocentrus in grote scholen, bestaande uit honderden, soms wel vele duizenden exemplaren, Zuidamerika’s tropische rivieren voor dieren onveilig makend. Deze situatie is in een thuisaquarium onmogelijk te imiteren, maar ook in gevangenschap kunnen piranha’s diverse aspecten van hun wilde gedrag ten toon spreiden, mits ze onder natuurlijke omstandigheden gehouden worden.
Ten eerste zal elke school in gevangenschap, afhankelijk van het formaat van de groep, één of meerdere dominante vissen hebben: de alfa(‘s) van de school. Alhoewel alle leden van de school vaak dicht op elkaar gepakt zitten zullen dominante vissen niet aarzelen hun positie kenbaar maken, mocht dat noodzakelijk zijn. In de meeste gevallen is de alfa de grootste, meest agressieve and minst schuwe vis van de school, de vis die als eerste en het meest prominent aanwezig tijdens voeder-sessies. Daarnaast heeft hij niet zelden de meest gewilde locatie in het aquarium, geclaimd als territorium. Dit is een plek die het beste zicht biedt op wat er zoal gebeurd in het aquarium, vaak dicht bij plekken waar regelmatig voer te vinden is en/of in de buurt van de stroming veroorzaakt door een circulatiepomp. Dit territorium zal fel worden verdedigd tegen indringers en potentiële rivalen. ‘Onderdanen’ die zich in het territorium van de alfa wagen, die niet correct tegenover de alfa opstellen, of zich niet onderdanig genoeg tonen zullen worden gecorrigeerd: dit kan variëren van het aannemen van een dreigende houding, het verjagen van de onwillige vis, of zelfs een gevecht met verwondingen of zelfs de dood als gevolg.
Op basis van mijn eigen ervaringen en wat ik van anderen heb gehoord ben ik van mening dat piranha’s slechts zelden doorvechten tot de dood erop volgt: indien mogelijk trachten deze dieren hun geschillen op een meer symbolische wijze te beslechten, en proberen ze door het aannemen van een dreigende en vervaarlijke houding (kop naar beneden, open bek, slaan met de staart) hun boodschap over te brengen. Maar indien dat nodig wordt geacht zijn zal een piranha niet aarzelen zijn wapenarsenaal ook daadwerkelijk te gebruiken!
Scholend piranha-soorten leven in een constante staat van achterdocht, angst en wederzijds wantrouwen, zelfs als alles op het oog kalm een vreedzaam lijkt: alle leden van de school zijn immers prima in staat hun schoolgenoten zwaar te verwonden of zelfs te doden. Om te overleven, en al helemaal om een dominate plek in de school te verkrijgen en handhaven, moet elke vis altijd weten waar de anderen zich bevinden, in wat voor een stemming ze zijn en hoe ze zich het komende moment kunnen gaan gedragen. Een moment van onachtzaamheid kan verstrekkende gevolgen hebben als je leeft in een school piranha’s.
Dit gedrag is een gedeeltelijke verklaring voor het vaak schichtige en nerveuze gedrag van scholende piranha’s in gevangenschap, ondanks hun vervaarlijke reputatie. Een moment van onachtzaamheid kan het einde betekenen, en dat al helemaal in het wild, waar piranha’s op de menukaart van een groot aantal roofdieren staan, zoals jaguars, kaaimannen, boto’s (Amazone dolfijnen) en talloze andere soorten zoogdieren, vogels, reptielen, en vissen. Zelfs soortgenoten vormen een gevaar: kannibalisme is geen zeldzaam verschijnsel in een school piranha’s, met name onder jongen en tijdens het droogte-seizoen, wanneer voedsel steeds moeilijkerte vinden is, en de dieren vaak in langzaam opdrogende poelen samengepakt zijn. Jonge piranha’s hebben zelfs nog meer natuurlijke vijanden, en moeten ook nog eens oppassen voor diverse uit de kluiten gewassen insekten-soorten en schaaldieren. In gevangenschap worden piranha’s vaak na verloop van tijd minder schichtig, vooral als het aquarium zo is ingericht dat er veel schuilplaatsen zijn en de lichten gedimd zijn. Schuilplaatsen en weinig licht geven de vissen een gevoel van veiligheid, en maakt ze minder nerveus met het oog op potentiële rovers: het gevolg is dat de vissen actiever zijn, meer vrijuit door het aquarium zwemmen, en een meer ‘natuurlijk’ gedrag zullen vertonen.
In het wild bestaat de hoofdmoot van het dieet van Pygocentrus-soorten uit vis. Ze vangen hun prooi door actief achternajagen, vanuit een hinderlaag. Als een piranha de onfortuinlijke vis eenmaal beet heeft, duurt het niet lang voordat meerdere piranha’s zich verzamelen om de prooi, die dan verbazingwekkend snel in stukken wordt gebeten en opgegeten. Naast vis voeden scholende piranha’s zich ook met insecten, schaaldieren, vogels die in het water beland zijn, en soms ook kleine zoogdieren, amfibieën en reptielen: in feite elk dier dat zich op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bevind, zich niet snel genoeg uit de voeten kan maken, en klein en verzwakt genoeg is om zich door een school hongerige piranha’s te laten overmeesteren. Zo heeft men waargenomen hoe kleine groepen Pygocentrus cariba zich verzamelen onder bomen vol met nestelende watervogels. Om nog onbekende redenen lijken de vissen te weten wanneer en waar de eieren uitkomen: het enige dat de vissen hoeven te doen is wachten totdat ruzieënde kuikens elkaar uit het nest duwen: gedrag dat verrassend veel overeenkomsten vertoont met wat Alligators doen in de Everglades. En in tijden met een gebrek aan prooidieren gaan piranha’s zelfs over op het eten van vruchten, zaden en noten, wat eens te meer aantoont dat deze dieren zich bijzonder goed hebben aangepast aan de omstandigheden waarin ze trachten te overleven.
De legendarische verhalen van grote prooidieren en zelfs mensen die in luttele minuten worden gereduceerd tot een kaal skelet zijn slechts ten dele waar: tot nog toe zijn er geen bevestigde verhalen van gezonde mensen die zijn gedood en opgegeten door een school hongerige piranha’s. Dit betekent overigens niet dat een grote school er niet toe in staat is! Menselijke resten worden regelmatig uit Zuid-Amerika’s rivieren gevist, vaak aangevreten door piranha’s: het gaat hier echter om verdrinkingsslachtoffers, slachtoffers van een misdrijf of resten van overledenen die in een rivier zijn gedumpt.
Wel zijn er ooggetuige-verslagen van dieren ter grootte van een kaaiman of capibara die levend werden verslonden. Ook zijn er verhalen van boeren, levend in gebieden waar piranha’s een ware plaag vormen, die een koe of varken opofferen door ze een stukje stroomafwaarts al dan niet verwond in het water te gooien: op deze manier kan men – relatief – veilig de oversteek van de rivier aanvaarden. Het gaat hierbij echter, net als bij wilde dieren die ten prooi vallen aan een school piranha’s, veelal om zieke, gewonde en/of verzwakte, dus misbare dieren. Gezonde dieren van flink formaat zullen alleen worden aangevallen als de nood hoog is, met andere woorden tijdens het laagwater-seizoen. Gedurende deze periode zijn prooidieren schaars, en is de bewegingsvrijheid door het droogvallen van waterwegen zeer beperkt: het is juist tijdens deze periode dat grotere dieren het meeste gevaar lopen aangevallen te worden door een groep uitgehongerde piranha’s. Tijdens deze periode van schaarste is overigens ook kannibalisme een veelvoorkomend fenomeen. Naast tijdens het droge seizoen schijnen piranha’s een stuk agressiever te zijn tijdens de paaitijd, tijdens welke ook relatief meer aanvallen op grotere dieren zijn waargenomen. Waarschijnlijk gaat dit slechts gedeeltelijk om voedsel, en met name ter bescherming van het eigen territorium en nest met eieren.
Normaliter vormen zieke, verzwakte en gewonde dieren de hoofdmoot van het dieet van de piranha, en om die reden wordt de piranha vaak gezien als de gezondheidspolitie van de Amazone (zoals gieren en hyena’s dat op de Afrikaanse savannes zijn). Zoals veel aquatische roofdieren worden ze aangetrokken door tekenen van stress, zoals opspetterend water en wilde, ongecontroleerde bewegingen van hun aanstaande prooi. Als de eerste dieren eenmaal de aanval hebben ingezet en hebben toegebeten zullen al snel meer piranha’s naar de voederplaats komen, aangetrokken door het gespartel van de prooi, het bloed en de geluiden die de reeds etende piranha’s veroorzaken. In de meeste gevallen is het schouwspel binnen hooguit een paar minuten voorbij…
Met uitzondering van een paar soorten (zoals Serrasalmus spilopleura, Serrasalmus maculatus en Serrasalmus geryi) zijn piranha’s uit het geslacht Serrasalmus ‘einzelgängers’, grotendeels solitaire vissen. In de meeste gevallen zullen piranha’s uit dit geslacht geen soortgenoten bij zich in het aquarium dulden, en zijn ze bijzonder territoriaal en agressief. Hun gedrag in het wild is door gebrek aan onderzoek grotendeels onbekend. Wat we weten is dat Serrasalmus rhombeus van tijd tot tijd samenkomt en in kleine groepen door hun leefgebied trekt, maar over het algemeen tot een individualistische manier van leven verkiezen. Wellicht gebeuren deze samenscholingen alleen in tijden van gedwongen migratie (bijvoorbeeld door het laagwater-seizoen), en/of tijdens het paarseizoen.
Wat ook bekend is is dat de jongen van de meeste soorten qua verschijning nogal afwijken van de volwassen dieren, en wel om een specifieke reden: van de meeste Serrasalmus-soorten lijken de jonge dieren sprekend op exemplaren van de soorten uit het geslacht Pygocentrus, of zelfs grotere tetra-soorten. Dit verschijnsel wordt mimicry genoemd, en heeft een specifieke functie voor de opgroeiende piranha’s: leven in het midden van een grote groep soortgelijke vissen betekent naast de veiligheid van het anonieme leven in een grote groep ook een niet aflatende stroom voedsel. Jonge piranha’s zijn namelijk parasitair, en voeden zich voor een belangrijk deel met stukjes staart, vin en schubben van andere vissen. Dit fourageergedrag zal de ‘gastheer’ niet het leven kosten, wat inhoud dat de jongen een onuitputtelijke bron van voedsel hebben weten aan te boren. Als de vissen eenmaal volwassen worden zullen ze hun metgezellen verlaten, en hun eigen gang gaan, alhoewel bij sommige soorten, met name die met en zilveren rug en een rode buik, dit gedrag ook bij halfwas of volwassen dieren (bijvoorbeeld Serrasalmus medinai en Serrasalmus sanchezi, parasiterend op Pygocentrus-soorten) is waargenomen.
Qua dieet voeden piranha’s uit het geslacht Serrasalmus zich grotendeels met hetzelfde voedsel als hun Pygocentrus-verwanten. Een verschil is dat hun meer solitaire levensstijl het doden van grote prooidieren – uiteraard – onmogelijk maakt. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat plantaardig voedsel een groter deel van hun dieet uitmaakt als bij hun in scholen levende verwanten. Volwassen exemplaren zijn overigens meer carnivoristisch ingesteld dat jongen en halfwas dieren, wat waarschijnlijk te maken heeft met hun in verhouding veel sterker ontwikkelde kaken en kaakspieren.
Reproductie
Er is maar weinig bekend over de voortplanting van piranha’s, aangzien er slechts zeer sporadisch observaties in het wild zijn gemaakt. Bijna alles dat we weten is gebaseerd op observaties in aquariums, en slechts voor een beperkt aantal soorten: slechts een paar soorten zijn tot op heden in gevangenschap gekweekt. Pygocentrus nattereri (inclusief de “Ternetzi” variant), Serrasalmus maculatus en Serrasalmus spilopleura, en meer recentelijk (2002) Pygocentrus cariba zijn door hobbyisten in thuisaquaria gekweekt. Daarnaast is bij een klein aantal andere soorten, waaronder Serrasalmus rhombeus, sporadisch waargenomen dat ze zich in grote openbare aquaria en dierentuinen hebben voortgeplant.
De onderstaande beschrijving is gebaseerd op de reproductie van Pygocentrus nattereri, de soort die het meest regelmatig in gevangenschap wordt nagekweekt. Het is niet onrealistisch om aan te nemen de voortplanting bij de andere soorten grotendeels hiermee overeenkomt, maar vanwege gebrek aan informatie is dat niet met 100-procent zekerheid te zeggen. Wellicht verloopt het paaien bij de meer solitaire soorten afwijkend vanwege hun meer anti-sociale houding: sommige wetenschappers vermoeden dat Serrasalmus-soorten tijdens de paaitijd bepaalde hormonen afgeven waarmee wordt aangegeven dat de vis klaar is voor reproductie, en waardoor agressiviteit tijdelijk verminderd wordt.
Om piranha’s te laten voortplanten moet een groot aantal omstandigheden geschikt zijn. Ten eerste moet de kweekbak in een rustige omgeving staan, zodat de vissen tijdens hun bezigheden zo min mogelijk gestoord worden. Daarnaast moet de qualiteit van het water perfect zijn: geen ammonia en nitrieten, zo min mogelijk nitraten, een lage pH (zuur water), een goede doorluchting, en een temperatuur van zo’n 24-27 graden celsius. De vissen zelf moeten compatibel zijn, wat inhoud dat de groep al geruime tijd samen is en er een duideljke hierarchie binnen de school is gevestigd (om gevechten voor een bepaalde plek binnen de rangorde, en dus onrust te voorkomen). Als zich eenmaal een geschikt paartje heeft gevormd, is het een optie om beide dieren in een aparte bak over te plaatsen, maar noodzakelijk is dit niet. Verder moet de bak ruim bemeten zijn, zeker als het om groter aantal vissen gaat: een paartje moet genoeg ruimte hebben om een geschikt territorium te vormen, dit te verdedigen tegen indringers, en om zich bezig te kunnen houden met het bouwen van een nest, het baltsspel en uiteindelijk de voortplanting zelf. En last but not least is een goede dosis geluk nodig: piranha’s kweken wanneer het hen uitkomt, en om geen ekele andere reden…
Als een paar klaar is om te paaien, zal het zich afzonderen van de rest en beginnen met het bouwen en verdedigen van een eigen territorium. Buitenstaanders wordt op agressieve wijze duidelijk gemaakt worden dat ze er niet welkom zijn. Beide vissen worden aanzienlijk donkerder van kleur, en zoals gezegd worden ze bijzonder agressief en territoriaal (pas op: de kans om aangevallen te worden is aanzienlijk groter in deze periode!)
In hun territorium zullen beide vissen gezamelijk werken aan de bouw van een nest op de bodem, door alle planten af te bijten, grotere stenen te verwijderen, en een kuil in het substraat te ‘graven’ door met de staart te zwiepen en door het weg te blazen. De nestbouw is een zeer geritualiseerde bezigheid waar beide dieren intensief mee bezig zijn, en kan enkele dagen in beslag nemen. Als het nest eenmaal naar wens is probeert het mannetje het vrouwtje boven het nest te lokken en tracht haar over te halen haar eieren te leggen. Ook dit kan vrij lang duren (een aantal uren, meestal tijdens de ochtend- of avondschemer) aangezien, net als tijdens de bouw van het nest, er voortdurend gebaltst wordt.
Legt het vrouwtje eenmaal de eieren, dan zorgt het mannetje ervoor dat deze snel bevrucht worden (er kunnen altijd kapers op de kust zijn). Aan hem de taak het nest met de eieren te bewaken, en deze taak wordt zeer serieus genomen: elke vis die ook maar enigszins dichtbij het nest komt (piranha’s zowel als andere vissen) wordt hardhandig verwijderd. Het is niet ongewoon dat zelfs het vrouwtje niet meer bij het nest in de buurt wordt toegelaten, al komt het ook voor dat zij actief meehelpt bij de bewaking van het nest.
De bevruchte eieren, oranje van kleur, komen na 2-3 dagen uit. De dooierzak voorziet het jongbroed gedurende de eerste dagen van voedsel. Na een paar dagen beginnen de jongen vrij rond te zwemmen, en na 6-7 dagen is de dooierzak opgebruikt. Dit is het beste moment om het jongbroed over te hevelen naar een aparte kweekbak, omdat vanaf nu de diertjes gevoerd moeten worden. Let op dat de ouders hun nakomelingen vaak met hetzelfde enthousiasme bewaken als hun nest met eieren: voorzichtigheid is dus geboden!
De levensloop van de Rode Piranha in een notedop
Als het jongbroed de moeilijke eerste dagen hebben overleefd en voedsel accepteren, zullen ze een ware groeispurt doormaken. De jongen zijn zilverkleurig, de flanken overdekt met kleine zwarte stippen. De vorm van de kop is veel meer concaaf als bij volwassen dieren, en om die reden zijn jongen van de geslachten Pygocentrus en Serrasalmus bijzonder moeilijk uit elkaar te houden (zie ook de bovenstaande opmerkingen over mimicry).
Zelfs als babies zijn piranha’s bijzonder gulzige eters. Klein voedsel zoals nauplius-larven en fijngekruimeld vlokkenvoer is geschikt voor de jongste diertjes, en naarmate ze ouder worden kunnen andere voedselitems aan hun dieet worden toegevoegd: grotere vlokken, blood wormen, muggenlarven, krill en ander klein voer. Jongen moeten veelvuldig gevoerd worden, zo’n 2-3 keer per dag, om ze gezond te houden en hun ontwikkeling niet te storen. daarnaast zijn jonge piranha’s extreem kannibalistisch aangelegd, zodat een voldoende voedsel letterlijk van levensbelang is.
Goed gevoerd zullen jonge piranha’s snel groeien: in de eerste maanden kan de groeisnelheid oplopen tot zo’n 1,5-3cm. per maand, en al snel kan hun dieet aangevuld worden met zaken als garnalen, visfilet en stukjes spiering, kleine levende visjes (ik gebruikte Neon Tetra’s) enzovoorts. Runderhart moet vermeden worden totdat de dieren zeker 9 maanden oud zijn, aangezien het erg vet is en het nogal vezelig van structuur, wat problemen met de spijsvertering kan veroorzaken. En de resulterende verstopping kan dodelijke gevolgen hebben. Overigens geldt dit ook voor volwassen exemplaren, al zal een runderhartmaaltijd als sporadisch gevoerde traktatie (eens per maand) niet zo snel problemen opleveren.
Na een paar maanden beginnen de jongen rode verkleuring van de buik en anaal-, borst- en buikvinnen te ontwikkelen, en beginnen de zwarte vlekken op de flanken langzaam te vervagen. Tegelijkertijd maakt de zilvergrijze kleur van het lichaam langzaam plaats voor het staalgrijs met blauwige of groenige zweem dat zo karakteristiek is voor volwassen exemplaren. De groeisnelheid blijft hoog totdat de vissen een lengte van zo’n 10-15 cm. bereikt hebben: de dieren zijn dan zo ongeveer 12-14 maanden oud, afhankelijk van het dieet, waterkwaliteit, -samenstelling en -temperatuur, de hoeveelheid stress, de aan- danwel afwezigheid van een stromingspomp.
Daarna zal de groeisnelheid afnemen tot zo’n 1-3 cm. per jaar (en zelfs nog minder als de vissen een formaat van zo’n 20 cm. hebben bereikt). De dieren zijn geslachtsrijp wanneer ze 18-24 maanden oud zijn, opnieuw afhankelijk van de net genoemde factoren. Hoe ouder een vis is, hoe donkerder de vis wordt. Sommige exemplaren verliezen zelfs hun rode buik en worden compleet zwart (zie foto), soms door ouderdom, soms door stress, en soms door hormonen (tijdens het voortplantingsseizoen).
Rode Piranha ontwikkeling
Bron: Piranha-info.com
Ik heb een vraag, ik heb nu al bijna 5jaar een school van 7 piranhas.
Ze zwemmen in een 2.5m 70×70 bak.
De laatste 2 dagen heb ik 1 piranha wat zit raar gedraagt en eet ook niks meer…
Ze ligt op de bodem en aventoe zwemt ze wat onrustig rond, hiervoor gebruikt ze haar zijvinnen ook overmatig veel vergeleken met de rest.
Wat kan het probleem zijn met haar?
Ik ben bang dat ze het niet gaat oveleven.
Aub hulp.
Zonder dat er uiterlijke symptomen zijn is het vrijwel onmogelijk om te achterhalen wat er mis is met een vis. Doorgaans laten ze ook pas zien dat ze ziek zijn als ze al heel ver heen zijn. Zwakke dieren zijn tenslotte een makkelijke prooi. Ik ben bang dat het dan al te laat is. Weet je zeker dat ze niet gewoon te gulzig is geweest met eten?